Engels

Uitgebreide vertaling voor collective (Engels) in het Nederlands

collective:

collective [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the collective
    het collectief

Vertaal Matrix voor collective:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
collectief collective
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- corporate

Verwante woorden van "collective":

  • collectives, collectively, collect

Synoniemen voor "collective":


Antoniemen van "collective":

  • distributive

Verwante definities voor "collective":

  1. set up on the principle of collectivism or ownership and production by the workers involved usually under the supervision of a government1
    • collective farms1
  2. forming a whole or aggregate1
  3. done by or characteristic of individuals acting together1
    • the collective mind1
  4. members of a cooperative enterprise1

Wiktionary: collective

collective
adjective
  1. in grammar
collective
adjective
  1. gerelateerd aan meer dan een entiteit

Cross Translation:
FromToVia
collective collectief collectif — (grammaire, fr) Qui désigner plusieurs personnes ou plusieurs choses de la même espèce.
collective collectief collectifgroupe, association, groupement.

collect:

to collect werkwoord (collects, collected, collecting)

  1. to collect (gather)
    verzamelen; vergaren; bijeenzoeken
    • verzamelen werkwoord (verzamel, verzamelt, verzamelde, verzamelden, verzameld)
    • vergaren werkwoord (vergaar, vergaart, vergaarde, vergaarden, vergaard)
    • bijeenzoeken werkwoord (zoek bijeen, zoekt bijeen, zocht bijeen, zochten bijeen, bijeengezocht)
  2. to collect (gather)
    verzamelen; vergaren; inzamelen
    • verzamelen werkwoord (verzamel, verzamelt, verzamelde, verzamelden, verzameld)
    • vergaren werkwoord (vergaar, vergaart, vergaarde, vergaarden, vergaard)
    • inzamelen werkwoord (zamel in, zamelt in, zamelde in, zamelden in, ingezameld)
  3. to collect (take along; take away; pick up; )
    ophalen; meenemen; afnemen; afhalen; wegnemen; weghalen
    • ophalen werkwoord (haal op, haalt op, haalde op, haalden op, opgehaald)
    • meenemen werkwoord (neem mee, neemt mee, nam mee, namen mee, meegenomen)
    • afnemen werkwoord (neem af, neemt af, nam af, namen af, afgenomen)
    • afhalen werkwoord (haal af, haalt af, haalde af, haalden af, afgehaald)
    • wegnemen werkwoord (neem weg, neemt weg, nam weg, namen weg, weggenomen)
    • weghalen werkwoord (haal weg, haalt weg, haalde weg, haalden weg, weggehaald)
  4. to collect (pick up; fetch)
    ophalen; afhalen en meenemen; oppikken
    • ophalen werkwoord (haal op, haalt op, haalde op, haalden op, opgehaald)
    • oppikken werkwoord (pik op, pikt op, pikte op, pikten op, opgepikt)
  5. to collect (accept; receive)
    ontvangen; accepteren; aannemen; aanvaarden; in ontvangst nemen
    • ontvangen werkwoord (ontvang, ontvangt, ontving, ontvingen, ontvangen)
    • accepteren werkwoord (accepteer, accepteert, accepteerde, accepteerden, geaccepteerd)
    • aannemen werkwoord (neem aan, neemt aan, nam aan, namen aan, aangenomen)
    • aanvaarden werkwoord (aanvaard, aanvaardt, aanvaardde, aanvaardden, aanvaard)
    • in ontvangst nemen werkwoord (neem in ontvangst, neemt in ontvangst, nam in ontvangst, namen in ontvangst, in ontvangst genomen)
  6. to collect (gather together; glean; save; horde; pick up)
    verzamelen; vergaren; sparen; opeenhopen; oppotten; bijeenzamelen
    • verzamelen werkwoord (verzamel, verzamelt, verzamelde, verzamelden, verzameld)
    • vergaren werkwoord (vergaar, vergaart, vergaarde, vergaarden, vergaard)
    • sparen werkwoord (spaar, spaart, spaarde, spaarden, gespaard)
    • opeenhopen werkwoord (hoop opeen, hoopt opeen, hoopte opeen, hoopten opeen, opeengehoopt)
    • oppotten werkwoord (pot op, potte op, potten op, opgepot)
    • bijeenzamelen werkwoord
  7. to collect (gather; glean)
    verzamelen; oogsten; plukken
    • verzamelen werkwoord (verzamel, verzamelt, verzamelde, verzamelden, verzameld)
    • oogsten werkwoord (oogst, oogstte, oogstten, geoogst)
    • plukken werkwoord (pluk, plukt, plukte, plukten, geplukt)
  8. to collect (gather; assemble; accumulate; amass)
    verzamelen; verenigen
    • verzamelen werkwoord (verzamel, verzamelt, verzamelde, verzamelden, verzameld)
    • verenigen werkwoord (verenig, verenigt, verenigde, verenigden, verenigd)
  9. to collect (obtain; gather)
    inwinnen; trachten te krijgen
  10. to collect (learn; gain; receive; absorb)
    leren; kennis opdoen; opsteken; meekrijgen; oppikken; meepikken
    • leren werkwoord (leer, leert, leerde, leerden, geleerd)
    • kennis opdoen werkwoord
    • opsteken werkwoord (steek op, steekt op, stak op, staken op, opgestoken)
    • meekrijgen werkwoord (krijg mee, krijgt mee, kreeg mee, kregen mee, meegekregen)
    • oppikken werkwoord (pik op, pikt op, pikte op, pikten op, opgepikt)
    • meepikken werkwoord (pik mee, pikt mee, pikte mee, pikten mee, meegepikt)
  11. to collect (pick something up)
  12. to collect (pick up; gather; glean)
    oprapen; oppikken; opsnappen; oppakken
    • oprapen werkwoord (raap op, raapt op, raapte op, raapten op, opgeraapt)
    • oppikken werkwoord (pik op, pikt op, pikte op, pikten op, opgepikt)
    • opsnappen werkwoord (snap op, snapt op, snapte op, snapten op, opgesnapt)
    • oppakken werkwoord (pak op, pakt op, pakte op, pakten op, opgepakt)

Conjugations for collect:

present
  1. collect
  2. collect
  3. collects
  4. collect
  5. collect
  6. collect
simple past
  1. collected
  2. collected
  3. collected
  4. collected
  5. collected
  6. collected
present perfect
  1. have collected
  2. have collected
  3. has collected
  4. have collected
  5. have collected
  6. have collected
past continuous
  1. was collecting
  2. were collecting
  3. was collecting
  4. were collecting
  5. were collecting
  6. were collecting
future
  1. shall collect
  2. will collect
  3. will collect
  4. shall collect
  5. will collect
  6. will collect
continuous present
  1. am collecting
  2. are collecting
  3. is collecting
  4. are collecting
  5. are collecting
  6. are collecting
subjunctive
  1. be collected
  2. be collected
  3. be collected
  4. be collected
  5. be collected
  6. be collected
diverse
  1. collect!
  2. let's collect!
  3. collected
  4. collecting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor collect:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aannemen adoption; presumption; presupposition
aanvaarden acceptance; accepting; inner acceptance; intake
accepteren acceptance; intake
afnemen declining in force; decrease in power; decrease in strength; dust; remove; weakening; wipe off
inwinnen gathering
leren learning; studying
meekrijgen winning over
opeenhopen accumulation
oprapen picking up
opsteken holding up; putting up
wegnemen amputating; amputation; removing; taking
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aannemen accept; collect; receive abide; accept; accept a gift; adopt; believe; believe in; employ; engage; hire; presume; recruit; sign on; take; take on; take possession of
aanvaarden accept; collect; receive abide; accept; accept a gift; let come; let happen; put up with; submit to; take; take on; take possession of
accepteren accept; collect; receive abide; accept; accept a gift; let come; let happen; put up with; submit to; take; take on; take possession of
afhalen collect; come round for; fetch; pick up; take; take along; take away bone; flay; poach; skin
afhalen en meenemen collect; fetch; pick up
afnemen collect; come round for; fetch; pick up; take; take along; take away be shortcoming; cadge; clear away; clear up; collar; curtail; decline; decrease; diminish; dust; dwindle; expropriate; filch; go down; go thieving; lessen; make off with; mark down; nick; pilfer; pinch; purloin; reduce; regress; remove; rob; scale down; shrink; shrink away; sink; snatch; snitch; steal; swipe; take; take away; wain; waining
bijeenzamelen collect; gather together; glean; horde; pick up; save
bijeenzoeken collect; gather
iets ophalen collect; pick something up
in ontvangst nemen accept; collect; receive receive
inwinnen collect; gather; obtain
inzamelen collect; gather
kennis opdoen absorb; collect; gain; learn; receive
leren absorb; collect; gain; learn; receive acquire; aquire; educate; familiarise; familiarize; get the hang of; get used to; learn; master; pick up; practice; practise; qualify; study; studying; teach; train
meekrijgen absorb; collect; gain; learn; receive
meenemen collect; come round for; fetch; pick up; take; take along; take away take away; take out
meepikken absorb; collect; gain; learn; receive get a piece of the pie; get one's share
ontvangen accept; collect; receive entertain; receive; regale; welcome
oogsten collect; gather; glean gather; harvest; pick; reap
opeenhopen collect; gather together; glean; horde; pick up; save accumulate; heap up; mount up; pile up; place upon; stack
ophalen collect; come round for; fetch; pick up; take; take along; take away bring up; pull up; raise; retrieve
oppakken collect; gather; glean; pick up apprehend; arrest; capture; detain; hold; imprison; pick up; seize; take in custody; take prisoner
oppikken absorb; collect; fetch; gain; gather; glean; learn; pick up; receive acquire; get the hang of; learn; pick up; study
oppotten collect; gather together; glean; horde; pick up; save hoard; pot; store
oprapen collect; gather; glean; pick up
opsnappen collect; gather; glean; pick up
opsteken absorb; collect; gain; learn; receive acquire; get the hang of; learn; light a cigaret; pick up; study
plukken collect; gather; glean gather; harvest; pick; pluck; reap
sparen collect; gather together; glean; horde; pick up; save bank; consider; put money in the bank; save; spare
trachten te krijgen collect; gather; obtain
verenigen accumulate; amass; assemble; collect; gather
vergaren collect; gather; gather together; glean; horde; pick up; save
verzamelen accumulate; amass; assemble; collect; gather; gather together; glean; horde; pick up; save see each other; to gather; visit
weghalen collect; come round for; fetch; pick up; take; take along; take away remove
wegnemen collect; come round for; fetch; pick up; take; take along; take away cadge; collar; expropriate; filch; go thieving; make off with; nick; pilfer; pinch; purloin; remove; rob; snatch; snitch; steal; swipe; take; take away
- accumulate; amass; call for; compile; garner; gather; gather up; hoard; pick up; pile up; pull in; pull together; roll up; take in
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afhalen will call
- cod
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- call for; call in; fetch

Verwante woorden van "collect":


Synoniemen voor "collect":


Antoniemen van "collect":


Verwante definities voor "collect":

  1. payable by the recipient on delivery1
    • a collect call1
    • the letter came collect1
  2. make a telephone call or mail a package so that the recipient pays1
    • call collect1
    • send a package collect1
  3. a short prayer generally preceding the lesson in the Church of Rome or the Church of England1
  4. assemble or get together1
  5. get or bring together1
  6. call for and obtain payment of1
    • we collected over a million dollars in outstanding debts1
    • he collected the rent1
  7. get or gather together1
  8. gather or collect1

Wiktionary: collect

collect
verb
  1. to gather together
collect
verb
  1. (overgankelijk) geld inzamelen door rondgang
  2. (geld) in ontvangst nemen.
  3. verschuldigd geld in ontvangst nemen
  4. bijeenbrengen
  5. verzamelen
  6. een verzameling hebben of aanleggen

Cross Translation:
FromToVia
collect ophalen abholentransitiv: von einem Ort nehmen, um es (mit sich) an einen anderen zu bringen
collect verkrijgen erfassen — (transitiv) Daten, Informationen aufnehmen
collect verzamelen; collecteren; inzamelen sammelnsystematisches Suchen, Erhalten und Aufbewahren einer abgegrenzten Art bzw. Kategorie bestimmter Gegenstände oder Informationen
collect collecteren; innen; inzamelen; oogsten; plukken; rapen; verzamelen collectionner — Réunir en collections.
collect op een stapel zetten; opeenhopen; ophopen; stapelen; opstapelen; opeenstapelen; tassen entassermettre en tas.
collect collecteren; innen; inzamelen; oogsten; plukken; rapen; verzamelen; opeenhopen; ophopen; stapelen; opstapelen; opeenstapelen; tassen ramasser — Faire un amas, un assemblage, une collection de choses.
collect afhalen; meebrengen; meenemen; vergaderen; medenemen; medebrengen; collecteren; innen; inzamelen; oogsten; plukken; rapen; verzamelen; groeperen; ophopen; opeenhopen; stapelen; opstapelen; opeenstapelen; tassen rassemblerassembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser.
collect accepteren; aannemen; ontvangen; oogsten; collecteren; innen; inzamelen; plukken; rapen; verzamelen recueillir — (vieilli) rassembler les fruits d’une terre, en faire la récolte ; on dit plutôt « récolter ».

Verwante vertalingen van collective