Bearing: vertaling Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

bearing:
- kogellager; gedrag; gedragswijze; handelwijze; optreden; manier; peiling; van plaats; lager; air
bear:
- dragen; volhouden; verdragen; doorstaan; uithouden; verduren; uitzingen; dulden; harden; incasseren; opvangen; iets verduren; doorleven; verteren; velen; torsen; gebukt gaan onder; verstuwen; verstouwen
- beer
Wiktionary:
- bearing → lager, peiling
- bearing → lager, azimut, manier, trant, wijze
- bear → gelegen, zijn, dragen, baren, verdragen, ondergaan, afleggen, met, uitgerust, torsen, dulden, uithouden, werpen
- bear → bear, beer, monster, berin
- bear → beer, baren, doorstaan, lijden, ondergaan, uitstaan, velen, verdragen, afwerpen, opbrengen, opleveren, voortbrengen

Engels

Uitgebreide vertaling voor bearing (Engels) in het Nederlands

bearing:

bearing [the ~] zelfstandig naamwoord

the bearing (ball bearing)
de kogellager
- kogellager [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
the bearing (demeanour; behaviour; conduct; way of behaving; deportment; behavior; demeanor)
het gedrag; de gedragswijze; de handelwijze; het optreden; de manier
- gedrag [het ~] zelfstandig naamwoord
- gedragswijze [de ~] zelfstandig naamwoord
- handelwijze [de ~] zelfstandig naamwoord
- optreden [het ~] zelfstandig naamwoord
- manier [de ~] zelfstandig naamwoord
the bearing
de peiling; van plaats
- peiling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- van plaats
the bearing
het lager
- lager [het ~] zelfstandig naamwoord
the bearing (grand manner; deportment)
het air
- air [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bearing:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
air	bearing; deportment; grand manner
gedrag	bearing; behavior; behaviour; conduct; demeanor; demeanour; deportment; way of behaving	behavior; price; quotation; rate; stock price; value
gedragswijze	bearing; behavior; behaviour; conduct; demeanor; demeanour; deportment; way of behaving
handelwijze	bearing; behavior; behaviour; conduct; demeanor; demeanour; deportment; way of behaving	course; manner; method; methodology; mode; way
kogellager	ball bearing; bearing
lager	bearing	camp
manier	bearing; behavior; behaviour; conduct; demeanor; demeanour; deportment; way of behaving	course; manner; method; methodology; mode; way
optreden	bearing; behavior; behaviour; conduct; demeanor; demeanour; deportment; way of behaving
peiling	bearing	gauging; have a person's number; sounding
-	aim; armorial bearing; carriage; charge; comportment; heading; heraldic bearing; mien; posture; presence
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
optreden		act; operate; perform; proceed; work
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
van plaats	bearing
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	axle bearing; heraldic bearing; journal bearing; shaft bearing

Verwante woorden van "bearing":

bearings, bear

Synoniemen voor "bearing":

load-bearing; supporting
productive
relatedness
heading; aim; direction; way
comportment; presence; mien; manner; personal manner
carriage; posture; bodily property
charge; heraldic bearing; armorial bearing; heraldry
support

Antoniemen van "bearing":

nonbearing

Verwante definities voor "bearing":

(of a structural member) withstanding a weight or strain¹
a rotating support placed between moving parts to allow them to move easily¹
heraldry consisting of a design or image depicted on a shield¹
dignified manner or conduct¹
characteristic way of bearing one's body¹
the direction or path along which something moves or along which it lies¹
relevant relation or interconnection¹
- those issues have no bearing on our situation¹

Wiktionary: bearing

bearing

noun

mechanical device
- bearing → lager
nautical sense
- bearing → peiling

bearing

noun

peiling
- peiling → bearing; sounding

Cross Translation:

From	To	Via
• bearing	→ lager	↔ Lager — nur Plural 1: Maschinenelement, das ein schwingendes oder sich drehendes Element aufnimmt
• bearing	→ azimut	↔ azimut — astron\|fr angle formé par le plan méridien d’un lieu avec un plan vertical situé en ce lieu, mesuré de 0 à 360°, dans le sens rétrograde, c’est à dire dans le sens horaire, habituellement noté « A ».
• bearing	→ manier; trant; wijze	↔ manière — façon dont une chose se produire.

bearing vorm van bear:

to bear werkwoord (bears, bearing)

to bear (persist; endure; stand; tolerate)
dragen; volhouden; verdragen; doorstaan; uithouden; verduren; uitzingen; dulden; harden
- dragen werkwoord (draag, draagt, droeg, droegen, gedragen)
- volhouden werkwoord (houd vol, houdt vol, hield vol, hielden vol, volgehouden)
- verdragen werkwoord (verdraag, verdraagt, verdroeg, verdroegen, verdragen)
- doorstaan werkwoord (doorsta, doorstaat, doorstond, doorstonden, doorgestaan)
- uithouden werkwoord (houd uit, houdt uit, hield uit, hielden uit, uitgehouden)
- verduren werkwoord (verduur, verduurt, verduurde, verduurden, verduurd)
- uitzingen werkwoord (zing uit, zingt uit, zong uit, zongen uit, uitgezongen)
- dulden werkwoord (duld, duldt, duldde, duldden, geduld)
- harden werkwoord (hard, hardt, hardde, hardden, gehard)
to bear
incasseren; opvangen; iets verduren
- incasseren werkwoord (incasseer, incasseert, incasseerde, incasseerden, geïncasseerd)
- opvangen werkwoord (vang op, vangt op, ving op, vingen op, opgevangen)
- iets verduren werkwoord
to bear (endure; sustain; stand)
doorstaan; verdragen; doorleven; verteren; verduren
- doorstaan werkwoord (doorsta, doorstaat, doorstond, doorstonden, doorgestaan)
- verdragen werkwoord (verdraag, verdraagt, verdroeg, verdroegen, verdragen)
- doorleven werkwoord
- verteren werkwoord (verteer, verteert, verteerde, verteerden, verteerd)
- verduren werkwoord (verduur, verduurt, verduurde, verduurden, verduurd)
to bear (endure; stand)
verdragen; velen; dulden
- verdragen werkwoord (verdraag, verdraagt, verdroeg, verdroegen, verdragen)
- velen werkwoord (veel, veelt, veelde, veelden, geveeld)
- dulden werkwoord (duld, duldt, duldde, duldden, geduld)
to bear (carry; carry along)
torsen; gebukt gaan onder
- torsen werkwoord (tors, torst, torste, torsten, getorst)
- gebukt gaan onder werkwoord
to bear (take)
verstuwen; verstouwen
- verstuwen werkwoord (verstuw, verstuwt, verstuwde, verstuwden, verstuwd)
- verstouwen werkwoord (verstouw, verstouwt, verstouwde, verstouwden, verstouwen)

Conjugations for bear:

present

bear
bear
bears
bear
bear
bear

present perfect

have bore
have bore
has bore
have bore
have bore
have bore

past continuous

was bearing
were bearing
was bearing
were bearing
were bearing
were bearing

future

shall bear
will bear
will bear
shall bear
will bear
will bear

continuous present

am bearing
are bearing
is bearing
are bearing
are bearing
are bearing

subjunctive

be bore
be bore
be bore
be bore
be bore
be bore

diverse

bear!
let's bear!
bore
bearing

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

bear [the ~] zelfstandig naamwoord

the bear

– massive plantigrade carnivorous or omnivorous mammals with long shaggy coats and strong claws ¹
de beer
- beer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bear:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beer	bear	beast of prey; boar; broad man; crap; droppings; excrements; excreta; excretion; faeces; feces; giant; hog; hogg; male pig; night soil; pig; predator; shit; stool; swine; teddy bear
harden		making resistant; making withstand
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
doorleven	bear; endure; stand; sustain
doorstaan	bear; endure; persist; stand; sustain; tolerate
dragen	bear; endure; persist; stand; tolerate	have on; prop; prop up; shore; support; wear
dulden	bear; endure; persist; stand; tolerate	admit; allow; authorise; authorize; concede; give one's fiat to; grant; permit; submit to; tolerate
gebukt gaan onder	bear; carry; carry along
harden	bear; endure; persist; stand; tolerate	become hard; harden; iron; lead up; practice; practise; steel; toughen; train; tutor
iets verduren	bear
incasseren	bear	cash; collect money
opvangen	bear	accomodate; admit; capture; catch; catch on the way; give shelter; intercept; receive
torsen	bear; carry; carry along	carry; carry along; drag
uithouden	bear; endure; persist; stand; tolerate
uitzingen	bear; endure; persist; stand; tolerate
velen	bear; endure; stand
verdragen	bear; endure; persist; stand; sustain; tolerate
verduren	bear; endure; persist; stand; sustain; tolerate
verstouwen	bear; take
verstuwen	bear; take
verteren	bear; endure; stand; sustain	be lost; be wrecked; become worn; consume; crash; decay; decline; degenerate; deteriorate; digest; fall into decline; get worn out; meet an accident; perish; rot; spend money; wear out
volhouden	bear; endure; persist; stand; tolerate	hold on; keep on; keep up; persevere; persist
-	accept; acquit; assume; behave; birth; carry; comport; conduct; contain; deliver; deport; expect; gestate; give birth; have; have a bun in the oven; hold; pay; take over; turn out; wear; yield

Verwante definities voor "bear":

massive plantigrade carnivorous or omnivorous mammals with long shaggy coats and strong claws¹
an investor with a pessimistic market outlook; an investor who expects prices to fall and so sells now in order to buy later at a lower price¹
have on one's person¹
- bear a scar¹
cause to be born¹
be pregnant with¹
- She is bearing his child¹
move while holding up or supporting¹
- bear a heavy load¹
- bear news¹
- bearing orders¹
support or hold in a certain manner¹
bring forth,¹
- The apple tree bore delicious apples this year¹
- The unidentified plant bore gorgeous flowers¹
bring in¹
- interest-bearing accounts¹
take on as one's own the expenses or debts of another person¹
- She agreed to bear the responsibility¹
have rightfully; of rights, titles, and offices¹
- She bears the title of Duchess¹
behave in a certain manner¹
- he bore himself with dignity¹
have¹
- bear a resemblance¹
- bear a signature¹
contain or hold; have within¹

Wiktionary: bear

bear

verb

be in a specific direction
- bear → gelegen; zijn
produce
- bear → dragen
give birth to
- bear → baren
put up with
- bear → verdragen; ondergaan
declare
- bear → afleggen
be equipped with
- bear → zijn; met; uitgerust; dragen
carry
- bear → dragen; torsen

noun

large hairy man
- bear → bear; beer
difficult problem
- bear → monster
animal resembling a bear
- bear → beer
large mammal of family Ursidae
- bear → beer; berin

bear

verb

op de wereld brengen
- baren → give birth; bear
bereid zijn iets ongestraft te laten
- dulden → endure; bear
langdurig moeilijkheden verdragen of belasting dragen
- uithouden → bear; carry out; endure
(van zoogdieren) ter wereld brengen, baren
- werpen → bear

Cross Translation:

From	To	Via
• bear	→ beer	↔ Bär — Zoologie: Tier (Raubtier, Säugetier) aus der Familie Ursidae
• bear	→ baren	↔ gebären — ein Kind zur Welt bringen
• bear	→ baren	↔ donner naissance — mettre au monde ; accoucher d’un enfant.
• bear	→ doorstaan; lijden; ondergaan; uitstaan; velen; verdragen	↔ endurer — souffrir, supporter avec fermeté, constance.
• bear	→ beer	↔ ours — Mammifère.
• bear	→ afwerpen; opbrengen; opleveren; voortbrengen	↔ produire — engendrer, donner naissance.

Verwante vertalingen van bearing

Remove Ads

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: bearing

Uitgebreide vertaling voor bearing (Engels) in het Nederlands

bearing:

bearing [the ~] zelfstandig naamwoord

the bearing (ball bearing)

the bearing (demeanour; behaviour; conduct; way of behaving; deportment; behavior; demeanor)

the bearing

the bearing

the bearing (grand manner; deportment)

Vertaal Matrix voor bearing:

Verwante woorden van "bearing":

Synoniemen voor "bearing":

Antoniemen van "bearing":

Verwante definities voor "bearing":

Wiktionary: bearing

bearing vorm van bear:

to bear werkwoord (bears, bearing)

to bear (persist; endure; stand; tolerate)

to bear

to bear (endure; sustain; stand)

to bear (endure; stand)

to bear (carry; carry along)

to bear (take)

Conjugations for bear:

present

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

bear [the ~] zelfstandig naamwoord

the bear

Vertaal Matrix voor bear:

Verwante woorden van "bear":

Synoniemen voor "bear":

Antoniemen van "bear":

Verwante definities voor "bear":

Wiktionary: bear

Verwante vertalingen van bearing