Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- hoop:
-
Wiktionary:
- hoop → tonnenband, reep, hoepel
- hoop → hoepel
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
-
hoop:
- expectation; prospect; anticipation; hope; outlook; crowd; herd; clutter; bunch; troop; wattle; lot; heap; gang; troupe; load; party; pack
- pile; bunch; heap; lot; crowd; mass; multitude; load; quite a lot; a whole lot; mountain; accumulation; congestion; muddle; mess; turd; shit; lots; tons; piling up; assembling; set; gathering; gang; collection; clutter; party
- hopen:
- Wiktionary:
Engels
Uitgebreide vertaling voor hoop (Engels) in het Nederlands
hoop:
-
the hoop
Vertaal Matrix voor hoop:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hoelahoep | hoop | |
hoelahoepel | hoop | |
hoepel | hoop | |
- | basket; basketball hoop; ring; wicket |
Verwante woorden van "hoop":
Synoniemen voor "hoop":
Verwante definities voor "hoop":
Verwante vertalingen van hoop
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor hoop (Nederlands) in het Engels
hoop:
-
de hoop (kluit; berg)
-
de hoop (grote hoeveelheid; massa; berg; overvloed)
-
de hoop (stapel; opeenstapeling; opstapeling)
-
de hoop (opeenhoping; berg; bende)
-
de hoop (stuk poep; uitwerpsel; keutel; drol)
-
de hoop (heleboel; boel)
-
de hoop (opeenhoping; accumulatie; stapel; ophoping; opeenstapeling)
-
de hoop (samenscholing; accumulatie; groep; bende; troep)
the crowd; the accumulation; the bunch; the assembling; the set; the gathering; the gang; the collection; the clutter; the party
Vertaal Matrix voor hoop:
Verwante woorden van "hoop":
Synoniemen voor "hoop":
Antoniemen van "hoop":
Verwante definities voor "hoop":
Wiktionary: hoop
hoop
Cross Translation:
noun
hoop
noun
-
a large number or amount
-
person or thing that is a source of hope
-
belief that something wished for can happen
-
-
-
pile
-
hope or wish
-
group of things
-
colloquial: large amount, especially of money
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• hoop | → hope | ↔ Hoffnung — Glaube an ein erwünschtes, aber nicht wahrscheinliches Ereignis in der Zukunft |
• hoop | → hope | ↔ Hoffnung — Mensch, Gegenstand oder Handlung, der oder die zu solchem Glauben Anlass gibt |
• hoop | → hope | ↔ espoir — Le fait d’espérer. — usage Pour ce sens, ce mot est rare au pluriel ; on le dit pourtant quelquefois dans la poésie et dans le style soutenu. |
• hoop | → hope | ↔ espérance — action d’espérer ou résultat de cette action. Se différencie du synonyme "espoir" qui s'inscrit dans le quotidien humain, matériel par sa dimension escathologique. |
• hoop | → mass; lot; lump; crowd; heap; multitude; pile; accumulation; body; swarm; ground | ↔ masse — amas de plusieurs parties qui faire corps ensemble. |
hoop vorm van hopen:
-
hopen (van hoop vervuld zijn; spinzen; verlangen)
to hope; to want something very badly; have one's heart set on-
to want something very badly werkwoord
-
have one's heart set on werkwoord
-
hopen (op hopen zetten)
-
hopen (opeenhopen; accumuleren)
Conjugations for hopen:
o.t.t.
- hoop
- hoopt
- hoopt
- hopen
- hopen
- hopen
o.v.t.
- hoopte
- hoopte
- hoopte
- hoopten
- hoopten
- hoopten
v.t.t.
- heb gehoopt
- hebt gehoopt
- heeft gehoopt
- hebben gehoopt
- hebben gehoopt
- hebben gehoopt
v.v.t.
- had gehoopt
- had gehoopt
- had gehoopt
- hadden gehoopt
- hadden gehoopt
- hadden gehoopt
o.t.t.t.
- zal hopen
- zult hopen
- zal hopen
- zullen hopen
- zullen hopen
- zullen hopen
o.v.t.t.
- zou hopen
- zou hopen
- zou hopen
- zouden hopen
- zouden hopen
- zouden hopen
diversen
- hoop!
- hoopt!
- gehoopt
- hopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de hopen (stapels)
Vertaal Matrix voor hopen:
Verwante woorden van "hopen":
Verwante definities voor "hopen":
Wiktionary: hopen
hopen
Cross Translation:
verb
hopen
-
wensen, graag zien dat er iets wel of niet voorvalt
- hopen → hope
verb
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• hopen | → hope | ↔ hoffen — zuversichtlich erwarten, in die Zukunft vertrauen |
• hopen | → hope | ↔ espérer — (vieilli) soutenu|fr ou Acadie|fr (transitive) attendre la venue de quelqu’un. |
• hopen | → hope; desire; wish; want | ↔ souhaiter — former un souhait. |