Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
civility
|
beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; fatsoen; fatsoenlijkheid; gevoeglijkheid; welgemanierdheid
|
beleefdheid; betamelijkheid; fatsoen; fatsoenlijkheid; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
|
courtesy
|
beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; fatsoen; fatsoenlijkheid; gevoeglijkheid; welgemanierdheid
|
dienst; gedienstige handeling; gedienstigheid; gunstige gezindheid; voorkomendheid; welwillendheid
|
courtliness
|
beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; fatsoen; fatsoenlijkheid; gevoeglijkheid; welgemanierdheid
|
hoofsheid
|
decency
|
beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; fatsoen; fatsoenlijkheid; gevoeglijkheid; welgemanierdheid
|
beleefdheid; betamelijkheid; braafheid; degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid; fatsoen; fatsoenlijkheid; gepastheid; gevoeligheid mbt het betamelijke; keurigheid; kiesheid; netheid; onberispelijkheid; ordelijkheid; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
|
etiquette
|
beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; fatsoen; fatsoenlijkheid; gevoeglijkheid; welgemanierdheid
|
etiquette; fatsoensnormen
|
gallantry
|
beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; fatsoen; fatsoenlijkheid; gevoeglijkheid; welgemanierdheid
|
dapperheid; koenheid; moed; onversaagdheid
|
good breeding
|
beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; fatsoen; fatsoenlijkheid; gevoeglijkheid; welgemanierdheid
|
|
good manners
|
beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; fatsoen; fatsoenlijkheid; gevoeglijkheid; welgemanierdheid
|
etiquette
|
manners
|
beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; fatsoen; fatsoenlijkheid; gevoeglijkheid; welgemanierdheid
|
fatsoen; manieren; omgangsvormen
|
propriety
|
beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; fatsoen; fatsoenlijkheid; gevoeglijkheid; welgemanierdheid
|
betamelijkheid; billijkheid; eerbaarheid; fatsoen; fatsoenlijkheid; gepastheid; keurigheid; kiesheid; netheid; redelijkheid; schappelijkheid; voegzaamheid; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
|