Overzicht
Engels
Uitgebreide vertaling voor warm (Engels) in het Nederlands
warm:
-
warm (hearty; warm-hearted; cordial; affectionate)
– psychologically warm; friendly and responsive 1 -
warm
– Pertaining to the intermediate rating of perceived interest that an account, opportunity, or lead has about a product or service. 3
-
to warm (warm up food; heat)
opwarmen; verwarmen; verhitten; warm maken; eten opwarmen-
warm maken werkwoord
-
eten opwarmen werkwoord
-
to warm (warm up; heat up; heat)
Conjugations for warm:
present
- warm
- warm
- warms
- warm
- warm
- warm
simple past
- warmed
- warmed
- warmed
- warmed
- warmed
- warmed
present perfect
- have warmed
- have warmed
- has warmed
- have warmed
- have warmed
- have warmed
past continuous
- was warming
- were warming
- was warming
- were warming
- were warming
- were warming
future
- shall warm
- will warm
- will warm
- shall warm
- will warm
- will warm
continuous present
- am warming
- are warming
- is warming
- are warming
- are warming
- are warming
subjunctive
- be warmed
- be warmed
- be warmed
- be warmed
- be warmed
- be warmed
diverse
- warm!
- let's warm!
- warmed
- warming
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
warm (loving; affectionate)
-
warm (enthusiastic; impassioned; glowing)
Vertaal Matrix voor warm:
Verwante woorden van "warm":
Synoniemen voor "warm":
Antoniemen van "warm":
Verwante definities voor "warm":
Wiktionary: warm
warm
Cross Translation:
adjective
warm
-
having a temperature slightly higher than usual
- warm → warm
-
being something that causes warmth
- warm → warm
-
caring, of relation to another person
- warm → warm
-
to make or keep warm
- warm → opwarmen; verwarmen; warm houden
-
to increasingly favour
- warm → warmlopen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• warm | → amicaal; bevriend; vriendschappelijk | ↔ amical — Qui faire preuve d’amitié. |
• warm | → warm | ↔ chaud — De température plus haute que la normale, de température élevée. |
• warm | → hart-; hartelijk; innig | ↔ cordial — Qui est propre à ranimer le fonctionnement du cœur. |
• warm | → opwarmen | ↔ réchauffer — rendre chaud ce qui est froid ou refroidi. |
Computer vertaling door derden:
Verwante vertalingen van warm
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor warm (Nederlands) in het Engels
warm:
Vertaal Matrix voor warm:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
burning | branden; brandplek; brandwond; verbrandheid; verbranding | |
scalding | brandplek; brandwond; verbrandheid; verbranding; verschroeiing; verzenging | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
warm | eten opwarmen; opwarmen; verhitten; verwarmen; warm maken; warmen | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
burning | brandend; fel; fonkelend; gloeiend; hevig; vurig; warm | brandend; vlammend |
warm | Warm; hartelijk; minnelijk; vriendelijk | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
warm | warm | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
broiling | brandend; fel; fonkelend; gloeiend; hevig; vurig; warm | bloedheet; smoorheet |
scalding | brandend; fel; fonkelend; gloeiend; hevig; vurig; warm | |
warm | gloedvol; liefderijk; liefdevol |
Verwante woorden van "warm":
Antoniemen van "warm":
Verwante definities voor "warm":
Warm:
-
Warm
Vertaal Matrix voor Warm:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
warm | eten opwarmen; opwarmen; verhitten; verwarmen; warm maken; warmen | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
warm | Warm | hartelijk; minnelijk; vriendelijk |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
warm | warm | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
warm | gloedvol; liefderijk; liefdevol |
warmen:
-
warmen
Conjugations for warmen:
o.t.t.
- warm
- warmt
- warmt
- warmen
- warmen
- warmen
o.v.t.
- warmde
- warmde
- warmde
- warmden
- warmden
- warmden
v.t.t.
- heb gewarmd
- hebt gewarmd
- heeft gewarmd
- hebben gewarmd
- hebben gewarmd
- hebben gewarmd
v.v.t.
- had gewarmd
- had gewarmd
- had gewarmd
- hadden gewarmd
- hadden gewarmd
- hadden gewarmd
o.t.t.t.
- zal warmen
- zult warmen
- zal warmen
- zullen warmen
- zullen warmen
- zullen warmen
o.v.t.t.
- zou warmen
- zou warmen
- zou warmen
- zouden warmen
- zouden warmen
- zouden warmen
diversen
- warm!
- warmt!
- gewarmd
- warmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor warmen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
heat | bronst; krolsheid; loopsheid; manche; tochtigheid | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
heat | warmen | eten opwarmen; opwarmen; verhitten; verwarmen; warm maken |
heat up | warmen | |
warm | warmen | eten opwarmen; opwarmen; verhitten; verwarmen; warm maken |
warm up | warmen | op temperatuur brengen; warm worden |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
warm | Warm; hartelijk; minnelijk; vriendelijk | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
warm | warm | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
warm | gloedvol; liefderijk; liefdevol |
Computer vertaling door derden: