Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
-
chain:
- keten; aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; ketting; boei; kluister; aaneenschakeling; snoer; reeks; serie; rij; halsketting; halssnoer; kettinkje; winkelketen; cyclus; scheepskabel; kabeltouw; kabel; samenvoeging; samentrekking; grootwinkelbedrijf; scheepstouw
- boeien; ketenen; binden; kluisteren; vastleggen; vastketenen; vastkluisteren
-
Wiktionary:
- chain → aaneenschakeling, opeenvolging, keten, ketting, aaneenrijging
- chain → keten, ketting, boeien
Engels
Uitgebreide vertaling voor chain (Engels) in het Nederlands
chain:
-
the chain (shackle; fetter; cuff)
-
the chain (chainlet; circlet; ring; row)
-
the chain (series; sequence; concatenation; string; succession)
-
the chain (necklace; chainlet)
-
the chain (store chain; commercial chain; multiple store; multiple shop business)
-
the chain (cyclus; sequence; row)
-
the chain (hawser; cable; rope; wire)
-
the chain (sequence; concentration; coming together; series)
-
the chain (series; string; sequence)
-
the chain (multiple shop business; store chain; multiple store)
-
the chain (hawser; rope)
-
to chain (shackle; enchain)
-
to chain (fetter; tie)
vastleggen; vastketenen; vastkluisteren-
vastkluisteren werkwoord (kluister vast, kluistert vast, kluisterde vast, kluisterden vast, vastgekluisterd)
Conjugations for chain:
present
- chain
- chain
- chains
- chain
- chain
- chain
simple past
- chained
- chained
- chained
- chained
- chained
- chained
present perfect
- have chained
- have chained
- has chained
- have chained
- have chained
- have chained
past continuous
- was chaining
- were chaining
- was chaining
- were chaining
- were chaining
- were chaining
future
- shall chain
- will chain
- will chain
- shall chain
- will chain
- will chain
continuous present
- am chaining
- are chaining
- is chaining
- are chaining
- are chaining
- are chaining
subjunctive
- be chained
- be chained
- be chained
- be chained
- be chained
- be chained
diverse
- chain!
- let's chain!
- chained
- chaining
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor chain:
Verwante woorden van "chain":
Synoniemen voor "chain":
Antoniemen van "chain":
Verwante definities voor "chain":
Wiktionary: chain
chain
Cross Translation:
noun
-
series of interconnected things
- chain → aaneenschakeling; opeenvolging
-
series of stores or businesses with the same brand name
- chain → keten
-
series of interconnected rings or links
- chain → keten; ketting; aaneenrijging
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• chain | → keten; ketting | ↔ Kette — Reihe aus beweglich, ineinandergefügten Glied |
• chain | → boeien | ↔ fesseln — jemanden (an etwas) festbinden und damit bewegungsunfähig machen |
Chain:
Vertaal Matrix voor Chain:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | Ernst Boris Chain; Sir Ernst Boris Chain |
Verwante definities voor "Chain":
Computer vertaling door derden: