Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. paralyse:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. paralyse:


Engels

Uitgebreide vertaling voor paralyse (Engels) in het Nederlands

paralyse:

to paralyse werkwoord, Brits (paralyses, paralysed, paralysing)

  1. to paralyse (disarm; paralyze)
    verlammen; ontwrichten; krachteloos maken
    • verlammen werkwoord (verlam, verlamt, verlamde, verlamden, verlamd)
    • ontwrichten werkwoord (ontwricht, ontwrichtte, ontwrichtten, ontwricht)
    • krachteloos maken werkwoord (maak krachteloos, maakt krachteloos, maakte krachteloos, maakten krachteloos, krachteloos gemaakt)
  2. to paralyse (cripple; paralyze)
    verlammen; lamleggen
    • verlammen werkwoord (verlam, verlamt, verlamde, verlamden, verlamd)
    • lamleggen werkwoord (leg lam, legt lam, legde lam, legden lam, lamgelegd)
  3. to paralyse (paralyze)
    verlammen
    • verlammen werkwoord (verlam, verlamt, verlamde, verlamden, verlamd)
  4. to paralyse (paralyze; palsy; incapacitate)
    machteloos maken; krachteloos maken
    • machteloos maken werkwoord (maak machteloos, maakt machteloos, maakte machteloos, maakten machteloos, machteloos gemaakt)
    • krachteloos maken werkwoord (maak krachteloos, maakt krachteloos, maakte krachteloos, maakten krachteloos, krachteloos gemaakt)

Conjugations for paralyse:

present
  1. paralyse
  2. paralyse
  3. paralyses
  4. paralyse
  5. paralyse
  6. paralyse
simple past
  1. paralysed
  2. paralysed
  3. paralysed
  4. paralysed
  5. paralysed
  6. paralysed
present perfect
  1. have paralysed
  2. have paralysed
  3. has paralysed
  4. have paralysed
  5. have paralysed
  6. have paralysed
past continuous
  1. was paralysing
  2. were paralysing
  3. was paralysing
  4. were paralysing
  5. were paralysing
  6. were paralysing
future
  1. shall paralyse
  2. will paralyse
  3. will paralyse
  4. shall paralyse
  5. will paralyse
  6. will paralyse
continuous present
  1. am paralysing
  2. are paralysing
  3. is paralysing
  4. are paralysing
  5. are paralysing
  6. are paralysing
subjunctive
  1. be paralysed
  2. be paralysed
  3. be paralysed
  4. be paralysed
  5. be paralysed
  6. be paralysed
diverse
  1. paralyse!
  2. let's paralyse!
  3. paralysed
  4. paralysing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor paralyse:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
krachteloos maken disarm; incapacitate; palsy; paralyse; paralyze
lamleggen cripple; paralyse; paralyze
machteloos maken incapacitate; palsy; paralyse; paralyze
ontwrichten disarm; paralyse; paralyze dislocate; sprain; wrench; wrest from
verlammen cripple; disarm; paralyse; paralyze
- paralyze
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- paralyze

Synoniemen voor "paralyse":


Verwante definities voor "paralyse":

  1. cause to be paralyzed and immobile1
  2. make powerless and unable to function1

Wiktionary: paralyse

paralyse
verb
  1. van het vermogen zich te bewegen beroven

Cross Translation:
FromToVia
paralyse lamleggen; verlammen paralyserfrapper de paralysie.