Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Zoek: impulsive

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: impulsive

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. impulsive:
  2. impulse:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor impulsive (Engels) in het Nederlands

impulsive:

impulsive bijvoeglijk naamwoord

  1. impulsive (burst)
    impulsief; in een opwelling

Vertaal Matrix voor impulsive:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
impulsief burst; impulsive
- brainish; capricious; driving; hotheaded; impetuous; madcap; tearaway; unprompted; whimsical
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in een opwelling burst; impulsive

Verwante woorden van "impulsive":

  • impulsiveness, impulsively, impulse

Synoniemen voor "impulsive":


Verwante definities voor "impulsive":

  1. characterized by undue haste and lack of thought or deliberation1
    • liable to such impulsive acts as hugging strangers1
  2. determined by chance or impulse or whim rather than by necessity or reason1
  3. having the power of driving or impelling1
    • an impulsive force1
  4. without forethought1
    • letting him borrow her car was an impulsive act that she immediately regretted1
  5. proceeding from natural feeling or impulse without external stimulus1
    • an impulsive gesture of affection1

Wiktionary: impulsive

impulsive
adjective
  1. highly reactive; inclined to make rapid decisions without due consideration
  2. (mechanics) acting momentarily, or by impulse; not continuous
  3. actuated by impulse or by transient feelings
  4. having the power of driving or impelling; giving an impulse; moving; impellent

impulsive vorm van impulse:

impulse [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the impulse (whim; caprice)
    de opwelling; de impuls; de luim; de prikkel
    • opwelling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • impuls [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • luim [de ~] zelfstandig naamwoord
    • prikkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the impulse (boost; stimulus; incentive; )
    de stimulans; de impuls; de prikkel
    • stimulans [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • impuls [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • prikkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. the impulse (stimulant; stimulus; thrill; incitement; stimulation)
    de stimulering; de stimulans; de aansporing; de prikkel; de aanmoediging; de opwekking; animering
  4. the impulse (incentive; incitement; stimulus)
    de aanzet; animering; de prikkel; de opwekking
    • aanzet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • animering [znw.] zelfstandig naamwoord
    • prikkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • opwekking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  5. the impulse (urge; instinct; drive)
    de drift; de aandrift; het instinct
    • drift [de ~] zelfstandig naamwoord
    • aandrift [de ~] zelfstandig naamwoord
    • instinct [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor impulse:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandrift drive; impulse; instinct; urge craving; drive; energy; gin; impetus; instigation; instinct; jenever; momentum; natural drive; natural urge; soul; spirit; spunk; strength; thoroughness; urging
aanmoediging impulse; incitement; stimulant; stimulation; stimulus; thrill cheers; encouragement; encouraging; help; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on
aansporing impulse; incitement; stimulant; stimulation; stimulus; thrill cheers; encouragement; encouraging; help; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on
aanzet impulse; incentive; incitement; stimulus initiative; start
animering impulse; incentive; incitement; stimulant; stimulation; stimulus; thrill
drift drive; impulse; instinct; urge ardor; ardour; cattle trail; craving; craze; current; desire; drift; frenzy; instigation; lust; passion; rankness; sexual desire; urge; urging; verve; zeal; zest
impuls boost; caprice; drive; impetus; impulse; incentive; momentum; spur; stimulus; whim craving; instigation; urging
instinct drive; impulse; instinct; urge instinct; intuition; natural drive; natural urge
luim caprice; impulse; whim caprice; fancy; mood; quirk; spur of the moment; whim
opwekking impulse; incentive; incitement; stimulant; stimulation; stimulus; thrill cheers; encouragement; encouraging; help; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on
opwelling caprice; impulse; whim burst; caprice; spur of the moment; whim
prikkel boost; caprice; drive; impetus; impulse; incentive; incitement; momentum; spur; stimulant; stimulation; stimulus; thrill; whim encouraging; impelling; inciting; stimulation; turning on
stimulans boost; drive; impetus; impulse; incentive; incitement; momentum; spur; stimulant; stimulation; stimulus; thrill cheers; encouragement; encouraging; help; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on
stimulering impulse; incitement; stimulant; stimulation; stimulus; thrill cheer; consolation; encouragement
- caprice; impetus; impulsion; momentum; nerve impulse; nervous impulse; neural impulse; pulsation; pulse; pulsing; urge; whim
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
stimulans lift
- cuff; idea; project

Verwante woorden van "impulse":


Synoniemen voor "impulse":


Verwante definities voor "impulse":

  1. the act of applying force suddenly1
    • the impulse knocked him over1
  2. an impelling force or strength1
  3. the electrical discharge that travels along a nerve fiber1
    • they demonstrated the transmission of impulses from the cortex to the hypothalamus1
  4. (electronics) a sharp transient wave in the normal electrical state (or a series of such transients)1
  5. a sudden desire1
    • he bought it on an impulse1
  6. an instinctive motive1
    • profound religious impulses1

Wiktionary: impulse

impulse
noun
  1. sterke opwelling om iets te doen, innerlijke drang
  2. innerlijke neiging om iets te doen
  3. innerlijke drang
Cross Translation:
FromToVia
• impulse → impuls ↔ Impuls — Anstoß, Anregung
• impulse → aansporing; instigatie; aandrift; drang; aandrang; opwelling; stuwing; impuls ↔ incitation — action d’inciter.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0598 seconde
Page rendered in 1.0 seconds