Engels

Uitgebreide vertaling voor flare up (Engels) in het Nederlands

flare-up:


Vertaal Matrix voor flare-up:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- burst; outburst

Synoniemen voor "flare-up":


Verwante definities voor "flare-up":

  1. a sudden intense happening1

flare up:

to flare up werkwoord (flares up, flared up, flaring up)

  1. to flare up (blaze up)
    oplaaien; opvlammen
    • oplaaien werkwoord (laai op, laait op, laaide op, laaiden op, opgelaaid)
    • opvlammen werkwoord (vlam op, vlamt op, vlamde op, vlamden op, opgevlamd)
  2. to flare up (flicker)
    opflakkeren
    • opflakkeren werkwoord (flakker op, flakkert op, flakkerde op, flakkerden op, opgeflakkerd)
  3. to flare up (ascend; take off; rise; )
    opstijgen; omhoogkomen; opvliegen
    • opstijgen werkwoord (stijg op, stijgt op, steeg op, stegen op, opgestegen)
    • omhoogkomen werkwoord (kom omhoog, komt omhoog, kwam omhoog, kwamen omhoog, omhooggekomen)
    • opvliegen werkwoord (vlieg op, vliegt op, vloog op, vlogen op, opgevlogen)
  4. to flare up (catch fire; ignite; take fire; inflame; burn loose)
    ontvlammen; vuur vatten; ontsteken; ontbranden
    • ontvlammen werkwoord (ontvlam, ontvlamt, ontvlamde, ontvlamden, ontvlamd)
    • vuur vatten werkwoord
    • ontsteken werkwoord (ontsteek, ontsteekt, ontstak, ontstaken, ontstoken)
    • ontbranden werkwoord (ontbrand, ontbrandt, ontbrandde, ontbrandden, ontbrand)
  5. to flare up (burn to a cinder; burn out; burn down; )
    afbranden; platbranden; leegbranden; uitbranden
    • afbranden werkwoord (brand af, brandt af, brandde af, brandden af, afgebrand)
    • platbranden werkwoord (brand plat, brandt plat, brandde plat, brandden plat, plat gebrand)
    • leegbranden werkwoord
    • uitbranden werkwoord (brand uit, brandt uit, brandde uit, brandden uit, uitgebrand)

Conjugations for flare up:

present
  1. flare up
  2. flare up
  3. flares up
  4. flare up
  5. flare up
  6. flare up
simple past
  1. flared up
  2. flared up
  3. flared up
  4. flared up
  5. flared up
  6. flared up
present perfect
  1. have flared up
  2. have flared up
  3. has flared up
  4. have flared up
  5. have flared up
  6. have flared up
past continuous
  1. was flaring up
  2. were flaring up
  3. was flaring up
  4. were flaring up
  5. were flaring up
  6. were flaring up
future
  1. shall flare up
  2. will flare up
  3. will flare up
  4. shall flare up
  5. will flare up
  6. will flare up
continuous present
  1. am flaring up
  2. are flaring up
  3. is flaring up
  4. are flaring up
  5. are flaring up
  6. are flaring up
subjunctive
  1. be flared up
  2. be flared up
  3. be flared up
  4. be flared up
  5. be flared up
  6. be flared up
diverse
  1. flare up!
  2. let's flare up!
  3. flared up
  4. flaring up
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

flare up [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the flare up (flying up)
    driftig zijn; opvliegen; opstuiven

Vertaal Matrix voor flare up:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
driftig zijn flare up; flying up
omhoogkomen ascent; going up; increase; rise; rising; uplift
ontbranden fuse; fuze; ignition; inflammation
ontvlammen fuse; fuze; ignition; inflammation
opstijgen ascent; going up; increase; rise; rising; uplift
opstuiven flare up; flying up
opvliegen flare up; flying up
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afbranden burn; burn down; burn loose; burn out; burn to a cinder; burn up; fire; flare up; take fire
leegbranden burn; burn down; burn loose; burn out; burn to a cinder; burn up; fire; flare up; take fire
omhoogkomen ascend; be off; be on the upgrade; become higher; become larger; bristle; climb; flare up; fly up; get away; go up; go upward; grow; increase; mount; rise; rise to the surface; start; take off come up; rise; rise to the surface
ontbranden burn loose; catch fire; flare up; ignite; inflame; take fire
ontsteken burn loose; catch fire; flare up; ignite; inflame; take fire ignite; inflame; kindle; light; make burning; put on; set fire to; strike
ontvlammen burn loose; catch fire; flare up; ignite; inflame; take fire
opflakkeren flare up; flicker
oplaaien blaze up; flare up
opstijgen ascend; be off; be on the upgrade; become higher; become larger; bristle; climb; flare up; fly up; get away; go up; go upward; grow; increase; mount; rise; rise to the surface; start; take off ascend; fly away; fly off; fly out; go up; rise; take off
opstuiven fly up
opvlammen blaze up; flare up
opvliegen ascend; be off; be on the upgrade; become higher; become larger; bristle; climb; flare up; fly up; get away; go up; go upward; grow; increase; mount; rise; rise to the surface; start; take off fly up
platbranden burn; burn down; burn loose; burn out; burn to a cinder; burn up; fire; flare up; take fire
uitbranden burn; burn down; burn loose; burn out; burn to a cinder; burn up; fire; flare up; take fire burn out
vuur vatten burn loose; catch fire; flare up; ignite; inflame; take fire
- break open; burst out; erupt; flare; irrupt

Synoniemen voor "flare up":


Verwante definities voor "flare up":

  1. erupt or intensify suddenly1
  2. ignite quickly and suddenly, especially after having died down1

Wiktionary: flare up

flare up
verb
  1. plotseling heviger gaan branden
  2. plotseling in brand vliegen

Cross Translation:
FromToVia
flare up flikkeren; flonkeren; lichten; twinkelen; flakkeren; schitteren; vonken schieten; wapperen scintillerbriller, jeter des éclats par intermittence.

Verwante vertalingen van flare up