Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Zoek: failure

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: failure

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. failure:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor failure (Engels) in het Nederlands

failure:

failure [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the failure
    het gebrek; de fout; de feil
    • gebrek [het ~] zelfstandig naamwoord
    • fout [de ~] zelfstandig naamwoord
    • feil [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. the failure (fiasco; flop; defeat; fall-through; let down)
    de mislukking; het echec; de flop; de afgang; het fiasco; de misser
    • mislukking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • echec [het ~] zelfstandig naamwoord
    • flop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • afgang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • fiasco [het ~] zelfstandig naamwoord
    • misser [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. the failure (mistake; error; miscalculation; blunder; miss)
    de vergissing; de fout; de misgreep; de misslag; de misrekening; het misverstand; de blunder; de misstap; de misser
    • vergissing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • fout [de ~] zelfstandig naamwoord
    • misgreep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • misslag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • misrekening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • misverstand [het ~] zelfstandig naamwoord
    • blunder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • misstap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • misser [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. the failure (default)
    de wanprestatie
  5. the failure (bankruptcy; wash-out)
    het faillissement; het bankroet
  6. the failure (loser; misfit)
    het kneusje; de mislukkeling
  7. the failure (miss; blunder)
    misschot; de misser
    • misschot [znw.] zelfstandig naamwoord
    • misser [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  8. the failure
    – The inability of a computer system or related device to operate reliably or to operate at all. 1
    de fout
    • fout [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor failure:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afgang defeat; failure; fall-through; fiasco; flop; let down bank; disgrace; flop; incline; slope; talus
bankroet bankruptcy; failure; wash-out
blunder blunder; error; failure; miscalculation; miss; mistake blooper; blunder; enormity; error; failing; fault; flaw; gas; hoot; howler; mistake; oversight; scream; slip
echec defeat; failure; fall-through; fiasco; flop; let down
faillissement bankruptcy; failure; wash-out bankruptcy
feil failure defect; error; fault; flaw; incorrectness
fiasco defeat; failure; fall-through; fiasco; flop; let down blow; comedown; disappointment; letdown; mishap
flop defeat; failure; fall-through; fiasco; flop; let down blow; comedown; disappointment; letdown; mishap
fout blunder; error; failure; miscalculation; miss; mistake blunder; bug; defect; error; fault; flaw; incorrectness; machine defect; mistake; oversight; slip
gebrek failure dearth; deficiency; destitution; disability; famine; flaw; gap; handicap; hardship; impediment; lack; machine defect; need; needyness; paucity; penury; physical defect; poverty; scantiness; scarcity; shortage; tightness; want
kneusje failure; loser; misfit
misgreep blunder; error; failure; miscalculation; miss; mistake blunder; error; failing; fault; flaw; gas; hoot; howler; incorrectness; mistake; oversight; scream; slip
mislukkeling failure; loser; misfit
mislukking defeat; failure; fall-through; fiasco; flop; let down
misrekening blunder; error; failure; miscalculation; miss; mistake blow; comedown; disappointment; letdown; mishap
misschot blunder; failure; miss
misser blunder; defeat; error; failure; fall-through; fiasco; flop; let down; miscalculation; miss; mistake
misslag blunder; error; failure; miscalculation; miss; mistake blow; blunder; comedown; disappointment; error; fault; flaw; incorrectness; letdown; mishap; mistake; oversight; slip
misstap blunder; error; failure; miscalculation; miss; mistake blunder; mistake
misverstand blunder; error; failure; miscalculation; miss; mistake misconception; misunderstanding
vergissing blunder; error; failure; miscalculation; miss; mistake blunder; error; fault; flaw; incorrectness; mistake; oversight; slip
wanprestatie default; failure
- bankruptcy; loser; nonstarter; unsuccessful person
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bankroet bankrupt; ruptured; to pieces; torn
fout amiss; bad; false; faulty; inaccurate; incorrect; off; off target; wrong; wrongly
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- bad egg; collapse; crash; omission

Verwante woorden van "failure":


Synoniemen voor "failure":


Antoniemen van "failure":


Verwante definities voor "failure":

  1. an unexpected omission2
    • he resented my failure to return his call2
    • the mechanic's failure to check the brakes2
  2. an act that fails2
    • his failure to pass the test2
  3. an event that does not accomplish its intended purpose2
    • the surprise party was a complete failure2
  4. a person with a record of failing; someone who loses consistently2
  5. loss of ability to function normally2
    • kidney failure2
  6. lack of success2
    • he felt that his entire life had been a failure2
    • that year there was a crop failure2
  7. inability to discharge all your debts as they come due2
    • fraudulent loans led to the failure of many banks2
  8. The inability of a computer system or related device to operate reliably or to operate at all.1

Wiktionary: failure

failure
noun
  1. termination of the ability of an item to perform its required function
  2. object or person incapable of success
  3. state of condition opposite success
failure
noun
  1. mislukking
  2. iets dat niet goed is gegaan
Cross Translation:
FromToVia
• failure → kleinering; debâcle; ondergang; verval; rampspoed; tegenspoed; achteruitgang; verflauwing; vermindering; besnoeiing; daling; verlaging; verzakking; val; vernedering; verootmoediging; degradatie; degeneratie; ontaarding; verwording ↔ abaissement — action d’abaisser, de s’abaisser, ou résultat de cette action.
• failure → bankroet; failliet; faillissement; krach ↔ banqueroute — délit accompli par le commerçant ou dirigeant qui commet certaines fautes graves alors qu'avoir lieu le redressement ou la liquidation judiciaire du commerce ou de la société gérée, pour cause d’insolvabilité réelle ou feinte.
• failure → katzwijm; draaierigheid; duizeligheid; duizeling; zwijmel; zwakheid; onmacht; fout; in gebreke blijven ↔ défaillance — perte momentanée des forces physiques accompagner souvent d’une perte de connaissance.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van failure







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0740 seconde
Page rendered in 1.0 seconds