Engels

Uitgebreide vertaling voor excite (Engels) in het Nederlands

excite:

to excite werkwoord (excites, excited, exciting)

  1. to excite (arouse; stir up; stimulate)
    opwinden; opwekken; prikkelen; stimuleren
    • opwinden werkwoord (wind op, windt op, wond op, wonden op, opgewonden)
    • opwekken werkwoord (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)
    • prikkelen werkwoord (prikkel, prikkelt, prikkelde, prikkelden, geprikkeld)
    • stimuleren werkwoord (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
  2. to excite (stimulate; encourage; arouse; )
    aanmoedigen; activeren; opwekken; oppeppen; stimuleren; bezielen
    • aanmoedigen werkwoord (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • activeren werkwoord (activeer, activeert, activeerde, activeerden, geactiveerd)
    • opwekken werkwoord (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)
    • oppeppen werkwoord (pep op, pept op, pepte op, pepten op, opgepept)
    • stimuleren werkwoord (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
    • bezielen werkwoord (beziel, bezielt, bezielde, bezielden, bezield)
  3. to excite (revive; generate; activate; )
    opwekken; tot leven wekken; activeren; reanimeren; verlevendigen; opleven
    • opwekken werkwoord (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)
    • tot leven wekken werkwoord (wek tot leven, wekt tot leven, wekte tot leven, wekten tot leven, tot leven gewekt)
    • activeren werkwoord (activeer, activeert, activeerde, activeerden, geactiveerd)
    • reanimeren werkwoord
    • verlevendigen werkwoord (verlevendig, verlevendigt, verlevendigde, verlevendigden, verlevendigd)
    • opleven werkwoord (leef op, leeft op, leefde op, leefden op, opgeleefd)
  4. to excite (incite; stimulate; drive)
    aansporen; aanzetten
    • aansporen werkwoord (spoor aan, spoort aan, spoorde aan, spoorden aan, aangespoord)
    • aanzetten werkwoord (zet aan, zette aan, zetten aan, aangezet)
  5. to excite
    opvrijen
    • opvrijen werkwoord (vrij op, vrijt op, vree op, vreën op, opgevreën)

Conjugations for excite:

present
  1. excite
  2. excite
  3. excites
  4. excite
  5. excite
  6. excite
simple past
  1. excited
  2. excited
  3. excited
  4. excited
  5. excited
  6. excited
present perfect
  1. have excited
  2. have excited
  3. has excited
  4. have excited
  5. have excited
  6. have excited
past continuous
  1. was exciting
  2. were exciting
  3. was exciting
  4. were exciting
  5. were exciting
  6. were exciting
future
  1. shall excite
  2. will excite
  3. will excite
  4. shall excite
  5. will excite
  6. will excite
continuous present
  1. am exciting
  2. are exciting
  3. is exciting
  4. are exciting
  5. are exciting
  6. are exciting
subjunctive
  1. be excited
  2. be excited
  3. be excited
  4. be excited
  5. be excited
  6. be excited
diverse
  1. excite!
  2. let's excite!
  3. excited
  4. exciting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor excite:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmoedigen encouragement; encouraging; impelling; inciting; motivation; stimulation; support; turning on
aansporen cheers; encouragement; encouraging; help; impelling; inciting; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on
aanzetten encouraging; impelling; inciting; stimulation; turning on
opwekken arousing; awaking; instigation
stimuleren cultivating; encouragement; encouraging; impelling; improvements; inciting; motivation; stimulation; stimulations; support; turning on
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmoedigen activate; arouse; awake; encourage; excite; stimulate; support aggravate; cheer on; encourage; encourage someone; fire; foster; incite; inspire; motivate; motivate someone; stimulate; strike into
aansporen drive; excite; incite; stimulate activate; boost; drive; encourage; prompt; push on; stimulate; urge
aanzetten drive; excite; incite; stimulate activate; bait; connect; drive; encourage; goad; grind; incite; instigate; irritate; light; nettle; put on; sharpen; start; stimulate; stir up; strop; switch on; turn on; urge; whet; whip up
activeren activate; arouse; awake; encourage; excite; freshen; generate; reactivate; recover; refresh; revive; rouse; stimulate; support activate; trigger
bezielen activate; arouse; awake; encourage; excite; stimulate; support animate; cheer on; encourage; fire; incite; inspire; strike into
opleven activate; awake; excite; freshen; generate; reactivate; recover; refresh; revive; rouse revive
oppeppen activate; arouse; awake; encourage; excite; stimulate; support
opvrijen excite
opwekken activate; arouse; awake; encourage; excite; freshen; generate; reactivate; recover; refresh; revive; rouse; stimulate; stir up; support drive; prompt; urge
opwinden arouse; excite; stimulate; stir up reel; reel in; wind; wind up
prikkelen arouse; excite; stimulate; stir up aggravate; drive; encourage; encourage someone; incite; inspire; motivate; motivate someone; prompt; stimulate; urge
reanimeren activate; awake; excite; freshen; generate; reactivate; recover; refresh; revive; rouse
stimuleren activate; arouse; awake; encourage; excite; stimulate; stir up; support activate; aggravate; drive; encourage; encourage someone; incite; inspire; motivate; motivate someone; prompt; stimulate; urge
tot leven wekken activate; awake; excite; freshen; generate; reactivate; recover; refresh; revive; rouse
verlevendigen activate; awake; excite; freshen; generate; reactivate; recover; refresh; revive; rouse enliven; freshen; freshen up; refresh; revive; tidy up
- agitate; arouse; charge; charge up; commove; energise; energize; rouse; sex; shake; shake up; stimulate; stir; turn on; wind up

Verwante woorden van "excite":


Synoniemen voor "excite":


Antoniemen van "excite":


Verwante definities voor "excite":

  1. act as a stimulant1
  2. produce a magnetic field in1
    • excite the neurons1
  3. raise to a higher energy level1
    • excite the atoms1
  4. stir the feelings, emotions, or peace of1
  5. stimulate sexually1
  6. cause to be agitated, excited, or roused1
  7. arouse or elicit a feeling1
  8. stir feelings in1
    • excite the audience1

Wiktionary: excite

excite
verb
  1. to cause an electron to move to a higher than normal state
  2. to arouse or bring out (eg feelings); to stimulate
  3. to stir the emotions of
excite
verb
  1. in staat van agitatie brengen

Cross Translation:
FromToVia
excite ergeren; verontwaardigen; aanstoken; irriteren; ophitsen; op stang jagen; prikkelen; sarren; plagen; agaceren agaceraffecter d’une irritation nerveuse.
excite aanwakkeren; opwinden; prikkelen; verhitten; werken op exciter — Engager, porter à.
excite kwaad maken; op stang jagen; vertoornen; opzetten; rechtop zetten; aanwakkeren; opwinden; prikkelen; verhitten; werken op hérisserdresser ses cheveux, ses poils, ses plumes, en parlant de l’homme et des animaux.
excite aanstoken; irriteren; ophitsen; op stang jagen; prikkelen; sarren irritermettre en colère.