Tug: vertaling Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

tug:
- trekken; rukken; sjorren
- sleper
Wiktionary:
- tug → trekken
- tug → sleepboot, boegseren, binnenloodsen, loodsen, trekken, paffen, schieten, vuren

Engels

Uitgebreide vertaling voor tug (Engels) in het Nederlands

tug:

to tug werkwoord (tugs, tugged, tugging)

to tug (pull)

– pull hard ¹
trekken
– met kracht naar je toehalen ²
- trekken werkwoord (trek, trekt, trok, trokken, getrokken)
  - als je aan het touw trekt, gaat de deur open²
rukken
- rukken werkwoord (ruk, rukt, rukte, rukten, gerukt)
to tug (lug; drag)
sjorren
- sjorren werkwoord (sjor, sjort, sjorde, sjorden, gesjord)

Conjugations for tug:

present

tug
tug
tugs
tug
tug
tug

simple past

tugged
tugged
tugged
tugged
tugged
tugged

present perfect

have tugged
have tugged
has tugged
have tugged
have tugged
have tugged

past continuous

was tugging
were tugging
was tugging
were tugging
were tugging
were tugging

future

shall tug
will tug
will tug
shall tug
will tug
will tug

continuous present

am tugging
are tugging
is tugging
are tugging
are tugging
are tugging

subjunctive

be tugged
be tugged
be tugged
be tugged
be tugged
be tugged

diverse

tug!
let's tug!
tugged
tugging

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

tug [the ~] zelfstandig naamwoord

the tug
de sleper
- sleper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tug:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
sleper	tug
-	jerk; towboat; tower; tugboat
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
rukken	pull; tug
sjorren	drag; lug; tug
trekken	pull; tug	drag along; draw; haul; hike; lug; pull; travel; travel about
-	drive; labor; labour; lug; push; tote

Verwante woorden van "tug":

tugs

Synoniemen voor "tug":

jerk; pull; pulling
tugboat; towboat; tower; boat
attract; pull; pull in; draw; draw in
labor; labour; push; drive; fight; struggle; push on
tow
lug; tote; transport; carry
move; displace
force
contend

Verwante definities voor "tug":

a sudden abrupt pull¹
- He gave the rope a quick tug.³
a powerful small boat designed to pull or push larger ships¹
- The tug pulled the barge into the harbor.³
struggle in opposition¹
- She tugged and wrestled with her conflicts¹
pull hard¹
- The prisoner tugged at the chains¹
- This movie tugs at the heart strings¹
pull or strain hard at¹
- Each oar was tugged by several men¹
move by pulling hard¹
- The horse finally tugged the cart out of the mud¹
carry with difficulty¹
tow (a vessel) with a tug¹
- The tugboat tugged the freighter into the harbor¹
strive and make an effort to reach a goal¹
- She tugged for years to make a decent living¹

Wiktionary: tug

tug

verb

nog te sorteren
- trekken → tug; draught; drawl; tow; twitch; fire; shoot

Cross Translation:

From	To	Via
• tug	→ sleepboot	↔ Schlepper — kleines Schiff zur Unterstützung größerer Schiffe
• tug	→ boegseren; binnenloodsen; loodsen	↔ bugsieren — (transitiv), Seefahrt: ein Schiff durch Lotsen ins Schlepptau nehmen und an einen bestimmten Ort schleppen
• tug	→ sleepboot	↔ remorqueur — Bâtiment qui remorque.
• tug	→ trekken; paffen; schieten; vuren	↔ tirer — mouvoir vers soi, amener vers soi ou après soi.

Verwante vertalingen van tug

²Muiswerk Woordenboek

Remove Ads

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: tug

Uitgebreide vertaling voor tug (Engels) in het Nederlands

tug:

to tug werkwoord (tugs, tugged, tugging)

to tug (pull)

to tug (lug; drag)

Conjugations for tug:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

tug [the ~] zelfstandig naamwoord

the tug

Vertaal Matrix voor tug:

Verwante woorden van "tug":

Synoniemen voor "tug":

Verwante definities voor "tug":

Wiktionary: tug

Verwante vertalingen van tug