Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- plunder:
-
Wiktionary:
- plunder → plunderen, brandschatten, roven, leegroven, opgebruiken, uitputten, beroven, plukken
- plunder → plundering, brandschatting, buit, plunderbuit
- plunder → bekoren, charmeren, in verrukking brengen, verrukken, buitmaken, plunderen, roven, stropen, ontroven
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- plunderen:
- Wiktionary:
Engels
Uitgebreide vertaling voor plunder (Engels) in het Nederlands
plunder:
-
to plunder (loot; pillage; raid)
plunderen; leegplunderen; roven; uitplunderen-
leegplunderen werkwoord (plunder leeg, plundert leeg, plunderde leeg, plunderden leeg, leeggeplunderd)
-
to plunder (rob; snatch)
Conjugations for plunder:
present
- plunder
- plunder
- plunders
- plunder
- plunder
- plunder
simple past
- plundered
- plundered
- plundered
- plundered
- plundered
- plundered
present perfect
- have plundered
- have plundered
- has plundered
- have plundered
- have plundered
- have plundered
past continuous
- was plundering
- were plundering
- was plundering
- were plundering
- were plundering
- were plundering
future
- shall plunder
- will plunder
- will plunder
- shall plunder
- will plunder
- will plunder
continuous present
- am plundering
- are plundering
- is plundering
- are plundering
- are plundering
- are plundering
subjunctive
- be plundered
- be plundered
- be plundered
- be plundered
- be plundered
- be plundered
diverse
- plunder!
- let's plunder!
- plundered
- plundering
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor plunder:
Verwante woorden van "plunder":
Synoniemen voor "plunder":
Verwante definities voor "plunder":
Wiktionary: plunder
plunder
Cross Translation:
verb
plunder
-
to take all the goods of, by force (as in war) (transitive)
- plunder → plunderen; brandschatten
-
to take by force or wrongfully
-
to commit robbery or looting (intransitive)
-
to use or use up wrongfully
- plunder → plunderen; leegroven; opgebruiken; uitputten
-
instance of plundering
- plunder → plundering; brandschatting
-
loot attained by plundering
- plunder → buit; plunderbuit
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• plunder | → bekoren; charmeren; in verrukking brengen; verrukken; buitmaken; plunderen; roven; stropen; ontroven | ↔ ravir — enlever de force, emporter avec violence. |
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor plunder (Nederlands) in het Engels
plunder vorm van plunderen:
-
plunderen (leegplunderen; roven; uitplunderen)
-
plunderen (leeghalen; uitzuigen; uitknijpen; uitpersen)
-
plunderen (leegplunderen; leegroven; leegstelen)
-
plunderen (stelen; pikken; verdonkeremanen; ontnemen; toeëigenen; snaaien; gappen; kapen; inpikken; roven; ontfutselen; jatten; ontvreemden; wegpikken; wegnemen; wegkapen; benemen; achteroverdrukken; afnemen; vervreemden; verduisteren; verdonkeren; wegpakken; leegstelen)
Conjugations for plunderen:
o.t.t.
- plunder
- plundert
- plundert
- plunderen
- plunderen
- plunderen
o.v.t.
- plunderde
- plunderde
- plunderde
- plunderden
- plunderden
- plunderden
v.t.t.
- heb geplunderd
- hebt geplunderd
- heeft geplunderd
- hebben geplunderd
- hebben geplunderd
- hebben geplunderd
v.v.t.
- had geplunderd
- had geplunderd
- had geplunderd
- hadden geplunderd
- hadden geplunderd
- hadden geplunderd
o.t.t.t.
- zal plunderen
- zult plunderen
- zal plunderen
- zullen plunderen
- zullen plunderen
- zullen plunderen
o.v.t.t.
- zou plunderen
- zou plunderen
- zou plunderen
- zouden plunderen
- zouden plunderen
- zouden plunderen
diversen
- plunder!
- plundert!
- geplunderd
- plunderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor plunderen:
Wiktionary: plunderen
plunderen
Cross Translation:
verb
-
transitive: to raid and pillage
-
to take all the goods of, by force (as in war) (transitive)
-
to take by force or wrongfully
-
to commit robbery or looting (intransitive)
-
to use or use up wrongfully
-
to loot or pillage
-
plunder
-
to plunder
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• plunderen | → ravish; charm; bewitch; dazzle; fascinate; thrill; delight; plunder; rob; loot; kidnap; abduct; steal | ↔ ravir — enlever de force, emporter avec violence. |
• plunderen | → sack; ransack | ↔ saccager — mettre à sac, mettre au pillage, dévaster. |