Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- plate:
-
Wiktionary:
- plate → bord, dienblad, plaat, schaal
- plate → bord, plank, tablet, schap, bed, bloemperk, perk, tuinbed, schaal, schotel, bekleden, overtrekken, coveren, beleggen, dekken, bedekken, toedekken, accepteren, aannemen, ontvangen, kleden, aankleden, omkleden, staan, aandoen, aantrekken, opleggen, opbrengen, aanbrengen, pleisteren, bepleisteren, stukadoren, behangen
Engels
Uitgebreide vertaling voor plate (Engels) in het Nederlands
plate:
-
the plate (slab)
-
the plate (dinner plate)
-
the plate (hoof; horseshoe; bar shoe; horseshoes)
-
the plate
Vertaal Matrix voor plate:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bord | dinner plate; plate | advertisement-board; billboard; black board; chalk board |
eetbord | dinner plate; plate | |
hoefbeslag | bar shoe; hoof; horseshoe; horseshoes; plate | |
hoefijzer | bar shoe; hoof; horseshoe; horseshoes; plate | |
plaat | plate; slab | L.P.; album; copperplate; etching; illustration; long playing record; photo; photograph; record |
tafelzilver | plate | |
zilveren bestek | plate | |
- | collection plate; crustal plate; dental plate; denture; home; home base; home plate; photographic plate; plateful; scale; shell | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | illustration |
Verwante woorden van "plate":
Synoniemen voor "plate":
Verwante definities voor "plate":
Wiktionary: plate
plate
Cross Translation:
noun
plate
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• plate | → bord | ↔ Teller — runder, meist flacher Teil des Essgeschirrs, auf dem die Speisen vor dem Verzehr angerichtet werden |
• plate | → plank; bord; tablet; schap; bed; bloemperk; perk; tuinbed | ↔ planche — ais de bois, mince et long |
• plate | → schaal; schotel | ↔ plat — pièce de vaisselle, à fond plat destinée à contenir les mets qu’on servir sur la table. |
• plate | → bekleden; overtrekken; coveren; beleggen; dekken; bedekken; toedekken | ↔ recouvrir — Couvrir de nouveau. (Sens général) |
• plate | → accepteren; aannemen; ontvangen; kleden; aankleden; omkleden; staan; bekleden; overtrekken; aandoen; aantrekken; opleggen; opbrengen; aanbrengen; pleisteren; bepleisteren; stukadoren | ↔ revêtir — pourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin. |
• plate | → bekleden; overtrekken; behangen | ↔ tapisser — revêtir, orner de tapisserie les murailles d’une salle, d’une chambre, etc. note Se dit en parlant de la salle, de la pièce ou en parlant des choses qui les couvrent ou les tapissent. |