Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Zoek: trust

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: trust

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. trust:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor trust:
    • vertouwen, vetrouwen, vertrouwen op
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. trust:

Engels

Uitgebreide vertaling voor trust (Engels) in het Nederlands

trust:

to trust werkwoord (trusts, trusted, trusting)

  1. to trust
    vertrouwen
    • vertrouwen werkwoord (vertrouw, vertrouwt, vertrouwde, vertrouwden, vertrouwd)

Conjugations for trust:

present
  1. trust
  2. trust
  3. trusts
  4. trust
  5. trust
  6. trust
simple past
  1. trusted
  2. trusted
  3. trusted
  4. trusted
  5. trusted
  6. trusted
present perfect
  1. have trusted
  2. have trusted
  3. has trusted
  4. have trusted
  5. have trusted
  6. have trusted
past continuous
  1. was trusting
  2. were trusting
  3. was trusting
  4. were trusting
  5. were trusting
  6. were trusting
future
  1. shall trust
  2. will trust
  3. will trust
  4. shall trust
  5. will trust
  6. will trust
continuous present
  1. am trusting
  2. are trusting
  3. is trusting
  4. are trusting
  5. are trusting
  6. are trusting
subjunctive
  1. be trusted
  2. be trusted
  3. be trusted
  4. be trusted
  5. be trusted
  6. be trusted
diverse
  1. trust!
  2. let's trust!
  5. trusted
  6. trusting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

trust [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the trust (pension fund; foundation)
    het fonds; het pensioenfonds
  2. the trust (cartel; syndicate)
    de trust
    • trust [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. the trust (taking someone into one's confidence)
    in vertrouwen nemen; toevertrouwen
  4. the trust (syndicate; cartel; crenation)
    het syndicaat; de kartel
    • syndicaat [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kartel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. the trust
    – Confidence in the reliability of an entity or service and the information that it provides. 1
    het vertrouwen

Vertaal Matrix voor trust:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fonds foundation; pension fund; trust
in vertrouwen nemen taking someone into one's confidence; trust
kartel cartel; crenation; syndicate; trust cartel; carving; serration
pensioenfonds foundation; pension fund; trust
syndicaat cartel; crenation; syndicate; trust
toevertrouwen taking someone into one's confidence; trust deposit at; entrust to; leave with; lodge with
trust cartel; syndicate; trust
vertrouwen trust confidence; faith
- cartel; combine; confidence; corporate trust; faith; reliance; trustfulness; trustingness
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
toevertrouwen entrust
vertrouwen trust
- bank; believe; commit; confide; desire; entrust; hope; intrust; rely; swear
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- confidence; faith; have confidence in; legal trust; reliance; trust in

Verwante woorden van "trust":


Synoniemen voor "trust":


Antoniemen van "trust":


Verwante definities voor "trust":

  1. the trait of believing in the honesty and reliability of others2
    • the experience destroyed his trust and personal dignity2
  2. certainty based on past experience2
    • he put more trust in his own two legs than in the gun2
  3. complete confidence in a person or plan etc2
    • the doctor-patient relationship is based on trust2
  4. a consortium of independent organizations formed to limit competition by controlling the production and distribution of a product or service2
    • they set up the trust in the hope of gaining a monopoly2
  5. something (as property) held by one party (the trustee) for the benefit of another (the beneficiary)2
    • he is the beneficiary of a generous trust set up by his father2
  6. a trustful relationship2
    • he betrayed their trust2
  7. have confidence or faith in2
    • We can trust in God2
  8. be confident about something2
  9. expect and wish2
    • I trust you will behave better from now on2
  10. extend credit to2
    • don't trust my ex-wife; I won't pay her debts anymore2
  11. confer a trust upon2
  12. allow without fear2
  13. Confidence in the reliability of an entity or service and the information that it provides.1
  14. To have confidence in the reliability of an entity or service and the information that it provides.1

Wiktionary: trust

trust
noun
  1. confidence in or reliance on some person or quality
  2. confidence in the future payment for goods or services supplied; credit
  3. the confidence vested in a person who has legal ownership of a property to manage for the benefit of another
  4. -
verb
  1. To place confidence in
trust
noun
  1. het geloof in betrouwbaarheid van een persoon
verb
  1. geloven in de betrouwbaarheid van een persoon
Cross Translation:
FromToVia
• trust → vertrouwen ↔ Vertrauen — Überzeugung von der Richtigkeit bzw. Wahrheit einer Handlung oder eines anderen Menschen. In der Regel ein gegenseitiges Verhältnis der Zuverlässigkeit
• trust → geloven ↔ glauben — »jemandem glauben« (Dativ): sich auf jemanden vertrauensvoll verlassen
• trust → commissie; boodschap; opdracht ↔ commission — mandat, charge que l’on donner à quelqu’un de faire quelque chose.
• trust → vertrouwen ↔ confiance — Sentiment de sécurité
• trust → vertrouwen; toevertrouwen; vertrouwen hebben in; ontboezemen ↔ confier — Traductions à trier suivant le sens
• trust → geloof; vertrouwen; fiducie ↔ foi — Croyance aux vérités de la religion.

Verwante vertalingen van trust



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor trust (Nederlands) in het Engels

trust:

trust [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de trust
    the trust; the cartel; the syndicate
    • trust [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cartel [the ~] zelfstandig naamwoord
    • syndicate [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de trust
    the trust
    • trust [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor trust:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cartel trust cartel; inkeping; kartel; keep; soort vink; syndicaat
syndicate trust kartel; syndicaat
trust trust fonds; in vertrouwen nemen; kartel; pensioenfonds; syndicaat; toevertrouwen; vertrouwen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trust vertrouwen

Verwante woorden van "trust":

  • trusts







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0547 seconde
Page rendered in 1.0 seconds