Engels

Uitgebreide vertaling voor raging (Engels) in het Nederlands

raging:

raging bijvoeglijk naamwoord

  1. raging (furious; mad; upset; )
    kwaad; boos; furieus; woedend; hels; razend; nijdig; woest; dol; laaiend; tierend
    • kwaad bijvoeglijk naamwoord
    • boos bijvoeglijk naamwoord
    • furieus bijvoeglijk naamwoord
    • woedend bijvoeglijk naamwoord
    • hels bijvoeglijk naamwoord
    • razend bijvoeglijk naamwoord
    • nijdig bijvoeglijk naamwoord
    • woest bijvoeglijk naamwoord
    • dol bijvoeglijk naamwoord
    • laaiend bijvoeglijk naamwoord
    • tierend bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor raging:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kwaad Beelzebuub; Lord of Evil; Lucifer; Prince of Darkness; Satan; daemon; demon; devil; wickedness
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boos annoyed; enraged; fierce; furious; infuriated; irate; mad; raging; upset angry; cross; enraged; incensed; irate; livid; seething; venomous; vicious; virulent; vitriolic; wicked; wrathful
dol annoyed; enraged; fierce; furious; infuriated; irate; mad; raging; upset
furieus annoyed; enraged; fierce; furious; infuriated; irate; mad; raging; upset angry; enraged; irate; livid; seething
hels annoyed; enraged; fierce; furious; infuriated; irate; mad; raging; upset hellish; infernal
kwaad annoyed; enraged; fierce; furious; infuriated; irate; mad; raging; upset angry; bitter; blazing; cross; enraged; fiery; furious; glaring; incensed; indignant; irate; livid; seething; sharp; venomous; vicious; virulent; vitriolic; wicked; wrathful
laaiend annoyed; enraged; fierce; furious; infuriated; irate; mad; raging; upset
nijdig annoyed; enraged; fierce; furious; infuriated; irate; mad; raging; upset angry; bitter; blazing; cross; enraged; envious; fiery; furious; glaring; incensed; indignant; irate; jealous; livid; seething; sharp; venomous; vicious; virulent; vitriolic; wicked; wrathful
razend annoyed; enraged; fierce; furious; infuriated; irate; mad; raging; upset angry; enraged; irate; livid; seething
woedend annoyed; enraged; fierce; furious; infuriated; irate; mad; raging; upset angry; bitter; blazing; fiery; furious; glaring; indignant; sharp; virulent
woest annoyed; enraged; fierce; furious; infuriated; irate; mad; raging; upset angry; enraged; feral; irate; livid; seething; unbroken; untamed; wild
- angry; furious; hot; tempestuous; wild
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- furious
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tierend annoyed; enraged; fierce; furious; infuriated; irate; mad; raging; upset

Verwante woorden van "raging":

  • ragingly, rag

Synoniemen voor "raging":


Verwante definities voor "raging":

  1. (of the elements) as if showing violent anger1
    • the raging sea1
  2. very severe1
    • a raging thirst1
    • a raging toothache1
  3. characterized by violent and forceful activity or movement; very intense1
    • a raging battle1
    • the river became a raging torrent1

Wiktionary: raging

raging
adjective
  1. volatile

rage:

rage [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the rage (mania; fad; craze)
    de rage
    • rage [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. the rage (anger; wrath; fury)
    de woede; de toorn; de giftigheid; de kwaadheid; de razernij
    • woede [de ~] zelfstandig naamwoord
    • toorn [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • giftigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kwaadheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • razernij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. the rage (fury; frenzy)
    de furie; de razernij; de dolheid
    • furie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • razernij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • dolheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. the rage (wrath; anger; fury)
    de verbolgenheid
  5. the rage (mania; craze)
    pathologische opgewondenheid; de manie

to rage werkwoord (rages, raging)

  1. to rage (storm; thunder)
    razen; woeden; tekeergaan
    • razen werkwoord (raas, raast, raasde, raasden, geraasd)
    • woeden werkwoord (woed, woedt, woedde, woedden, gewoed)
    • tekeergaan werkwoord (ga tekeer, gaat tekeer, ging tekeer, gingen tekeer, tekeergegaan)
  2. to rage (rant & rage; rant; scream; )
    razen; tekeergaan; tieren; fulmineren
    • razen werkwoord (raas, raast, raasde, raasden, geraasd)
    • tekeergaan werkwoord (ga tekeer, gaat tekeer, ging tekeer, gingen tekeer, tekeergegaan)
    • tieren werkwoord (tier, tiert, tierde, tierden, getierd)
    • fulmineren werkwoord (fulmineer, fulmineert, fulmineerde, fulmineerden, gefulmineerd)
  3. to rage (bawl; shout; scream; )
    schreeuwen; brullen; bulderen; daveren; blaffen
    • schreeuwen werkwoord (schreeuw, schreeuwt, schreeuwde, schreeuwden, geschreeuwd)
    • brullen werkwoord (brul, brult, brulde, brulden, gebruld)
    • bulderen werkwoord (bulder, buldert, bulderde, bulderden, gebulderd)
    • daveren werkwoord (daver, davert, daverde, daverden, gedaverd)
    • blaffen werkwoord (blaf, blaft, blafte, blaften, geblaft)
  4. to rage (storm; rave; rant; )
    fulmineren; razen; tekeergaan; tieren; te keer gaan
    • fulmineren werkwoord (fulmineer, fulmineert, fulmineerde, fulmineerden, gefulmineerd)
    • razen werkwoord (raas, raast, raasde, raasden, geraasd)
    • tekeergaan werkwoord (ga tekeer, gaat tekeer, ging tekeer, gingen tekeer, tekeergegaan)
    • tieren werkwoord (tier, tiert, tierde, tierden, getierd)
    • te keer gaan werkwoord (ga te keer, gaat te keer, ging te keer, gingen te keer, te keer gegaan)
  5. to rage (curse; swear; storm)
    ketteren
    • ketteren werkwoord (ketter, kettert, ketterde, ketterden, geketterd)
  6. to rage (go off the deep end; rave; to be furious; storm; thunder)
    tekeergaan; uitvaren; uit de slof schieten; donderen
    • tekeergaan werkwoord (ga tekeer, gaat tekeer, ging tekeer, gingen tekeer, tekeergegaan)
    • uitvaren werkwoord (vaar uit, vaart uit, voer uit, voeren uit, uitgevaren)
    • donderen werkwoord (donder, dondert, donderde, donderden, gedonderd)
  7. to rage (talk smut; rant; yell; )
    fulmineren; vuilbekken
    • fulmineren werkwoord (fulmineer, fulmineert, fulmineerde, fulmineerden, gefulmineerd)
    • vuilbekken werkwoord

Conjugations for rage:

present
  1. rage
  2. rage
  3. rages
  4. rage
  5. rage
  6. rage
simple past
  1. rages
  2. rages
  3. rages
  4. rages
  5. rages
  6. rages
present perfect
  1. have rages
  2. have rages
  3. has rages
  4. have rages
  5. have rages
  6. have rages
past continuous
  1. was raging
  2. were raging
  3. was raging
  4. were raging
  5. were raging
  6. were raging
future
  1. shall rage
  2. will rage
  3. will rage
  4. shall rage
  5. will rage
  6. will rage
continuous present
  1. am raging
  2. are raging
  3. is raging
  4. are raging
  5. are raging
  6. are raging
subjunctive
  1. be rages
  2. be rages
  3. be rages
  4. be rages
  5. be rages
  6. be rages
diverse
  1. rage!
  2. let's rage!
  3. rages
  4. raging
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor rage:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
daveren booming
dolheid frenzy; fury; rage
donderen thundering
furie frenzy; fury; rage
giftigheid anger; fury; rage; wrath malignity; poisonous; toxic; venomous; venomousness; viciousness; virulence
kwaadheid anger; fury; rage; wrath
manie craze; mania; rage craze; exaggerated love; mania
pathologische opgewondenheid craze; mania; rage
rage craze; fad; mania; rage
razernij anger; frenzy; fury; rage; wrath
schreeuwen cries; screams; shouts; yelling
toorn anger; fury; rage; wrath
uitvaren departing; departure; going away; leaving; putting to sea; sailing; starting; taking off
verbolgenheid anger; fury; rage; wrath
woede anger; fury; rage; wrath
- craze; cult; fad; furor; furore; fury; madness; passion
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blaffen bark; bawl; bellow; boom; cry; cry out; rage; rant; roar; scream; shout; shriek; yell bark; bellow; roar; scream; shout; shriek; squeal; yell
brullen bark; bawl; bellow; boom; cry; cry out; rage; rant; roar; scream; shout; shriek; yell bellow; cry; cry out; howl; let on; roar; scream; shout; shriek; squeal; tell tales; whine; yell
bulderen bark; bawl; bellow; boom; cry; cry out; rage; rant; roar; scream; shout; shriek; yell bellow; roar; scream; shout; shriek; yell
daveren bark; bawl; bellow; boom; cry; cry out; rage; rant; roar; scream; shout; shriek; yell rattle; rumble; thunder
donderen go off the deep end; rage; rave; storm; thunder; to be furious thunder
fulmineren bawl; be furious; let someone have it; rage; rant; rant & rage; rave; scream; storm; talk smut; thunder; use obscene language; yell
ketteren curse; rage; storm; swear
razen bawl; be furious; let someone have it; rage; rant; rant & rage; rave; scream; storm; thunder; yell
schreeuwen bark; bawl; bellow; boom; cry; cry out; rage; rant; roar; scream; shout; shriek; yell bellow; cry; roar; scream; screech; shout; shriek; squawk; yell
te keer gaan bawl; be furious; rage; rant; rave; scream; storm; thunder; yell
tekeergaan bawl; be furious; go off the deep end; let someone have it; rage; rant; rant & rage; rave; scream; storm; thunder; to be furious; yell
tieren bawl; be furious; let someone have it; rage; rant; rant & rage; rave; scream; storm; thunder; yell grow; prosper; thrive
uit de slof schieten go off the deep end; rage; rave; storm; thunder; to be furious
uitvaren go off the deep end; rage; rave; storm; thunder; to be furious sail; set sail
vuilbekken bawl; let someone have it; rage; rant; talk smut; use obscene language; yell
woeden rage; storm; thunder
- ramp; storm
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- be prevalent; be rife

Verwante woorden van "rage":

  • rages

Synoniemen voor "rage":


Verwante definities voor "rage":

  1. an interest followed with exaggerated zeal1
    • it was all the rage that season1
  2. a feeling of intense anger1
    • his face turned red with rage1
  3. violent state of the elements1
    • the sea hurled itself in thundering rage against the rocks1
  4. a state of extreme anger1
    • she fell into a rage and refused to answer1
  5. something that is desired intensely1
    • his rage for fame destroyed him1
  6. feel intense anger1
  7. be violent; as of fires and storms1
  8. behave violently, as if in state of a great anger1

Wiktionary: rage

rage
noun
  1. a violent anger
verb
  1. act in an angry manner
  2. move with great violence
rage
verb
  1. voortbewegen of overtrekken van een natuurverschijnsel dat gepaard gaat met veel geweld en schade veroorzaakt
  2. met veel geweld gaande zijn van een natuurverschijnsel
noun
  1. een gevoel van erge kwaadheid

Cross Translation:
FromToVia
rage rancune Ingrimmveraltet: starker Groll oder Zorn
rage woede Zorn — starkes und heftiges Gefühl, das negativ gegen etwas oder jemanden gerichtet ist
rage woede colèreréaction vif et parfois violente contre ce qui blesser un sentiment.
rage woede; razernij fureurégarement d’esprit qui tenir de la rage et de la frénésie.
rage manen; aanmanen; aansporen; berispen; een standje geven; uitkafferen; beknorren; terechtwijzen; verwijten; brullen; bulderen; daveren; loeien; dreigen; bedreigen gronder — Faire entendre un bruit sourd, parler des animaux, du tonnerre ou du vent.

rag:

rag [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the rag (piece of cloth)
    – a small piece of cloth or paper 1
    het doekje
    • doekje [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. the rag
    – a small piece of cloth or paper 1
    het lapje
    • lapje [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. the rag (scrap; tatter; dollop; )
    het prul; de homp; de flard; het vodje; de lap; de lor; de vod
    • prul [het ~] zelfstandig naamwoord
    • homp [de ~] zelfstandig naamwoord
    • flard [de ~] zelfstandig naamwoord
    • vodje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • lap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • lor [de ~] zelfstandig naamwoord
    • vod [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor rag:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doekje piece of cloth; rag
flard daub; dollop; piece of junk; piece of trash; rag; scrap; tatter
homp daub; dollop; piece of junk; piece of trash; rag; scrap; tatter chunk
lap daub; dollop; piece of junk; piece of trash; rag; scrap; tatter cleaning-rag; cloth; piece of cloth; polishing-cloth; remains; tail-end
lapje rag
lor daub; dollop; piece of junk; piece of trash; rag; scrap; tatter
prul daub; dollop; piece of junk; piece of trash; rag; scrap; tatter
vod daub; dollop; piece of junk; piece of trash; rag; scrap; tatter
vodje daub; dollop; piece of junk; piece of trash; rag; scrap; tatter
- rag week; ragtime; sheet; shred; tabloid; tag; tag end; tatter
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- bawl out; bedevil; berate; call down; call on the carpet; chide; crucify; dress down; dun; frustrate; jaw; lecture; rebuke; reprimand; reproof; scold; take to task; torment; trounce
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- patch

Verwante woorden van "rag":


Synoniemen voor "rag":


Verwante definities voor "rag":

  1. a boisterous practical joke (especially by college students)1
  2. a small piece of cloth or paper1
  3. newspaper with half-size pages1
  4. music with a syncopated melody (usually for the piano)1
  5. a week at British universities during which side-shows and processions of floats are organized to raise money for charities1
  6. break into lumps before sorting1
    • rag ore1
  7. censure severely or angrily1
    • The deputy ragged the Prime Minister1
  8. play in ragtime1
    • rag that old tune1
  9. treat cruelly1
  10. Irregularity along the left or right edge of a set of lines of text on a printed page. Rag complements justification, in which one or both edges of the text form a straight vertical line.2

Wiktionary: rag

rag
noun
  1. piece of cloth
  2. mean or tattered attire
  3. sail, or any piece of canvas
  4. piece of ragtime music
rag
noun
  1. vod, oude lap
  2. een versleten stuk weefsel

Cross Translation:
FromToVia
rag roddelblad canard — Journal d’actualité
rag vod; lomp; krot haillon — Lambeau
rag flard; vodje; lap; lomp; lor; tod; vod lambeaumorceau d’une étoffe déchirer.
rag doek lingetissu de fil ou de coton servir à l’usage du corps ou à des emplois domestiques.

Verwante vertalingen van raging