Engels

Uitgebreide vertaling voor annoy (Engels) in het Nederlands

annoy:

to annoy werkwoord (annoies, annoyed, annoying)

  1. to annoy (irritate; cause irritation; chafe; )
    irriteren; op de zenuwen werken; vervelen
    • irriteren werkwoord (irriteer, irriteert, irriteerde, irriteerden, geïrriteerd)
    • vervelen werkwoord (verveel, verveelt, verveelde, verveelden, verveeld)
    ergeren
    – iets doen wat hij vervelend vindt 1
    • ergeren werkwoord (erger, ergert, ergerde, ergerden, geërgerd)
      • ik erger hem met die muziek1
  2. to annoy (give offence; shock; scandalize; be annoying; scandalise)
    shockeren; choqueren; schokken; aanstoot geven
    • shockeren werkwoord (schokeer, schokeert, schokeerde, schokeerden, geshockeerd)
    • choqueren werkwoord (choqueer, choqueert, choqueerde, choqueerden, gechoqueerd)
    • schokken werkwoord (schok, schokt, schokte, schokten, geschokt)
    • aanstoot geven werkwoord (geef aanstoot, geeft aanstoot, gaf aanstoot, gaven aanstoot, aanstoot gegeven)
  3. to annoy (interrupt; bother; disturb)
    storen
    • storen werkwoord (stoor, stoort, stoorde, stoorden, gestoord)

Conjugations for annoy:

present
  1. annoy
  2. annoy
  3. annoies
  4. annoy
  5. annoy
  6. annoy
simple past
  1. annoyed
  2. annoyed
  3. annoyed
  4. annoyed
  5. annoyed
  6. annoyed
present perfect
  1. have annoyed
  2. have annoyed
  3. has annoyed
  4. have annoyed
  5. have annoyed
  6. have annoyed
past continuous
  1. was annoying
  2. were annoying
  3. was annoying
  4. were annoying
  5. were annoying
  6. were annoying
future
  1. shall annoy
  2. will annoy
  3. will annoy
  4. shall annoy
  5. will annoy
  6. will annoy
continuous present
  1. am annoying
  2. are annoying
  3. is annoying
  4. are annoying
  5. are annoying
  6. are annoying
subjunctive
  1. be annoyed
  2. be annoyed
  3. be annoyed
  4. be annoyed
  5. be annoyed
  6. be annoyed
diverse
  1. annoy!
  2. let's annoy!
  3. annoyed
  4. annoying
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor annoy:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schokken colliding; jolting
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanstoot geven annoy; be annoying; give offence; scandalise; scandalize; shock repulse; shock
choqueren annoy; be annoying; give offence; scandalise; scandalize; shock repulse; shock
ergeren anger; annoy; cause irritation; chafe; give offence; irritate; vex
irriteren anger; annoy; cause irritation; chafe; give offence; irritate; vex
op de zenuwen werken anger; annoy; cause irritation; chafe; give offence; irritate; vex
schokken annoy; be annoying; give offence; scandalise; scandalize; shock frighten; jolt; shake; startle; tremble
shockeren annoy; be annoying; give offence; scandalise; scandalize; shock repulse; shock
storen annoy; bother; disturb; interrupt block; hamper; hinder; impede; make impossible; thwart
vervelen anger; annoy; cause irritation; chafe; give offence; irritate; vex be boring; bore
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- fill with indignation; provoke; vex

Verwante woorden van "annoy":


Synoniemen voor "annoy":


Wiktionary: annoy

annoy
verb
  1. to disturb or irritate
annoy
verb
  1. gevoelens van onvrede veroorzaken
  2. pijnigen

Cross Translation:
FromToVia
annoy ergeren; verontwaardigen; aanstoken; irriteren; ophitsen; op stang jagen; prikkelen; sarren; plagen; agaceren agaceraffecter d’une irritation nerveuse.
annoy bedroeven; ergeren chagriner — Causer du chagrin, rendre triste.
annoy belemmeren; hinderen; storen; verstoren gêner — Causer de la gêne
annoy ergeren; verontwaardigen indigner — Remplir d’indignation