Staff: vertaling Engels

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

staff:
- leidinggevend personeel; staf; kader; werknemers; employees; bediening; besturing; personeel
- bemannen
Wiktionary:
- staff → staf, balk, notenbalk, medewerkers, personeel
- staff → farceren, advocatuur, advocatenstand, balie, baar, paal, pijp, roede, schacht, spijl, stang, staf, stok, hengel
Gebruikers suggesties voor staff:
- personeelsleden

Engels

Uitgebreide vertaling voor staff (Engels) in het Nederlands

the staff (executive; executives)
leidinggevend personeel; de staf; het kader
- leidinggevend personeel [znw.] zelfstandig naamwoord
- staf [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- kader [het ~] zelfstandig naamwoord
the staff (employees; personnel; servants; manpower)
de werknemers; de employees
- werknemers [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- employees [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
the staff (steering; servants; personnel; manpower; employees)
de bediening; de besturing
- bediening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- besturing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
the staff
het personeel
- personeel [het ~] zelfstandig naamwoord

staff (man; crew)
bemannen
- bemannen werkwoord (beman, bemant, bemande, bemanden, bemand)

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bediening	employees; manpower; personnel; servants; staff; steering	service; serving
besturing	employees; manpower; personnel; servants; staff; steering	control; price; quotation; rate; stock price; value
employees	employees; manpower; personnel; servants; staff
kader	executive; executives; staff	cornice; frame; frame work; framing; molding; moulding; mounting; panel; rim
leidinggevend personeel	executive; executives; staff	executive
personeel	staff	crew; employees; personnel; work force; workforce
staf	executive; executives; staff	bar; baton; cane; club; crew; employees; personnel; rod; stave; stick; truncheon; work force
werknemers	employees; manpower; personnel; servants; staff
-	faculty; stave
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bemannen	crew; man; staff

a strong rod or stick with a specialized utilitarian purpose¹
- he walked with the help of a wooden staff¹
(music) the system of five horizontal lines on which the musical notes are written¹
a rod carried as a symbol¹
the body of teachers and administrators at a school¹
- the dean addressed the letter to the entire staff of the university¹
personnel who assist their superior in carrying out an assigned task¹
- the hospital has an excellent nursing staff¹
- the general relied on his staff to make routine decisions¹
building material consisting of plaster and hair; used to cover external surfaces of temporary structure (as at an exposition) or for decoration¹
provide with staff¹
- This position is not always staffed¹
serve on the staff of¹
- The two men staff the reception desk¹

staff

noun

staff

noun

set van vijf lijnen
- notenbalk → staff
een stok bedoeld voor ondersteuning of onderscheiding van een persoon
- staf → staff

Cross Translation:

From	To	Via
• staff	→ farceren	↔ farcieren — Gastronomie: mit einer zuvor hergestellten Farce füllen
• staff	→ advocatuur; advocatenstand; balie; baar; paal; pijp; roede; schacht; spijl; stang	↔ barreau — barre de bois ou de fer qui sert de clôture.
• staff	→ baar; paal; pijp; roede; schacht; spijl; stang; staf; stok	↔ bâton — Morceau de bois assez long
• staff	→ hengel; staf; stok	↔ canne — Nom générique donner à plusieurs espèces de roseaux, tels que le roseau commun, la canne d’Inde, la canne odorante, le bambou, etc.
• staff	→ baar; paal; pijp; roede; schacht; spijl; stang	↔ gaule — Grande perche.
• staff	→ paal	↔ perche — Longue pièce de bois