Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. practical:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor practical:
    • praktijkgericht


Engels

Uitgebreide vertaling voor practical (Engels) in het Nederlands

practical:

practical bijvoeglijk naamwoord

  1. practical (in practice)
    praktisch; in de praktijk
  2. practical
    practisch; nuttig; gemakkelijk
  3. practical (applied)
    toegepast; aangewend

practical [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the practical (lab)
    het practicum

Vertaal Matrix voor practical:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
practicum lab; practical
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gemakkelijk practical comfortable; easily; easy; effortless; not difficult; not hard; simple
nuttig practical handy; serviceable; usable; useful
praktisch in practice; practical serviceable; usable; useful
toegepast applied; practical
- hard-nosed; hardheaded; pragmatic; virtual
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gemakkelijk easily
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangewend applied; practical
in de praktijk in practice; practical in actual practice; in real terms
practisch practical

Verwante woorden van "practical":


Synoniemen voor "practical":


Antoniemen van "practical":


Verwante definities voor "practical":

  1. having or put to a practical purpose or use1
    • practical mathematics1
    • practical applications of calculus1
  2. concerned with actual use or practice1
    • he is a very practical person1
    • the idea had no practical application1
    • a practical knowledge of Japanese1
    • woodworking is a practical art1
  3. guided by practical experience and observation rather than theory1
    • completely practical in his approach to business1
  4. being actually such in almost every respect1
    • a practical failure1

Wiktionary: practical

practical
adjective
  1. based on practice or action rather than theory or hypothesis

Cross Translation:
FromToVia
practical praktisch; praktizerend praktisch — in der Praxis, auf Realität bezogen
practical echt; eigenlijk; heus; waar; waarachtig; reëel; werkelijk; daadwerkelijk; wezenlijk réelvéritable, effectif, vrai, sans fiction ni figure.

Verwante vertalingen van practical