Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- immediate:
-
Wiktionary:
- immediate → direct, onmiddellijk
- immediate → onmiddellijk
- immediate → onmiddellijk, meteen, dadelijk, terstond, direct, onmiddelijk, onverwijld, ogenblikkelijk, prompt, live, rechtstreeks
-
Gebruikers suggesties voor immediate:
- onmiddelijk
Engels
Uitgebreide vertaling voor immediate (Engels) in het Nederlands
immediate:
-
immediate (on the spot; at once; then and there; right now)
op staande voet-
op staande voet bijvoeglijk naamwoord
-
-
immediate (immediately; promptly; at once; right away)
-
immediate (immediately; straight away; right away; at once)
onverwijld-
onverwijld bijvoeglijk naamwoord
-
-
immediate (at once; immediately; instantly; promptly; straight away; right away)
ogenblikkelijk-
ogenblikkelijk bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor immediate:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ogenblikkelijk | at once; immediate; immediately; instantly; promptly; right away; straight away | |
onverwijld | at once; immediate; immediately; right away; straight away | |
- | contiguous; prompt; quick; straightaway | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
subiet | at once; immediate; immediately; promptly; right away | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | current; present; prompt | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
op staande voet | at once; immediate; on the spot; right now; then and there |
Verwante woorden van "immediate":
Synoniemen voor "immediate":
Antoniemen van "immediate":
Verwante definities voor "immediate":
Wiktionary: immediate
immediate
Cross Translation:
adjective
immediate
-
without delay
- immediate → direct; onmiddellijk
adjective
-
zonder uitstel
-
zonder uitstel
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• immediate | → onmiddellijk; meteen; dadelijk; terstond | ↔ gleich — zeitliche Nähe; meist nahe Zukunft |
• immediate | → direct; onmiddelijk | ↔ sofortig — nicht verzögert; ohne Verzögerung stattfindend |
• immediate | → terstond; onverwijld | ↔ unverzüglich — sofort, ohne Aufschub, ohne schuldhaftes Zögern |
• immediate | → ogenblikkelijk; prompt; direct; live; onmiddellijk; rechtstreeks | ↔ immédiat — Qui agir, qui produire sans intermédiaire. |