Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. fruit:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. fruit:
  2. fruiten:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor fruit (Engels) in het Nederlands

fruit:

fruit [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the fruit
    – the ripened reproductive body of a seed plant 1
    het fruit
    – vruchten die je rauw kunt eten 2
    • fruit [het ~] zelfstandig naamwoord
      • er lag allerlei fruit op de schaal: appels, peren, pruimen, etc.2
  2. the fruit
    – the ripened reproductive body of a seed plant 1
    de vrucht
    – voortbrengsel van boom, struik of plant 2
    • vrucht [de ~] zelfstandig naamwoord
      • peren, appels en noten zijn vruchten2
    het ooft
    • ooft [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. the fruit (consequence; result; outcome)
    – the consequence of some effort or action 1
    de consequentie; het gevolg; het voortvloeisel; het uitvloeisel
  4. the fruit
    het fruit
    • fruit [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor fruit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
consequentie consequence; fruit; outcome; result
fruit fruit
gevolg consequence; fruit; outcome; result accepting; bringing about; carrying out; consequence; court; court circle; court dignitaries; effect; obeying; result; royal household
ooft fruit
uitvloeisel consequence; fruit; outcome; result
voortvloeisel consequence; fruit; outcome; result
vrucht fruit
- yield

Verwante woorden van "fruit":

  • fruits

Synoniemen voor "fruit":


Verwante definities voor "fruit":

  1. an amount of a product1
  2. the consequence of some effort or action1
    • he lived long enough to see the fruit of his policies1
  3. the ripened reproductive body of a seed plant1
  4. bear fruit1
    • the trees fruited early this year1
  5. cause to bear fruit1

Wiktionary: fruit

fruit
noun
  1. figuratively: child of a marriage
  2. figuratively: positive end result or reward of labour or effort
  3. food
  4. part of plant
fruit
noun
  1. voedsel dat bestaat uit eetbare vruchten
  2. volgroeid vruchtbeginsel

Cross Translation:
FromToVia
fruit vrucht fruit — (botanique) partie d’une plante, souvent comestible et colorée, produire après la floraison et contenir une ou plusieurs graines.

Verwante vertalingen van fruit



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor fruit (Nederlands) in het Engels

fruit:

fruit [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het fruit
    – vruchten die je rauw kunt eten 2
    the fruit
    – the ripened reproductive body of a seed plant 1
    • fruit [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. het fruit
    the fruit
    • fruit [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor fruit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fruit fruit consequentie; gevolg; ooft; uitvloeisel; voortvloeisel; vrucht

Verwante woorden van "fruit":


Verwante definities voor "fruit":

  1. vruchten die je rauw kunt eten2
    • er lag allerlei fruit op de schaal: appels, peren, pruimen, etc.2

Wiktionary: fruit

fruit
noun
  1. voedsel dat bestaat uit eetbare vruchten
fruit
noun
  1. food
  2. part of plant

fruiten:

fruiten werkwoord (fruit, fruitte, fruitten, gefruit)

  1. fruiten
    to fry
    • fry werkwoord (fries, fried, frying)

Conjugations for fruiten:

o.t.t.
  1. fruit
  2. fruit
  3. fruit
  4. fruiten
  5. fruiten
  6. fruiten
o.v.t.
  1. fruitte
  2. fruitte
  3. fruitte
  4. fruitten
  5. fruitten
  6. fruitten
v.t.t.
  1. heb gefruit
  2. hebt gefruit
  3. heeft gefruit
  4. hebben gefruit
  5. hebben gefruit
  6. hebben gefruit
v.v.t.
  1. had gefruit
  2. had gefruit
  3. had gefruit
  4. hadden gefruit
  5. hadden gefruit
  6. hadden gefruit
o.t.t.t.
  1. zal fruiten
  2. zult fruiten
  3. zal fruiten
  4. zullen fruiten
  5. zullen fruiten
  6. zullen fruiten
o.v.t.t.
  1. zou fruiten
  2. zou fruiten
  3. zou fruiten
  4. zouden fruiten
  5. zouden fruiten
  6. zouden fruiten
en verder
  1. is gefruit
  2. zijn gefruit
diversen
  1. fruit!
  2. fruit!
  3. gefruit
  4. fruitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor fruiten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fry fruiten bakken; braden

Verwante woorden van "fruiten":


Wiktionary: fruiten


Cross Translation:
FromToVia
fruiten fry frittierenGastronomie: in heißem Fett/Öl schwimmend garen
fruiten fry frire — Faire cuire

Verwante vertalingen van fruit