Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- confront:
-
Wiktionary:
- confront → tegenover stellen, vergelijken, confronteren
- confront → bezwaar hebben tegen
- confront → bezwaar hebben tegen, standhouden, weerstaan, zich verzetten, het hoofd bieden, confronteren
Engels
Uitgebreide vertaling voor confront (Engels) in het Nederlands
confront:
-
to confront (compare; compare with; compare to; equate)
vergelijken; compareren; tegenover elkaar stellen; bij elkaar houden-
compareren werkwoord
-
tegenover elkaar stellen werkwoord
-
bij elkaar houden werkwoord (houd bij elkaar, houdt bij elkaar, hield bij elkaar, hielden bij elkaar, bij elkaar gehouden)
Conjugations for confront:
present
- confront
- confront
- confronts
- confront
- confront
- confront
simple past
- confronted
- confronted
- confronted
- confronted
- confronted
- confronted
present perfect
- have confronted
- have confronted
- has confronted
- have confronted
- have confronted
- have confronted
past continuous
- was confronting
- were confronting
- was confronting
- were confronting
- were confronting
- were confronting
future
- shall confront
- will confront
- will confront
- shall confront
- will confront
- will confront
continuous present
- am confronting
- are confronting
- is confronting
- are confronting
- are confronting
- are confronting
subjunctive
- be confronted
- be confronted
- be confronted
- be confronted
- be confronted
- be confronted
diverse
- confront!
- let's confront!
- confronted
- confronting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor confront:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bij elkaar houden | compare; compare to; compare with; confront; equate | hold together; solidify |
compareren | compare; compare to; compare with; confront; equate | |
tegenover elkaar stellen | compare; compare to; compare with; confront; equate | face with |
vergelijken | compare; compare to; compare with; confront; equate | compare |
- | face; face up; present | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | bring face to face |
Verwante woorden van "confront":
Synoniemen voor "confront":
Antoniemen van "confront":
Verwante definities voor "confront":
Wiktionary: confront
confront
Cross Translation:
verb
confront
-
To put a thing facing to; to set in contrast to
- confront → tegenover stellen
-
To set a thing side by side with; to compare
- confront → vergelijken; tegenover stellen
-
To something bring face to face with
- confront → confronteren
-
To come up against; to encounter
- confront → confronteren
-
To deal with
- confront → confronteren
-
To engage in confrontation
- confront → confronteren
-
To stand or meet facing, especially in competition, hostility or defiance
- confront → confronteren
phrase
-
tegengaan, het hoofd bieden
-
iemand laten zien wat diegene heeft gedaan
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• confront | → bezwaar hebben tegen; standhouden; weerstaan; zich verzetten; het hoofd bieden | ↔ affronter — attaquer de front avec hardiesse, avec intrépidité. |
• confront | → confronteren | ↔ confronter — mettre des personnes en présence les unes des autres, pour voir si elles convenir d'un fait dont il s’agir. |