Chapter: vertaling Engels

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

chapter:
- kapittel; hoofdstuk; chapiter; episode
Wiktionary:
- chapter → hoofdstuk
- chapter → hoofdstuk, afdeling, geleding, sectie, tak, chapiter, kapittel, dienst, eetservies, servies, ambt, baan, betrekking, werkkring, plaats

Engels

Uitgebreide vertaling voor chapter (Engels) in het Nederlands

the chapter
het kapittel; het hoofdstuk; het chapiter
- kapittel [het ~] zelfstandig naamwoord
- hoofdstuk [het ~] zelfstandig naamwoord
- chapiter [het ~] zelfstandig naamwoord
the chapter (episode)
de episode
- episode [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
the chapter

– In a DVD or a video, a portion of a title, such as a scene or sequence. A title can contain one or more chapters. ¹
het hoofdstuk
- hoofdstuk [het ~] zelfstandig naamwoord

a subdivision of a written work; usually numbered and titled²
- he read a chapter every night before falling asleep²
a series of related events forming an episode²
- a chapter of disasters²
a local branch of some fraternity or association²
- he joined the Atlanta chapter²
an ecclesiastical assembly of the monks in a monastery or even of the canons of a church²
any distinct period in history or in a person's life²
- the industrial revolution opened a new chapter in British history²
- the divorce was an ugly chapter in their relationship²
In a DVD or a video, a portion of a title, such as a scene or sequence. A title can contain one or more chapters.¹

chapter

noun

chapter

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• chapter	→ hoofdstuk	↔ Kapitel — größere Einteilung in einer schreiben oder zeichnen Geschichte, die es dem Leser einfacher macht, verschiedene Handlungsstränge oder Themen nachzuvollziehen
• chapter	→ afdeling; geleding; sectie; tak	↔ branche — Traductions à trier suivant le sens
• chapter	→ chapiter; hoofdstuk; kapittel	↔ chapitre — Division d’un ouvrage pour le structurer
• chapter	→ afdeling; geleding; sectie	↔ section — action de couper, de diviser ou résultat de cette action.
• chapter	→ dienst; eetservies; servies; afdeling; geleding; sectie; ambt; baan; betrekking; werkkring; plaats	↔ service — état, fonctions, devoirs de quelqu’un qui servir une personne ou une collectivité.

Computer vertaling door derden:

Remove Ads