Boon: vertaling Engels

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

boon:
- voorspoed; zegening; zaligheid; gezegende toestand; heil; zegen; zegenen; gunst; dienst
Wiktionary:
- boon → goedaardig, lief, vrolijk, minzaam
- boon → verzoek, gebed, geschenk, gift, zegen, voordeel, weldaad
- boon → sierlijkheid, begunstiging, genadigheid, gunst

Nederlands naar Engels: Meer gegevens...

boon:
- bean; French bean
Wiktionary:
- boon → bean, haricot
- boon → bean, broad bean, fava bean, faba bean, horse bean, field bean, tic bean, trinket, haricot, kidney bean, string bean

Engels

Uitgebreide vertaling voor boon (Engels) in het Nederlands

boon:

boon [the ~] zelfstandig naamwoord

the boon (blessing; benediction)
de voorspoed; de zegening; de zaligheid; gezegende toestand; het heil; de zegen; zegenen
- voorspoed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- zegening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- zaligheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gezegende toestand [znw.] zelfstandig naamwoord
- heil [het ~] zelfstandig naamwoord
- zegen [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord, mv.
- zegenen [znw.] zelfstandig naamwoord
the boon (favour; service; grace; support; patronage; goodwill; mass; favor)
de gunst; de dienst
- gunst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- dienst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor boon:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
dienst	boon; favor; favour; goodwill; grace; mass; patronage; service; support	Mass; complaisance; compliance; courtesy; institution; kindness; mass; military service; modesty; national service; service; subservience; worship
gezegende toestand	benediction; blessing; boon	blessing
gunst	boon; favor; favour; goodwill; grace; mass; patronage; service; support
heil	benediction; blessing; boon	affluence; blessing; prosperity; wealth; welfare; well-being
voorspoed	benediction; blessing; boon	affluence; blessing; prosperity; wealth; welfare; well-being
zaligheid	benediction; blessing; boon	bliss; delight; deliverance; happiness; kingdom of Heaven; liberation; redemption; release; rescue; salvation
zegen	benediction; blessing; boon	blessing
zegenen	benediction; blessing; boon	blessing
zegening	benediction; blessing; boon	blessing; consecration; devotion; hallowing; ordination; sanctification
-	blessing
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
zegenen		bless; consecrate; sanctify

Verwante woorden van "boon":

boons

Synoniemen voor "boon":

close
blessing; good fortune; luckiness; good luck

Verwante definities voor "boon":

very close and convivial¹
- boon companions¹
a desirable state¹
- a spanking breeze is a boon to sailors¹

Wiktionary: boon

boon

adjective

kind; bountiful; benign
- boon → goedaardig; lief
gay; merry; jovial; convivial
- boon → vrolijk; minzaam

noun

a prayer or petition
- boon → verzoek; gebed
a gift; a benefaction; a grant; a present
- boon → geschenk; gift
A blessing or benefit
- boon → zegen; voordeel

boon

noun

een goede daad voor iemand doen
- weldaad → benefaction; boon

Cross Translation:

From	To	Via
• boon	→ sierlijkheid; begunstiging; genadigheid; gunst	↔ grâce — Ce qui plaît dans les attitudes, les manières, les discours. Un certain agrément, un certain charme indéfinissable.

Computer vertaling door derden:

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor boon (Nederlands) in het Engels

boon:

boon [de ~] zelfstandig naamwoord

de boon (bruine boon)
the bean
- bean [the ~] zelfstandig naamwoord
de boon (sperzieboon)
the French bean
- French bean [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor boon:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
French bean	boon; sperzieboon	prinsessenboon; slaboon; snijboon
bean	boon; bruine boon

Verwante woorden van "boon":

bonen, boontje, boontjes

Verwante definities voor "boon":

lange smalle groene peulvrucht²
- we eten sperziebonen vanavond²
ovaal of rond zaad van een peulvrucht²
- we eten vanavond bruine bonen²

Wiktionary: boon

boon

noun

een eetbare peulvrucht
- boon → bean; haricot

boon

noun

seed
- bean → boon

Cross Translation:

From	To	Via
• boon	→ bean	↔ Bohne — Pflanze (oder Teil) verschiedener Schmetterlingsblütler
• boon	→ broad bean; fava bean; faba bean; horse bean; field bean; tic bean; trinket	↔ fève — légumineuse cultivée pour sa graine
• boon	→ haricot; kidney bean; string bean	↔ haricot — Éléments à trier …

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van boon

bruine boon

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: boon

Uitgebreide vertaling voor boon (Engels) in het Nederlands

boon:

boon [the ~] zelfstandig naamwoord

the boon (blessing; benediction)

the boon (favour; service; grace; support; patronage; goodwill; mass; favor)

Vertaal Matrix voor boon:

Verwante woorden van "boon":

Synoniemen voor "boon":

Verwante definities voor "boon":

Wiktionary: boon

Uitgebreide vertaling voor boon (Nederlands) in het Engels

boon:

boon [de ~] zelfstandig naamwoord

de boon (bruine boon)

de boon (sperzieboon)

Vertaal Matrix voor boon:

Verwante woorden van "boon":

Verwante definities voor "boon":

Wiktionary: boon

Verwante vertalingen van boon