Taxable: vertaling Engels

Overzicht

Engels naar Frans: Meer gegevens...

taxable:
- taxable; imposable; tributaire; passible d'impôt; assujetti à l'impôt; sujet à l'impôt
tax:
- coûts; frais; droits; prélèvement; perception; levée; redevance; droits d'expédition; impôts; taxes; taxe; impôt; contribution; perceptions; charge; fisc; levées; prélèvements; imposition; redevances
- enfoncer; évaluer; clouer; taxer
Wiktionary:
- taxable → imposable, taxable
- tax → impôt, taxe
- tax → fiscal
- tax → fiscaliser, imposer
- tax → taxe

Frans naar Engels: Meer gegevens...

taxable:
- assessable; dutiable; taxable
Wiktionary:
- taxable → taxable

Engels

Uitgebreide vertaling voor taxable (Engels) in het Frans

taxable:

taxable bijvoeglijk naamwoord

taxable (assessable; dutiable)
taxable; imposable; tributaire; passible d'impôt; assujetti à l'impôt; sujet à l'impôt
- taxable bijvoeglijk naamwoord
- imposable bijvoeglijk naamwoord
- tributaire bijvoeglijk naamwoord
- passible d'impôt bijvoeglijk naamwoord
- assujetti à l'impôt bijvoeglijk naamwoord
- sujet à l'impôt bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor taxable:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	nonexempt
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
assujetti à l'impôt	assessable; dutiable; taxable
imposable	assessable; dutiable; taxable	have a tax arrears
passible d'impôt	assessable; dutiable; taxable
sujet à l'impôt	assessable; dutiable; taxable
taxable	assessable; dutiable; taxable
tributaire	assessable; dutiable; taxable	dutiable; have a tax arrears; liable to duty; liable to toll; subject to toll; tributary

Verwante woorden van "taxable":

tax

Synoniemen voor "taxable":

nonexempt; assessable; dutiable; ratable; rateable; subject

Antoniemen van "taxable":

nontaxable

Verwante definities voor "taxable":

(of goods or funds) subject to taxation¹
- taxable income¹

Wiktionary: taxable

taxable

adjective

subject to tax
- taxable → imposable; taxable

taxable

adjective

Qui peut soumettre aux impositions.
- imposable → taxable
Que l'on peut taxer.
- taxable → taxable

tax:

tax [the ~] zelfstandig naamwoord

the tax (fee; costs; levy; legal charges; dues)
le coûts; le frais; le droits; le prélèvement; la perception; la levée; la redevance; le droits d'expédition
- coûts [le ~] zelfstandig naamwoord
- frais [le ~] zelfstandig naamwoord
- droits [le ~] zelfstandig naamwoord
- prélèvement [le ~] zelfstandig naamwoord
- perception [la ~] zelfstandig naamwoord
- levée [la ~] zelfstandig naamwoord
- redevance [la ~] zelfstandig naamwoord
- droits d'expédition [le ~] zelfstandig naamwoord
the tax (taxes; taxation)
l'impôts; la taxes; la taxe; l'impôt; la contribution
- impôts [le ~] zelfstandig naamwoord
- taxes [la ~] zelfstandig naamwoord
- taxe [la ~] zelfstandig naamwoord
- impôt [le ~] zelfstandig naamwoord
- contribution [la ~] zelfstandig naamwoord
the tax (duties; taxes)
la taxes; l'impôts; la perceptions; la charge; le fisc; la levées; l'impôt; le prélèvements; l'imposition; la redevances
- taxes [la ~] zelfstandig naamwoord
- impôts [le ~] zelfstandig naamwoord
- perceptions [la ~] zelfstandig naamwoord
- charge [la ~] zelfstandig naamwoord
- fisc [le ~] zelfstandig naamwoord
- levées [la ~] zelfstandig naamwoord
- impôt [le ~] zelfstandig naamwoord
- prélèvements [le ~] zelfstandig naamwoord
- imposition [la ~] zelfstandig naamwoord
- redevances [la ~] zelfstandig naamwoord
the tax
l'impôt
- impôt [le ~] zelfstandig naamwoord

to tax werkwoord (taxes, taxed, taxing)

to tax (evaluate; rate)
enfoncer; évaluer; clouer; taxer
- enfoncer werkwoord (enfonce, enfonces, enfonçons, enfoncez, enfoncent, enfonçais, enfonçait, enfoncions, enfonciez, enfonçaient, enfonçai, enfonças, enfonça, enfonçâmes, enfonçâtes, enfoncèrent, enfoncerai, enfonceras, enfoncera, enfoncerons, enfoncerez, enfonceront)
- évaluer werkwoord (évalue, évalues, évaluons, évaluez, évaluent, évaluais, évaluait, évaluions, évaluiez, évaluaient, évaluai, évaluas, évalua, évaluâmes, évaluâtes, évaluèrent, évaluerai, évalueras, évaluera, évaluerons, évaluerez, évalueront)
- clouer werkwoord (cloue, cloues, clouons, clouez, clouent, clouais, clouait, clouions, clouiez, clouaient, clouai, clouas, cloua, clouâmes, clouâtes, clouèrent, clouerai, cloueras, clouera, clouerons, clouerez, cloueront)
- taxer werkwoord (taxe, taxes, taxons, taxez, taxent, taxais, taxait, taxions, taxiez, taxaient, taxai, taxas, taxa, taxâmes, taxâtes, taxèrent, taxerai, taxeras, taxera, taxerons, taxerez, taxeront)

Conjugations for tax:

present

tax
tax
taxes
tax
tax
tax

simple past

taxed
taxed
taxed
taxed
taxed
taxed

present perfect

have taxed
have taxed
has taxed
have taxed
have taxed
have taxed

past continuous

was taxing
were taxing
was taxing
were taxing
were taxing
were taxing

future

shall tax
will tax
will tax
shall tax
will tax
will tax

continuous present

am taxing
are taxing
is taxing
are taxing
are taxing
are taxing

subjunctive

be taxed
be taxed
be taxed
be taxed
be taxed
be taxed

diverse

tax!
let's tax!
taxed
taxing

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor tax:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
charge	duties; tax; taxes	assault; attack; burden; cargo; carrying-traffic; charge; charges; chartering; electrical charge; freight; freighting; freightment; goods-traffic; load; loading; raid; road transport; run; rush; scaling; shipment; static; static electricity; storming; tax collectors office; transfer; transport; transportation; weight
contribution	tax; taxation; taxes	brought-in capital; contribution; hand over; input; membership-fee; paying off; payment; portion; settlement
coûts	costs; dues; fee; legal charges; levy; tax
droits	costs; dues; fee; legal charges; levy; tax	rights; user rights
droits d'expédition	costs; dues; fee; legal charges; levy; tax
fisc	duties; tax; taxes	tax collectors office
frais	costs; dues; fee; legal charges; levy; tax	charge; chill; cold snap; cool; cooling; coolness; cost; expense; expenses; spending
imposition	duties; tax; taxes	imposition; laying on; tax assessment; tax collectors office
impôt	duties; tax; taxation; taxes	government tax; road tax; tax collectors office
impôts	duties; tax; taxation; taxes	federal taxes; national taxes; tax collectors office
levée	costs; dues; fee; legal charges; levy; tax	clinch; conscription; draft; holding up; launching; lifting; lifting up; putting up; raising; settlement
levées	duties; tax; taxes	tax collectors office
perception	costs; dues; fee; legal charges; levy; tax	apperception; collection; detection; feeling; observation; observe; perception; perceptive faculty; perceptivity; powers of perception; recovery; sensation; sensory perception; tax collectors office
perceptions	duties; tax; taxes	tax collectors office
prélèvement	costs; dues; fee; legal charges; levy; tax	advance levy; picking list; road tax
prélèvements	duties; tax; taxes	tax collectors office
redevance	costs; dues; fee; legal charges; levy; tax	charges; royalty
redevances	duties; tax; taxes	tax collectors office
taxe	tax; taxation; taxes	road tax; sales tax; tax collectors office
taxes	duties; tax; taxation; taxes	tax collectors office
-	revenue enhancement; taxation
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
clouer	evaluate; rate; tax	catch; clamp; clasp; drive in nails; grab; grasp; grip; hammer; nail; nail down; rivet together; seize; spike; take hold of
enfoncer	evaluate; rate; tax	break open; crack; cut open; decode; dent; drive; drive in; drive piles; force open; impress; kick open; press; press down; push down; push in; push through; ram; split open; tap in; tear open; type in
taxer	evaluate; rate; tax	advise; calculate; compute; consider; estimate; suggest; think over; work out
évaluer	evaluate; rate; tax	advise; calculate; compute; consider; devise; estimate; figure out; suggest; think over; work out
-	assess; task
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	duty; impose a tax on; impose taxes on; impose taxes upon; imposition
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
frais		airy; chilli; chilly; cool; cooled; coolly; fresh; freshly-baked; frozen; little fresh; new; somewhat cold; too fresh

Verwante woorden van "tax":

taxing, taxable, taxes

Synoniemen voor "tax":

Verwante definities voor "tax":

charge against a citizen's person or property or activity for the support of government¹
make a charge against or accuse¹
- They taxed him failure to appear in court¹
use to the limit¹
- you are taxing my patience¹
levy a tax on¹
- The State taxes alcohol heavily¹
- Clothing is not taxed in our state¹
set or determine the amount of (a payment such as a fine)¹

Wiktionary: tax

tax

noun

money paid to government
- tax → impôt

tax

adjective

Relatif aux taxes et à l'impôt.
- fiscal → tax

verb

soumettre à l’impôt, imposer, taxer.
- fiscaliser → tax
Traductions à trier suivant le sens
- imposer → impose; impose upon; force; coerce; thrust; assert; put on; apply; tax; mandate; necessitate; oblige; inflict

noun

charge public, droit imposer sur certaines choses.
- impôt → tax; toll
(vieilli) fixation faite officiellement du prix des denrées, des frais de justice, du port des lettres, etc.
- taxe → tax; toll

Cross Translation:

From	To	Via
• tax	→ taxe	↔ belasting — door de wet gedwongen betaling aan de overheid zonder individuele tegenprestatie van die overheid
• tax	→ taxe	↔ Abgabe — Zahlungen an Behörden

Frans

Uitgebreide vertaling voor taxable (Frans) in het Engels

taxable:

taxable bijvoeglijk naamwoord

taxable (imposable; tributaire; passible d'impôt; assujetti à l'impôt; sujet à l'impôt)
assessable; dutiable; taxable
- assessable bijvoeglijk naamwoord
- dutiable bijvoeglijk naamwoord
- taxable bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor taxable:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
assessable	assujetti à l'impôt; imposable; passible d'impôt; sujet à l'impôt; taxable; tributaire
dutiable	assujetti à l'impôt; imposable; passible d'impôt; sujet à l'impôt; taxable; tributaire	assujetti au péage; tributaire
taxable	assujetti à l'impôt; imposable; passible d'impôt; sujet à l'impôt; taxable; tributaire

Synoniemen voor "taxable":

imposable; assujetti

Wiktionary: taxable

taxable

adjective

Que l'on peut taxer.
- taxable → taxable

taxable

adjective

subject to tax
- taxable → imposable; taxable

Engelse en Franse zoekresultaten voor: taxable

Uitgebreide vertaling voor taxable (Engels) in het Frans

taxable:

taxable bijvoeglijk naamwoord

taxable (assessable; dutiable)

Vertaal Matrix voor taxable:

Verwante woorden van "taxable":

Synoniemen voor "taxable":

Antoniemen van "taxable":

Verwante definities voor "taxable":

Wiktionary: taxable

tax:

tax [the ~] zelfstandig naamwoord

the tax (fee; costs; levy; legal charges; dues)

the tax (taxes; taxation)

the tax (duties; taxes)

the tax

to tax werkwoord (taxes, taxed, taxing)

to tax (evaluate; rate)

Conjugations for tax:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

Vertaal Matrix voor tax:

Verwante woorden van "tax":

Synoniemen voor "tax":

Verwante definities voor "tax":

Wiktionary: tax

Uitgebreide vertaling voor taxable (Frans) in het Engels

taxable:

taxable bijvoeglijk naamwoord

taxable (imposable; tributaire; passible d'impôt; assujetti à l'impôt; sujet à l'impôt)

Vertaal Matrix voor taxable:

Synoniemen voor "taxable":

Wiktionary: taxable