Overzicht
Engels naar Frans: Meer gegevens...
-
wild:
- féroce; sauvage; rugueux; rude; enragé; farouche; outré; rêche; rageur; férocement; fou de rage; en colère; raboteux; furieux; furieuse; furibond; furieusement; chouette; chic; unique; formidable; spécial; unique en son genre; extraordinaire; extra; violent; à tout hasard; au petit bonheur la chance; au hasard; à l'improviste; dévergondé; anarchique; indiscipliné
- fauves; bêtes sauvages; bêtes féroces
- Wiktionary:
Engels
Uitgebreide vertaling voor wild (Engels) in het Frans
wild:
-
wild (untamed; feral; unbroken)
féroce; sauvage; rugueux; rude; enragé; farouche; outré; rêche; rageur; férocement; fou de rage; en colère; raboteux; furieux; furieuse; furibond; furieusement-
féroce bijvoeglijk naamwoord
-
sauvage bijvoeglijk naamwoord
-
rugueux bijvoeglijk naamwoord
-
rude bijvoeglijk naamwoord
-
enragé bijvoeglijk naamwoord
-
farouche bijvoeglijk naamwoord
-
outré bijvoeglijk naamwoord
-
rêche bijvoeglijk naamwoord
-
rageur bijvoeglijk naamwoord
-
férocement bijvoeglijk naamwoord
-
fou de rage bijvoeglijk naamwoord
-
en colère bijvoeglijk naamwoord
-
raboteux bijvoeglijk naamwoord
-
furieux bijvoeglijk naamwoord
-
furieuse bijvoeglijk naamwoord
-
furibond bijvoeglijk naamwoord
-
furieusement bijvoeglijk naamwoord
-
-
wild (fabulous; marvellous; great; wonderful; fantastic; marvelous)
chouette; chic; unique; formidable; spécial; unique en son genre; extraordinaire; extra-
chouette bijvoeglijk naamwoord
-
chic bijvoeglijk naamwoord
-
unique bijvoeglijk naamwoord
-
formidable bijvoeglijk naamwoord
-
spécial bijvoeglijk naamwoord
-
unique en son genre bijvoeglijk naamwoord
-
extraordinaire bijvoeglijk naamwoord
-
extra bijvoeglijk naamwoord
-
-
wild (seething; fierce; savage)
-
wild (haphazard; random; scattered; without pattern; without warning; suddenly; sudden; unexpected; chaotic; by surprise)
à tout hasard; au petit bonheur la chance; au hasard; à l'improviste-
à tout hasard bijvoeglijk naamwoord
-
au petit bonheur la chance bijvoeglijk naamwoord
-
au hasard bijvoeglijk naamwoord
-
à l'improviste bijvoeglijk naamwoord
-
-
wild (lawless; disorederly; undisciplined)
dévergondé; anarchique; indiscipliné-
dévergondé bijvoeglijk naamwoord
-
anarchique bijvoeglijk naamwoord
-
indiscipliné bijvoeglijk naamwoord
-
-
the wild
Vertaal Matrix voor wild:
Verwante woorden van "wild":
Synoniemen voor "wild":
Antoniemen van "wild":
Verwante definities voor "wild":
Wiktionary: wild
wild
wild
Cross Translation:
adjective
-
sauvage, indompté
-
(Par extension) Qualifie une personne qui fait ou qui dit des extravagances, qui commet toutes sortes de maladresses.
-
Qui est en fureur ; qui est en furie.
-
Se dit d’un animal domestique qui est retourné à l’état sauvage.
-
Se dit de certains animaux qui vivent en liberté dans les bois, dans le désert, etc.
-
D’un air qui marque la violence de la passion
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wild | → fou | ↔ toll — teilweise veraltet, teilweise regional: einfältig, anmaßend, verrückt, geistesgestört, besessen, schizophren |
• wild | → enragé | ↔ toll — an Tollwut erkrankt, tollwütig |
• wild | → sauvage | ↔ wild — In Botanik und Zoologie das Gegenwort zu zahm oder veredelt: also nicht gezähmt, freilebend, frei in der Natur vorkommend, nicht veredelt |
• wild | → désert | ↔ wüst — weder besiedelt noch landwirtschaftlich genutzt (meist auch nicht nutzbar) |