Overzicht
Engels naar Frans: Meer gegevens...
-
vital:
- nécessairement; indispensable; essentiel; essentielle; élémentaire; inéluctable; intrinsèque; inévitable; vital; foncièrement; de première nécessité; critique; fondamental; décisif; crucial; de base; nécessaire; requis; exigé; élementaire; vif; déterminant; prépondérant; décisivement; concluant; d'intérêt vital; urgemment; grand besoin; de toute nécessité; pressant; d'urgence; bon besoin
-
Wiktionary:
- vital → vital
- vital → élémentaire, essentiel, foncier, fondamental, primaire, essentiellement, fondamentalement, vital
Engels
Uitgebreide vertaling voor vital (Engels) in het Frans
vital:
-
vital (indispensable; essential; crucial)
nécessairement; indispensable; essentiel; essentielle; élémentaire; inéluctable; intrinsèque; inévitable; vital; foncièrement; de première nécessité; critique; fondamental; décisif; crucial; de base-
nécessairement bijvoeglijk naamwoord
-
indispensable bijvoeglijk naamwoord
-
essentiel bijvoeglijk naamwoord
-
essentielle bijvoeglijk naamwoord
-
élémentaire bijvoeglijk naamwoord
-
inéluctable bijvoeglijk naamwoord
-
intrinsèque bijvoeglijk naamwoord
-
inévitable bijvoeglijk naamwoord
-
vital bijvoeglijk naamwoord
-
foncièrement bijvoeglijk naamwoord
-
de première nécessité bijvoeglijk naamwoord
-
critique bijvoeglijk naamwoord
-
fondamental bijvoeglijk naamwoord
-
décisif bijvoeglijk naamwoord
-
crucial bijvoeglijk naamwoord
-
de base bijvoeglijk naamwoord
-
-
vital (essential; necessary; necessarily; required; of necessity; imperative; needfully; inevitable; inevitably; urgent; pressing)
nécessaire; requis; essentiel; nécessairement; indispensable; exigé; inévitable-
nécessaire bijvoeglijk naamwoord
-
requis bijvoeglijk naamwoord
-
essentiel bijvoeglijk naamwoord
-
nécessairement bijvoeglijk naamwoord
-
indispensable bijvoeglijk naamwoord
-
exigé bijvoeglijk naamwoord
-
inévitable bijvoeglijk naamwoord
-
-
vital (essential; crucial; fundamental; elemental; wanted; material; central)
– urgently needed; absolutely necessary 1essentiel; indispensable; élementaire; fondamental; crucial; décisif-
essentiel bijvoeglijk naamwoord
-
indispensable bijvoeglijk naamwoord
-
élementaire bijvoeglijk naamwoord
-
fondamental bijvoeglijk naamwoord
-
crucial bijvoeglijk naamwoord
-
décisif bijvoeglijk naamwoord
-
-
vital (vigorous; full of life)
-
vital (decisive; paramount; crucial; critical; final)
déterminant; décisif; prépondérant; décisivement; concluant-
déterminant bijvoeglijk naamwoord
-
décisif bijvoeglijk naamwoord
-
prépondérant bijvoeglijk naamwoord
-
décisivement bijvoeglijk naamwoord
-
concluant bijvoeglijk naamwoord
-
-
vital (crucial)
critique; décisif; vital; crucial; d'intérêt vital-
critique bijvoeglijk naamwoord
-
décisif bijvoeglijk naamwoord
-
vital bijvoeglijk naamwoord
-
crucial bijvoeglijk naamwoord
-
d'intérêt vital bijvoeglijk naamwoord
-
-
vital (highly necessary; necessary; essential; urgent; imperative; necessarily; with haste; pressing)
nécessaire; urgemment; indispensable; grand besoin; de toute nécessité; pressant; d'urgence; bon besoin-
nécessaire bijvoeglijk naamwoord
-
urgemment bijvoeglijk naamwoord
-
indispensable bijvoeglijk naamwoord
-
grand besoin bijvoeglijk naamwoord
-
de toute nécessité bijvoeglijk naamwoord
-
pressant bijvoeglijk naamwoord
-
d'urgence bijvoeglijk naamwoord
-
bon besoin bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor vital:
Verwante woorden van "vital":
Synoniemen voor "vital":
Verwante definities voor "vital":
Wiktionary: vital
vital
Cross Translation:
adjective
vital
-
relating to, or characteristic of life
- vital → vital
adjective
-
Qui appartenir à la vie, qui est essentiel à la vie.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vital | → élémentaire; essentiel; foncier; fondamental; primaire; essentiellement; fondamentalement | ↔ grundlegend — die Grundlage herstellend, die Basis bildend |
• vital | → vital | ↔ vital — lebendig, kräftig |