Overzicht
Engels naar Frans: Meer gegevens...
- swiftly:
-
swift:
- rapide; vite; à toute vitesse; rapidement; prompte; précipitamment; prompt; éveillé; facile à manier; prêt; vif; promptement; lestement; habile; agile; leste; facilement; qui est à flot; prestement; preste; immédiatement; direct; directement; immédiat; tout à coup; abrupt; brusquement; soudain; soudainement; brusque; imprévu; du coup; inopiné; inattendu; subitement; balourd; subito; gauche; subit; sèche; choquant; d'un coup; tout d'un coup; d'un ton brusque
- martinet; martinet noir
-
Wiktionary:
- swiftly → rapidement
- swift → rapide
- swift → martinet, martinet noir
- swift → martinet, rapide, vite
Engels
Uitgebreide vertaling voor swiftly (Engels) in het Frans
swiftly:
-
swiftly (suddenly; unexpectedly; abruptly; all of a sudden; sudden; quick)
abrupt; brusquement; brusque-
abrupt bijvoeglijk naamwoord
-
brusquement bijvoeglijk naamwoord
-
brusque bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor swiftly:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | fleetly | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
abrupt | abruptly; all of a sudden; quick; sudden; suddenly; swiftly; unexpectedly | abrupt; all at once; all of a sudden; at once; blunt; brusque; curt; fast; out of the blue; quick; rapid; short; speedy; steep; sudden; suddenly; swift; unexpectedly |
brusque | abruptly; all of a sudden; quick; sudden; suddenly; swiftly; unexpectedly | abrupt; all at once; all of a sudden; at once; blunt; brusque; cantankerous; crabbed; crusty; curt; fast; gruff; grumpy; nagging; out of the blue; quick; rapid; rigid; short; speedy; steep; sudden; suddenly; sullen; surly; swift; unexpectedly |
brusquement | abruptly; all of a sudden; quick; sudden; suddenly; swiftly; unexpectedly | abrupt; all at once; all of a sudden; at once; blunt; brusque; curt; fast; out of the blue; quick; rapid; short; speedy; steep; sudden; suddenly; swift; unexpectedly |
Verwante woorden van "swiftly":
Synoniemen voor "swiftly":
Verwante definities voor "swiftly":
Wiktionary: swiftly
swiftly
-
-
swiftly vorm van swift:
-
swift (fast; quick; rapid; agile; dexterous; speedy; brisk; nimble; adroit; skilful; fledged; neat; clever; handy; expert; skillful)
rapide; vite; à toute vitesse; rapidement; prompte; précipitamment; prompt; éveillé; facile à manier; prêt; vif; promptement; lestement; habile; agile; leste; facilement; qui est à flot; prestement; preste-
rapide bijvoeglijk naamwoord
-
vite bijvoeglijk naamwoord
-
à toute vitesse bijvoeglijk naamwoord
-
rapidement bijvoeglijk naamwoord
-
prompte bijvoeglijk naamwoord
-
précipitamment bijvoeglijk naamwoord
-
prompt bijvoeglijk naamwoord
-
éveillé bijvoeglijk naamwoord
-
facile à manier bijvoeglijk naamwoord
-
prêt bijvoeglijk naamwoord
-
vif bijvoeglijk naamwoord
-
promptement bijvoeglijk naamwoord
-
lestement bijvoeglijk naamwoord
-
habile bijvoeglijk naamwoord
-
agile bijvoeglijk naamwoord
-
leste bijvoeglijk naamwoord
-
facilement bijwoord
-
qui est à flot bijvoeglijk naamwoord
-
prestement bijvoeglijk naamwoord
-
preste bijvoeglijk naamwoord
-
-
swift (without delay; prompt; soon; quick; rapid; speedy)
immédiatement; direct; directement; promptement; immédiat-
immédiatement bijvoeglijk naamwoord
-
direct bijvoeglijk naamwoord
-
directement bijvoeglijk naamwoord
-
promptement bijvoeglijk naamwoord
-
immédiat bijvoeglijk naamwoord
-
-
swift (suddenly; unexpectedly; all of a sudden; at once; abrupt; sudden; all at once; brusque; out of the blue; quick; blunt; rapid; speedy; fast)
tout à coup; abrupt; brusquement; soudain; soudainement; brusque; imprévu; du coup; inopiné; promptement; inattendu; prompt; subitement; balourd; subito; gauche; précipitamment; subit; sèche; choquant; d'un coup; tout d'un coup; d'un ton brusque-
tout à coup bijvoeglijk naamwoord
-
abrupt bijvoeglijk naamwoord
-
brusquement bijvoeglijk naamwoord
-
soudain bijvoeglijk naamwoord
-
soudainement bijwoord
-
brusque bijvoeglijk naamwoord
-
imprévu bijvoeglijk naamwoord
-
du coup bijvoeglijk naamwoord
-
inopiné bijvoeglijk naamwoord
-
promptement bijvoeglijk naamwoord
-
inattendu bijvoeglijk naamwoord
-
prompt bijvoeglijk naamwoord
-
subitement bijwoord
-
balourd bijvoeglijk naamwoord
-
subito bijvoeglijk naamwoord
-
gauche bijvoeglijk naamwoord
-
précipitamment bijvoeglijk naamwoord
-
subit bijvoeglijk naamwoord
-
sèche bijvoeglijk naamwoord
-
choquant bijvoeglijk naamwoord
-
d'un coup bijvoeglijk naamwoord
-
tout d'un coup bijvoeglijk naamwoord
-
d'un ton brusque bijvoeglijk naamwoord
-
-
the swift
Vertaal Matrix voor swift:
Verwante woorden van "swift":
Synoniemen voor "swift":
Verwante definities voor "swift":
Wiktionary: swift
swift
swift
Cross Translation:
noun
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• swift | → martinet | ↔ Segler — Vogel, der die meiste Zeit in der Luft verbringt, (Familie Apodidae). Aussehen und Lebensweise ähnlich wie Schwalbe |
• swift | → rapide; vite | ↔ schnell — sich mit hoher Geschwindigkeit fortbewegend |
• swift | → rapide; vite | ↔ zügig — mit großer Geschwindigkeit und ohne Unterbrechung |
Computer vertaling door derden: