Overzicht
Engels naar Frans: Meer gegevens...
- subordinating:
- subordinate:
-
Wiktionary:
- subordinate → subordonné, subordonnée, subordonnés, subordonnées
- subordinate → assistant, inférieur, subordonné
- subordinate → subordonner
- subordinate → subalterne, soumettre
Engels
Uitgebreide vertaling voor subordinating (Engels) in het Frans
subordinating:
-
subordinating (subordinated)
subordonnant; subordinatoire-
subordonnant bijvoeglijk naamwoord
-
subordinatoire bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor subordinating:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | subordinative | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
subordinatoire | subordinated; subordinating | |
subordonnant | subordinated; subordinating |
Synoniemen voor "subordinating":
Antoniemen van "subordinating":
Verwante definities voor "subordinating":
subordinate:
-
subordinate (inferior; secondary; minor)
subordonné; docile; inférieur; accessoire; secondaire; servile; subalterne; soumis-
subordonné bijvoeglijk naamwoord
-
docile bijvoeglijk naamwoord
-
inférieur bijvoeglijk naamwoord
-
accessoire bijvoeglijk naamwoord
-
secondaire bijvoeglijk naamwoord
-
servile bijvoeglijk naamwoord
-
subalterne bijvoeglijk naamwoord
-
soumis bijvoeglijk naamwoord
-
-
subordinate (subaltern)
subalterne-
subalterne bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor subordinate:
Verwante woorden van "subordinate":
Synoniemen voor "subordinate":
Antoniemen van "subordinate":
Verwante definities voor "subordinate":
Wiktionary: subordinate
subordinate
Cross Translation:
adjective
subordinate
-
placed in a lower class, rank, or position
- subordinate → subordonné; subordonnée; subordonnés; subordonnées
noun
-
aide
-
Celui qui situer en-dessous.
-
Celui qui dépendre d’un autre.
-
établir un ordre de dépendance de l’inférieur au supérieur.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• subordinate | → subalterne | ↔ untergeben — jemandem untergeben sein: jemanden zum Vorgesetzter haben |
• subordinate | → soumettre | ↔ unterstellen — (transitiv), etwas jemandem unterstellen: jemandem die Verfügungsgewalt geben über etwas (Aufgaben, Personen, Institutionen, Militärverbände) |