Overzicht
Engels naar Frans: Meer gegevens...
-
stiff:
- raide; gauche; avec raideur; fixe; rigide; impassible; fixement; difficile; dur; compliqué; pénible; péniblement; embarrassant; écrasant; lourd; étreignant; délicat; difficilement; accablant; oppressant; critique; gênant; assommant; pressant; avec peine; sévère; corsé; conversation corsée; ferme; vigoureux; fort; costaud; robuste; fermement; solide; stable; inébranlable; solidement; maladif; maladroit; embarrassé; inncommode; malhabile; avec maladresse; dégingandé; maladroitement; sans force; lâche; relâché; mal à l'aise; gauchement; maladivement; peu maniable; à pas raides; guindé; grognon; irascible; maussade; grincheux; renfrogné; grincheuse; grondeur; d'un ton traînard
- Wiktionary:
Engels
Uitgebreide vertaling voor stiffly (Engels) in het Frans
stiffly:
Vertaal Matrix voor stiffly:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | bolt; rigidly; stiff |
Synoniemen voor "stiffly":
Verwante definities voor "stiffly":
stiffly vorm van stiff:
-
stiff (rigid; wooden)
raide; gauche; avec raideur-
raide bijvoeglijk naamwoord
-
gauche bijvoeglijk naamwoord
-
avec raideur bijvoeglijk naamwoord
-
-
stiff (fixed; rigid; stern; star; petrified; set; fossilized; fossilised)
fixe; raide; rigide; impassible; fixement-
fixe bijvoeglijk naamwoord
-
raide bijvoeglijk naamwoord
-
rigide bijvoeglijk naamwoord
-
impassible bijvoeglijk naamwoord
-
fixement bijvoeglijk naamwoord
-
-
stiff (difficult; tough; awkward; burdensome; hard; heavy; massive)
difficile; dur; compliqué; pénible; péniblement; embarrassant; écrasant; lourd; étreignant; délicat; difficilement; accablant; oppressant; critique; gênant; assommant; pressant; avec peine-
difficile bijvoeglijk naamwoord
-
dur bijvoeglijk naamwoord
-
compliqué bijvoeglijk naamwoord
-
pénible bijvoeglijk naamwoord
-
péniblement bijvoeglijk naamwoord
-
embarrassant bijvoeglijk naamwoord
-
écrasant bijvoeglijk naamwoord
-
lourd bijvoeglijk naamwoord
-
étreignant bijvoeglijk naamwoord
-
délicat bijvoeglijk naamwoord
-
difficilement bijvoeglijk naamwoord
-
accablant bijvoeglijk naamwoord
-
oppressant bijvoeglijk naamwoord
-
critique bijvoeglijk naamwoord
-
gênant bijvoeglijk naamwoord
-
assommant bijvoeglijk naamwoord
-
pressant bijvoeglijk naamwoord
-
avec peine bijvoeglijk naamwoord
-
-
stiff (severe; punish)
difficile; dur; sévère; difficilement-
difficile bijvoeglijk naamwoord
-
dur bijvoeglijk naamwoord
-
sévère bijvoeglijk naamwoord
-
difficilement bijvoeglijk naamwoord
-
-
stiff (stiff conversation)
-
stiff (standing-on; firm; staunch)
ferme; vigoureux; fort; costaud; robuste; fermement; solide; stable; inébranlable; solidement-
ferme bijvoeglijk naamwoord
-
vigoureux bijvoeglijk naamwoord
-
fort bijvoeglijk naamwoord
-
costaud bijvoeglijk naamwoord
-
robuste bijvoeglijk naamwoord
-
fermement bijvoeglijk naamwoord
-
solide bijvoeglijk naamwoord
-
stable bijvoeglijk naamwoord
-
inébranlable bijvoeglijk naamwoord
-
solidement bijvoeglijk naamwoord
-
-
stiff (clumsy; abstemious; unhandy; gawky; uneasy; doltish; wooden; owlish; not very good; poor)
maladif; maladroit; embarrassé; inncommode; avec raideur; malhabile; avec maladresse; dégingandé; maladroitement; sans force; raide; lâche; gauche; relâché; mal à l'aise; gauchement; maladivement; peu maniable; à pas raides-
maladif bijvoeglijk naamwoord
-
maladroit bijvoeglijk naamwoord
-
embarrassé bijvoeglijk naamwoord
-
inncommode bijvoeglijk naamwoord
-
avec raideur bijvoeglijk naamwoord
-
malhabile bijvoeglijk naamwoord
-
avec maladresse bijvoeglijk naamwoord
-
dégingandé bijvoeglijk naamwoord
-
maladroitement bijvoeglijk naamwoord
-
sans force bijvoeglijk naamwoord
-
raide bijvoeglijk naamwoord
-
lâche bijvoeglijk naamwoord
-
gauche bijvoeglijk naamwoord
-
relâché bijvoeglijk naamwoord
-
mal à l'aise bijvoeglijk naamwoord
-
gauchement bijvoeglijk naamwoord
-
maladivement bijvoeglijk naamwoord
-
peu maniable bijvoeglijk naamwoord
-
à pas raides bijvoeglijk naamwoord
-
-
stiff (rigid; tough)
-
stiff (peevish; grumpy; sullen; sulky; gruff; moody; surly; bad-tempered)
grognon; irascible; maussade; grincheux; renfrogné; grincheuse; grondeur; d'un ton traînard-
grognon bijvoeglijk naamwoord
-
irascible bijvoeglijk naamwoord
-
maussade bijvoeglijk naamwoord
-
grincheux bijvoeglijk naamwoord
-
renfrogné bijvoeglijk naamwoord
-
grincheuse bijvoeglijk naamwoord
-
grondeur bijvoeglijk naamwoord
-
d'un ton traînard bijvoeglijk naamwoord
-
-
stiff (rigid)
Vertaal Matrix voor stiff:
Verwante woorden van "stiff":
Synoniemen voor "stiff":
Antoniemen van "stiff":
Verwante definities voor "stiff":
Wiktionary: stiff
stiff
Cross Translation:
adjective
stiff
-
of an object, rigid, hard to bend, inflexible
- stiff → rigide
-
slang: cadaver, dead person
- stiff → macchabée
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stiff | → rigide; raide | ↔ steif — unbiegsam, fest, starr |
• stiff | → raide | ↔ steif — mehr oder weniger medizinisch und nur auf den Körper bezogen: in einzelnen Gelenken oder dem ganzen Körper entweder vorübergehend oder auch dauerhaft wenig beweglich, ungelenk |
• stiff | → guindé | ↔ steif — in übertragener Bedeutung auf eine Geisteshaltung bezogen: unpersönlich, förmlich, ohne Ausstrahlung und Charisma |