Home ->Woordenboeken ->Engels/Frans ->Vertaal slipping

Vertaal slipping van Engels naar Frans

Overzicht
Engels naar Frans:   Meer gegevens...
  1. slipping:
  2. slip:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor slipping (Engels) in het Frans

slipping:

slipping [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the slipping (skidding)
    la glissade; le dérapage
  2. the slipping (skidding)
    le fait de glisser
  3. the slipping (blundering)
    la gaffe; la bévue
    • gaffe [la ~] zelfstandig naamwoord
    • bévue [la ~] zelfstandig naamwoord
  4. the slipping (stumbling)
    la bévue
    • bévue [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor slipping:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bévue blundering; slipping; stumbling blooper; blunder; enormity; error; failing; failure; fault; flaw; gas; hoot; howler; incorrectness; miscalculation; miss; mistake; oversight; scream; slip
dérapage skidding; slipping
fait de glisser skidding; slipping
gaffe blundering; slipping blooper; blunder; boat hook; boathook; enormity; error; failing; fault; flaw; gas; hoot; howler; incorrectness; mistake; oversight; punting-pole; scream; slip
glissade skidding; slipping going into a skid; slipping away
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- slithering

Synoniemen voor "slipping":


Verwante definities voor "slipping":

  1. moving as on a slippery surface1
    • his slipping and slithering progress over the ice1

slipping vorm van slip:

slip [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the slip (underpants; knickers; panties; petticoat)
    le caleçon; la culotte; le slip; le slips
    • caleçon [le ~] zelfstandig naamwoord
    • culotte [la ~] zelfstandig naamwoord
    • slip [le ~] zelfstandig naamwoord
    • slips [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. the slip (cover)
    la couverture; l'housse
  3. the slip (error; fault; mistake; )
    – a socially awkward or tactless act 1
    l'erreur; la faute; la gaffe; la méprise; l'égarement; le défaut; le lapsus; l'errance; la bévue; le coup manqué
    • erreur [la ~] zelfstandig naamwoord
    • faute [la ~] zelfstandig naamwoord
    • gaffe [la ~] zelfstandig naamwoord
    • méprise [la ~] zelfstandig naamwoord
    • égarement [le ~] zelfstandig naamwoord
    • défaut [le ~] zelfstandig naamwoord
    • lapsus [le ~] zelfstandig naamwoord
    • errance [la ~] zelfstandig naamwoord
    • bévue [la ~] zelfstandig naamwoord
    • coup manqué [le ~] zelfstandig naamwoord
  4. the slip (petticoat)
    le fond de robe; la combinaison
  5. the slip (slip of the tongue)
    le fourchement de langue; l'erreur de prononciation; le lapsus; le faux pas; le lapsus linguae
  6. the slip (slip of the tongue)
    le lapsus
    • lapsus [le ~] zelfstandig naamwoord
  7. the slip (scream; howler; oversight; )
    la faute; la bévue; la gaffe; la méprise; le coup manqué; l'erreur; le défaut; l'errance; le lapsus; l'égarement
    • faute [la ~] zelfstandig naamwoord
    • bévue [la ~] zelfstandig naamwoord
    • gaffe [la ~] zelfstandig naamwoord
    • méprise [la ~] zelfstandig naamwoord
    • coup manqué [le ~] zelfstandig naamwoord
    • erreur [la ~] zelfstandig naamwoord
    • défaut [le ~] zelfstandig naamwoord
    • errance [la ~] zelfstandig naamwoord
    • lapsus [le ~] zelfstandig naamwoord
    • égarement [le ~] zelfstandig naamwoord
  8. the slip (inclination; incline; ramp; slope; descent)
    l'inclination; l'angle de pente

to slip werkwoord (slips, slipped, slipping)

  1. to slip (skid; slide; slither; )
    glisser; déraper
    • glisser werkwoord (glisse, glisses, glissons, glissez, )
    • déraper werkwoord (dérape, dérapes, dérapons, dérapez, )
  2. to slip
    échapper; glisser; glisser entre les mains
    • échapper werkwoord (échappe, échappes, échappons, échappez, )
    • glisser werkwoord (glisse, glisses, glissons, glissez, )
  3. to slip (fall over; topple over; postpone; )
    glisser; déraper; faire un vol plané; trébucher
    • glisser werkwoord (glisse, glisses, glissons, glissez, )
    • déraper werkwoord (dérape, dérapes, dérapons, dérapez, )
    • trébucher werkwoord (trébuche, trébuches, trébuchons, trébuchez, )
  4. to slip (be a slip of the tongue; escape)
    échapper à; dire quelque chose par accident
  5. to slip (sneak; make a slip; steal)
    perdre; échapper; échapper à; glisser; s'échapper; glisser entre les mains
    • perdre werkwoord (perds, perd, perdons, perdez, )
    • échapper werkwoord (échappe, échappes, échappons, échappez, )
    • échapper à werkwoord
    • glisser werkwoord (glisse, glisses, glissons, glissez, )
    • s'échapper werkwoord
  6. to slip (stumble; founder; be tripped up; trip)
    avancer à pas chancelants; marcher péniblement; avancer péniblement; marcher à pas trébuchants

Conjugations for slip:

present
  1. slip
  2. slip
  3. slips
  4. slip
  5. slip
  6. slip
simple past
  1. slipped
  2. slipped
  3. slipped
  4. slipped
  5. slipped
  6. slipped
present perfect
  1. have slipped
  2. have slipped
  3. has slipped
  4. have slipped
  5. have slipped
  6. have slipped
past continuous
  1. was slipping
  2. were slipping
  3. was slipping
  4. were slipping
  5. were slipping
  6. were slipping
future
  1. shall slip
  2. will slip
  3. will slip
  4. shall slip
  5. will slip
  6. will slip
continuous present
  1. am slipping
  2. are slipping
  3. is slipping
  4. are slipping
  5. are slipping
  6. are slipping
subjunctive
  1. be slipped
  2. be slipped
  3. be slipped
  4. be slipped
  5. be slipped
  6. be slipped
diverse
  1. slip!
  2. let's slip!
  5. slipped
  6. slipping
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor slip:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
angle de pente descent; inclination; incline; ramp; slip; slope
bévue blunder; error; failing; fault; flaw; gas; hoot; howler; incorrectness; mistake; oversight; scream; slip blooper; blunder; blundering; enormity; error; failure; miscalculation; miss; mistake; slipping; stumbling
caleçon knickers; panties; petticoat; slip; underpants knickers; pair of panties; panties
combinaison petticoat; slip association; combination; composition; connection; criterion; dungarees; junction; liaison; linking; linking together; overalls; reagent; test; touchstone; undergarment; union; workclothes
coup manqué blunder; error; failing; fault; flaw; gas; hoot; howler; incorrectness; mistake; oversight; scream; slip blunder; error; failure; miscalculation; miss; mistake
couverture cover; slip bedcover; bedspread; binding; blanket; book cover; counterpane; cover; cover up roof; cover-up blanket; covering; coverlet; disguise; façade; flyleaf; hammer-cloth; roof; roofing; roofing over; thatching; tiling; top
culotte knickers; panties; petticoat; slip; underpants backside; knickers; pair of panties; panties; rump; tail-fin; tailpiece
défaut blunder; error; failing; fault; flaw; gas; hoot; howler; incorrectness; mistake; oversight; scream; slip absence; blank; defect; deficiency; deficit; disability; error; failing; failure; fault; feebleness; flaw; gap; handicap; hiatus; immorality; impediment; imperfection; incorrectness; insufficiency; lack; lacuna; machine defect; shortage; shortcoming; shortfall; sin; vice; void; want; weakness
errance blunder; error; failing; fault; flaw; gas; hoot; howler; incorrectness; mistake; oversight; scream; slip defect; error; fault; flaw; hike; incorrectness; ramble; wandering
erreur blunder; error; failing; fault; flaw; gas; hoot; howler; incorrectness; mistake; oversight; scream; slip blunder; defect; error; failure; fault; flaw; incorrectness; miscalculation; miss; mistake
erreur de prononciation slip; slip of the tongue pronounciation error
faute blunder; error; failing; fault; flaw; gas; hoot; howler; incorrectness; mistake; oversight; scream; slip blunder; defect; error; failure; fault; flaw; incorrectness; miscalculation; miss; mistake
faux pas slip; slip of the tongue blunder; error; escapade; failure; have a bit on the side; miscalculation; miss; mistake; stumbling
fond de robe petticoat; slip
fourchement de langue slip; slip of the tongue
gaffe blunder; error; failing; fault; flaw; gas; hoot; howler; incorrectness; mistake; oversight; scream; slip blooper; blunder; blundering; boat hook; boathook; enormity; punting-pole; slipping
housse cover; slip fitted sheet
inclination descent; inclination; incline; ramp; slip; slope affection; bend; bending; choice; curve; fancy; fondness; frame of mind; humor; humour; inclination; liking; mood; preference; taste; temper; tendency; tenderness; tenor; trend; twisting
lapsus blunder; error; failing; fault; flaw; gas; hoot; howler; incorrectness; mistake; oversight; scream; slip; slip of the tongue blunder; error; failure; miscalculation; miss; mistake; slips; slips of the pen; slips of the tongue; writing errors
lapsus linguae slip; slip of the tongue
méprise blunder; error; failing; fault; flaw; gas; hoot; howler; incorrectness; mistake; oversight; scream; slip blunder; error; failure; miscalculation; miss; mistake
slip knickers; panties; petticoat; slip; underpants knickers; pair of panties; panties
slips knickers; panties; petticoat; slip; underpants knickers; pair of panties; panties
égarement blunder; error; failing; fault; flaw; gas; hoot; howler; incorrectness; mistake; oversight; scream; slip aberration; astonishment; bewilderment; confusion; digression; disorder; folly; infatuation; perplexedness; perplexity; puzzlement; standing agape; stay speechless; straying; stupidity; wandering
- berth; case; chemise; cutting; eluding; elusion; faux pas; gaffe; gaucherie; miscue; moorage; mooring; parapraxis; pillow slip; pillowcase; shift; shimmy; sideslip; skid; slick; slickness; slip of paper; slip-up; slipperiness; solecism; strip; teddy; trip
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avancer péniblement be tripped up; founder; slip; stumble; trip
avancer à pas chancelants be tripped up; founder; slip; stumble; trip
dire quelque chose par accident be a slip of the tongue; escape; slip
déraper delay; fall flat; fall over; glide; postpone; skid; skim; slide; slip; slip up; slither; topple over; trip
faire un vol plané delay; fall flat; fall over; postpone; slip; topple over; trip
glisser delay; fall flat; fall over; glide; make a slip; postpone; skid; skim; slide; slip; slip up; slither; sneak; steal; topple over; trip come down; descend; go down; land; slide; slide down; slide off; slip off; swipe; tuck in; tuck up; whizz
glisser entre les mains make a slip; slip; sneak; steal
marcher péniblement be tripped up; founder; slip; stumble; trip
marcher à pas trébuchants be tripped up; founder; slip; stumble; trip
perdre make a slip; slip; sneak; steal be lost; be missed; be missing; bet; bet away; bet on; fall through; forfeit; gamble away; get away from; get lost; get the worst of; lose; miss; taste defeat; throw away; wager; wander from
s'échapper make a slip; slip; sneak; steal be off; blow up; break away; break away from; burst out; clear off; desert; desert the army; do a moonlight flit; elude; escape; evade; get away; go with the wind; overlook; run away; run away from home; run off; set in; swerve; walk away; walk off; walk out
trébucher delay; fall flat; fall over; postpone; slip; topple over; trip be a failure; be overthrown; fall; stumble; take a nosedive; trip
échapper make a slip; slip; sneak; steal be beyond; be off; blow up; break away from; burst out; clear off; desert; desert the army; do a moonlight flit; elude; evade; flee; go with the wind; run away; run off; set in; swerve; walk away; walk off; walk out
échapper à be a slip of the tongue; escape; make a slip; slip; sneak; steal avoid; be off; blow up; break away from; burst out; clear off; desert; desert the army; do a moonlight flit; duck out; elude; escape; evade; go with the wind; keep out of; make a duck; run away; run off; set in; slip one's mind; slip quietly into the night; squeeze out of it; swerve; walk away; walk off; walk out
- dislocate; drop away; drop off; err; fall away; luxate; mistake; skid; slew; slide; slip one's mind; slue; sneak; splay; steal
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- avelanche; cutting; escape; landslide; lapse; skid; slide

Verwante woorden van "slip":


Synoniemen voor "slip":


Verwante definities voor "slip":

  1. the act of avoiding capture (especially by cunning)1
  2. a minor inadvertent mistake usually observed in speech or writing or in small accidents or memory lapses etc.1
  3. a socially awkward or tactless act1
  4. a flight maneuver; aircraft slides sideways in the air1
  5. an unexpected slide1
  6. bed linen consisting of a cover for a pillow1
  7. a woman's sleeveless undergarment1
  8. a small sheet of paper1
    • a receipt slip1
  9. artifact consisting of a narrow flat piece of material1
  10. a slippery smoothness1
  11. an accidental misstep threatening (or causing) a fall1
    • he blamed his slip on the ice1
    • the jolt caused many slips and a few spills1
  12. a place where a craft can be made fast1
  13. a young and slender person1
    • he's a mere slip of a lad1
  14. a part (sometimes a root or leaf or bud) removed from a plant to propagate a new plant through rooting or grafting1
  15. potter's clay that is thinned and used for coating or decorating ceramics1
  16. insert inconspicuously or quickly or quietly1
    • He slipped some money into the waiter's hand1
  17. get worse1
    • My grades are slipping1
  18. move out of position1
  19. pass out of one's memory1
  20. to make a mistake or be incorrect1
  21. move obliquely or sideways, usually in an uncontrolled manner1
  22. move stealthily1
    • The ship slipped away in the darkness1
  23. move smoothly and easily1
    • the bolt slipped into place1
    • water slipped from the polished marble1
  24. cause to move with a smooth or sliding motion1
    • he slipped the bolt into place1
  25. move easily1
    • slip into something comfortable1
  26. pass on stealthily1
    • He slipped me the key when nobody was looking1

Wiktionary: slip

slip
noun
  1. ceramics: thin, slippery mix of clay and water
  2. small piece of paper
  3. act of slipping
verb
  1. to lose one's traction
  2. to err
  3. to pass
  4. to worsen
slip
noun
  1. Suspension de poudre de céramique dans de l'eau.
  2. relevé détailler des divers articles dont se composer une somme à payer ou à recevoir.
  3. assemblage de plusieurs choses disposées deux à deux, ou de plusieurs choses disposées entre elles dans un certain ordre. Il se dit tant au sens physique qu’au sens moral.
  4. Action de ficher, d’enfoncer ; quantité dont on enfonce dans le sol un pieu de fondation.
verb
  1. Se mettre en mouvement, comme couler sur une surface lisse ou le long d’un autre corps.
Cross Translation:
FromToVia
• slip → glisser ↔ uitglijden — door glijden ten val komen
• slip → glisser; déraper ↔ slippen — door gladheid over de weg schuiven
• slip → glisser ↔ glijden — met geringe wrijving gericht voortschuiven
• slip → billet; coupure ↔ Schein — Bescheinigung, Quittung, schriftlicher Nachweis, Geldnote
• slip → slip; caleçon; culotte ↔ Unterhose — Hose, die direkt am Körper anliegen und unter anderen Kleidungsstücken tragen wird
• slip → combinaison; jupon ↔ Unterrock — Rock, der unter einem normalen Rock als Unterbekleidung getragen wird
• slip → glisser ↔ gleiten — (leicht, unbeschwert) schweben, rutschen
• slip → patiner; glisser; s'ébouler ↔ rutschen — gleiten, auf einer glatten Unterlage keinen Halt haben

Verwante vertalingen van slipping







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1289 seconde
Page rendered in 1.0 seconds