Singles in het Frans vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Frans: Meer gegevens...

singles:
- single; simple; jeu en simple
single:
- un; un type à part; un drôle de bonhomme; tout seul; non marié; célibataire; libre; non-marié; pour une personne; individuel; monoplace; isolé; seul; indépendant
- petit disgue; ceinture
Wiktionary:
- single → célibataire, commun, monomât, seul, simple
- single → célibataire, simple, compartiment individuel, disquette, single
- single → célibataire, isolé, seul, simple, individuel, individuelle

Engels

Uitgebreide vertaling voor singles (Engels) in het Frans

singles:

singles [the ~] zelfstandig naamwoord

the singles
le single; le simple; le jeu en simple
- single [le ~] zelfstandig naamwoord
- simple [le ~] zelfstandig naamwoord
- jeu en simple [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor singles:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
jeu en simple	singles
simple	singles
single	singles
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
simple		austere; demure; easily; easy; effortless; free; freely; frugal; grave; natural; not difficult; not hard; scanty; sedate; simple; sober; sole; solitary; unadorned; unaffected; uncomplicated

Verwante woorden van "singles":

single

Synoniemen voor "singles":

badminton
tennis; lawn tennis

Verwante definities voor "singles":

tennis played with one person on each side¹
badminton played with one person on each side¹

single:

single bijvoeglijk naamwoord

single (one; a; an)
un; un type à part; un drôle de bonhomme; tout seul
- un bijvoeglijk naamwoord
- un type à part bijvoeglijk naamwoord
- un drôle de bonhomme bijvoeglijk naamwoord
- tout seul bijvoeglijk naamwoord
single (unmarried)
non marié; célibataire; libre
- non marié bijvoeglijk naamwoord
- célibataire bijvoeglijk naamwoord
- libre bijvoeglijk naamwoord
single (unmarried)
célibataire; non-marié
- célibataire bijvoeglijk naamwoord
- non-marié bijvoeglijk naamwoord
single (unattached)
célibataire
- célibataire bijvoeglijk naamwoord
single (one man)
pour une personne; individuel; monoplace
- pour une personne bijvoeglijk naamwoord
- individuel bijvoeglijk naamwoord
- monoplace bijvoeglijk naamwoord
single (bachelor; spinster; unattached)
célibataire; isolé; seul
- célibataire bijvoeglijk naamwoord
- isolé bijvoeglijk naamwoord
- seul bijvoeglijk naamwoord
single
indépendant
- indépendant bijvoeglijk naamwoord

single [the ~] zelfstandig naamwoord

the single (single record)
le petit disgue; la ceinture
- petit disgue [le ~] zelfstandig naamwoord
- ceinture [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor single:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ceinture	single; single record	belt; bridle; girdle; leading strings; sash; thong; waistband
célibataire	bachelor; single	unmarried person
indépendant		independent
petit disgue	single; single record
-	1; I; ace; bingle; one; unity
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
libre	single; unmarried	accessible; at liberty; at someone's disposal; available; blank; bold; clear; easy; effortless; free; freely; natural; roguish; sly; unconstrained; unhampered; unhindered; unimpeded; uninhibited; unmarked; unobstructed; vacant
-	exclusive; individual; undivided; unmarried
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	one; only; sole
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
célibataire	bachelor; single; spinster; unattached; unmarried
individuel	one man; single	apart; free-standing; individual; isolated; on its own; separate; solo
indépendant	single	apart; free-standing; freedom-loving; independent; isolated; on its own; particular; separate; solo; sovereign; unattached
isolé	bachelor; single; spinster; unattached	apart; aside; distant; distinctive; far; far away; far-away; far-of; forlorn; free-standing; isolated; on its own; out of the way; outlying; quarantined; remote; separate; solo
monoplace	one man; single
non marié	single; unmarried
non-marié	single; unmarried
pour une personne	one man; single
seul	bachelor; single; spinster; unattached	easily; easy; effortless; forlorn; isolated; not difficult; not hard; on its own; once in a life time; once only; particular; quarantined; separate; simple; sole; solitary; unique
tout seul	a; an; one; single	easy; effortless; free; freely
un	a; an; one; single
un drôle de bonhomme	a; an; one; single
un type à part	a; an; one; single

Verwante woorden van "single":

singleness, singles

Synoniemen voor "single":

individual; idiosyncratic; individualist; individualistic; one-on-one; man-to-man; respective; several; various; singular; separate
azygous; azygos; one-man; one-person; one-woman; lone; lonesome; only; sole; solitary; unique; sui generis; unary; uninominal; one-member
unmarried; divorced; mateless; unwed; unwedded; widowed; unmated
separate; unshared
uniform; unvarying
undivided; exclusive; concentrated
bingle; base hit; safety
one; 1; I; ace; unity; digit; figure
hit

Antoniemen van "single":

common; double; multiple; married

Verwante definities voor "single":

being or characteristic of a single thing or person¹
not divided among or brought to bear on more than one object or objective¹
- judging a contest with a single eye¹
- a single devotion to duty¹
not married or related to the unmarried state¹
- sex and the single girl¹
- single parenthood¹
- are you married or single?¹
having uniform application¹
- a single legal code for all¹
characteristic of or meant for a single person or thing¹
- single occupancy¹
- a single bed¹
existing alone or consisting of one entity or part or aspect or individual¹
- upon the hill stood a single tower¹
- had but a single thought which was to escape¹
- a single survivor¹
- a single serving¹
- a single lens¹
- a single thickness¹
used of flowers having usually only one row or whorl of petals¹
- single chrysanthemums resemble daisies and may have more than one row of petals¹
a base hit on which the batter stops safely at first base¹
the smallest whole number or a numeral representing this number¹
hit a single¹
- the batter singled to left field¹

Wiktionary: single

single

adjective

not married nor dating
- single → célibataire

noun

one who is not married
- single → célibataire
baseball: hit
- single → simple

single

adjective

Qui sert, qui peut servir à tout le monde ou seulement à plusieurs personnes.
- commun → common; joint; communal; concerted; generic; mutual; single
Qui n’est pas marié
- célibataire → single; unmarried
à un seul mât.
- monomât → single; pole
Qui est sans compagnie ; qui n’est point avec d’autres.
- seul → alone; only; sole; solitary; single; unaccompanied
Qui n’est pas multiple
- simple → single

noun

(term, Transport ferroviaire) compartiment de voitures-lits aménager pour une seule personne.
- compartiment individuel → single
Petit disque souple enfermé dans une enveloppe rigide, utilisé en informatique comme moyen amovible de stockage d'information.
- disquette → floppy disk; diskette; single
angl|fr cabine ou chambre d’hôtel pour une personne. Dans ce cas, s’utilise au féminin, et s’oppose à double ou twin.
- single → single

Cross Translation:

From	To	Via
• single	→ célibataire	↔ Single — Mensch, der ohne feste Beziehung zu einer anderen Person und ohne minderjähriges Kind im Haushalt lebt; jemand der alleinstehend ist
• single	→ isolé	↔ alleinstehend — allein, isoliert, für sich stehend
• single	→ célibataire; seul	↔ alleinstehend — ohne Familie oder Partner/Partnerin lebend
• single	→ simple	↔ einfach — nicht wiederholen
• single	→ seul	↔ einzeln — alleine; nur eins von mehreren
• single	→ individuel; individuelle	↔ individuell — auf das Individuum, den einzelnen Menschen bezogen (auch übertragen zu anderen Gegenständen)
• single	→ célibataire	↔ ledig — nicht verheiratet

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van singles

singles night

Remove Ads

Vertaal singles van Engels naar Frans

Uitgebreide vertaling voor singles (Engels) in het Frans

singles:

singles [the ~] zelfstandig naamwoord

the singles

Vertaal Matrix voor singles:

Verwante woorden van "singles":

Synoniemen voor "singles":

Verwante definities voor "singles":

single:

single bijvoeglijk naamwoord

single (one; a; an)

single (unmarried)

single (unmarried)

single (unattached)

single (one man)

single (bachelor; spinster; unattached)

single

single [the ~] zelfstandig naamwoord

the single (single record)

Vertaal Matrix voor single:

Verwante woorden van "single":

Synoniemen voor "single":

Antoniemen van "single":

Verwante definities voor "single":

Wiktionary: single

Verwante vertalingen van singles