Overzicht
Engels naar Frans: Meer gegevens...
- shortly:
- short:
-
Wiktionary:
- shortly → rapidement, brièvement, tout à l’heure
- shortly → bientôt, incessamment, avant peu, sous peu, vite, d'ici peu, prochainement
- short → court, petit, bref
- short → court-circuiter
- short → à court
- short → court, revêche, brusque, rude, économe, parcimonieux, ménager, parcimonieuse, avare, bref, à court terme
Engels
Uitgebreide vertaling voor shortly (Engels) in het Frans
shortly:
-
shortly (soon; before long)
– in the near future 1à brève échéance; sous peu; d'ici peu-
à brève échéance bijvoeglijk naamwoord
-
sous peu bijvoeglijk naamwoord
-
d'ici peu bijvoeglijk naamwoord
-
-
shortly (soon; before long)
– in the near future 1bientôt; prochainement; ensuite; puis; sous peu; tout de suite; tout à l'heure; d'ici peu; avant peu-
bientôt bijvoeglijk naamwoord
-
prochainement bijvoeglijk naamwoord
-
ensuite bijvoeglijk naamwoord
-
puis bijvoeglijk naamwoord
-
sous peu bijvoeglijk naamwoord
-
tout de suite bijvoeglijk naamwoord
-
tout à l'heure bijvoeglijk naamwoord
-
d'ici peu bijvoeglijk naamwoord
-
avant peu bijvoeglijk naamwoord
-
-
shortly (instantly; immediately; forthwith; presently; first thing; soon; before long)
– in the near future 1tout de suite; immédiatement; à bref délai; vite; aussitôt; tantôt; bientôt; prochain; presque; directement; prochainement; direct; avant peu; dans un instant; rapidement; tout à l'heure; prompt; sous peu; d'ici peu-
tout de suite bijvoeglijk naamwoord
-
immédiatement bijvoeglijk naamwoord
-
à bref délai bijvoeglijk naamwoord
-
vite bijvoeglijk naamwoord
-
aussitôt bijvoeglijk naamwoord
-
tantôt bijvoeglijk naamwoord
-
bientôt bijvoeglijk naamwoord
-
prochain bijvoeglijk naamwoord
-
presque bijvoeglijk naamwoord
-
directement bijvoeglijk naamwoord
-
prochainement bijvoeglijk naamwoord
-
direct bijvoeglijk naamwoord
-
avant peu bijvoeglijk naamwoord
-
dans un instant bijvoeglijk naamwoord
-
rapidement bijvoeglijk naamwoord
-
tout à l'heure bijvoeglijk naamwoord
-
prompt bijvoeglijk naamwoord
-
sous peu bijvoeglijk naamwoord
-
d'ici peu bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor shortly:
Verwante woorden van "shortly":
Synoniemen voor "shortly":
Verwante definities voor "shortly":
Wiktionary: shortly
shortly
Cross Translation:
adverb
shortly
-
in a short or brief time or manner
- shortly → rapidement
-
In few words; briefly
- shortly → brièvement
adverb
-
Dans quelques heures.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• shortly | → avant peu; bientôt; sous peu | ↔ spoedig — binnen een kort tijdsbestek |
• shortly | → bientôt; vite | ↔ gauw — zeer binnenkort |
• shortly | → bientôt | ↔ binnenkort — binnen afzienbare tijd |
• shortly | → d'ici peu; sous peu; prochainement | ↔ demnächst — in nächster Zeit, in Kürze |
shortly vorm van short:
-
short (small; little; tiny; minuscule; diminutive; undersized; inferior; inadequate; low-grade; middling; shortish)
-
short (abrupt; blunt; curt; steep)
brusque; abrupt; brusquement; d'un ton brusque-
brusque bijvoeglijk naamwoord
-
abrupt bijvoeglijk naamwoord
-
brusquement bijvoeglijk naamwoord
-
d'un ton brusque bijvoeglijk naamwoord
-
-
short (perishing; evanescent; transient; volatile; transitory; temporary; fleeting; passing; momentary; perfunctory; superficial; of short duration; brief; close; casual; current; empty; null; informal; cursory)
éphémère; transitoire; périssable; fugitif; fugace-
éphémère bijvoeglijk naamwoord
-
transitoire bijvoeglijk naamwoord
-
périssable bijvoeglijk naamwoord
-
fugitif bijvoeglijk naamwoord
-
fugace bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor short:
Verwante woorden van "short":
Synoniemen voor "short":
Antoniemen van "short":
Verwante definities voor "short":
Wiktionary: short
short
Cross Translation:
adjective
short
-
having a small distance between ends or edges
- short → court
-
of a person, of comparatively little height
-
having little duration
-
transitive: to cause a short circuit
- short → court-circuiter
adjective
adverb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• short | → court | ↔ kort — van geringe lengte |
• short | → court | ↔ kort — van geringe duur |
• short | → revêche; brusque; rude | ↔ barsch — (im übertragenen Sinn) bezüglich Sprache, Handlung: (unfreundlich Unterton durchklingen) rau, (allzu) knapp gefasst |
• short | → économe; parcimonieux; ménager; parcimonieuse; avare | ↔ karg — mit dem, was man zu geben bereit ist, zurückhaltend |
• short | → court; bref | ↔ kurz — wenig Zeit benötigend |
• short | → court; bref | ↔ kurz — wenig Worte benötigend |
• short | → court | ↔ kurz — wenig Länge habend |
• short | → à court terme | ↔ kurzfristig — von kurzer Dauer, für kurze Zeit |