Engels
Uitgebreide vertaling voor repelling (Engels) in het Frans
repelling:
-
repelling (repulsive; obnoxious; repugnant; abhorrent; revolting)
terrible; monstrueux; affreux; répugnant; atrocement; hideusement; atroce; hideux; affreusement-
terrible bijvoeglijk naamwoord
-
monstrueux bijvoeglijk naamwoord
-
affreux bijvoeglijk naamwoord
-
répugnant bijvoeglijk naamwoord
-
atrocement bijvoeglijk naamwoord
-
hideusement bijvoeglijk naamwoord
-
atroce bijvoeglijk naamwoord
-
hideux bijvoeglijk naamwoord
-
affreusement bijvoeglijk naamwoord
-
-
repelling (repulsive; forbidding; revolting)
répugnant; repoussant; insipide; répulsif; dégoûtant; peu appétissant-
répugnant bijvoeglijk naamwoord
-
repoussant bijvoeglijk naamwoord
-
insipide bijvoeglijk naamwoord
-
répulsif bijvoeglijk naamwoord
-
dégoûtant bijvoeglijk naamwoord
-
peu appétissant bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor repelling:
Verwante woorden van "repelling":
Synoniemen voor "repelling":
repelling vorm van repel:
-
to repel (ban; banish; expel; ostracize; exile; drive out; exorcize; dispel; drive away; exorcise; drive off; ostracise)
bannir; chasser; exiler; mettre au ban; expulser; exorciser-
bannir werkwoord (bannis, bannit, bannissons, bannissez, bannissent, bannissais, bannissait, bannissions, bannissiez, bannissaient, bannîmes, bannîtes, bannirent, bannirai, banniras, bannira, bannirons, bannirez, banniront)
-
chasser werkwoord (chasse, chasses, chassons, chassez, chassent, chassais, chassait, chassions, chassiez, chassaient, chassai, chassas, chassa, chassâmes, chassâtes, chassèrent, chasserai, chasseras, chassera, chasserons, chasserez, chasseront)
-
exiler werkwoord (exile, exiles, exilons, exilez, exilent, exilais, exilait, exilions, exiliez, exilaient, exilai, exilas, exila, exilâmes, exilâtes, exilèrent, exilerai, exileras, exilera, exilerons, exilerez, exileront)
-
mettre au ban werkwoord
-
expulser werkwoord (expulse, expulses, expulsons, expulsez, expulsent, expulsais, expulsait, expulsions, expulsiez, expulsaient, expulsai, expulsas, expulsa, expulsâmes, expulsâtes, expulsèrent, expulserai, expulseras, expulsera, expulserons, expulserez, expulseront)
-
exorciser werkwoord (exorcise, exorcises, exorcisons, exorcisez, exorcisent, exorcisais, exorcisait, exorcisions, exorcisiez, exorcisaient, exorcisai, exorcisas, exorcisa, exorcisâmes, exorcisâtes, exorcisèrent, exorciserai, exorciseras, exorcisera, exorciserons, exorciserez, exorciseront)
-
Conjugations for repel:
present
- repel
- repel
- repels
- repel
- repel
- repel
simple past
- repelled
- repelled
- repelled
- repelled
- repelled
- repelled
present perfect
- have repelled
- have repelled
- has repelled
- have repelled
- have repelled
- have repelled
past continuous
- was repelling
- were repelling
- was repelling
- were repelling
- were repelling
- were repelling
future
- shall repel
- will repel
- will repel
- shall repel
- will repel
- will repel
continuous present
- am repelling
- are repelling
- is repelling
- are repelling
- are repelling
- are repelling
subjunctive
- be repelled
- be repelled
- be repelled
- be repelled
- be repelled
- be repelled
diverse
- repel!
- let's repel!
- repelled
- repelling
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor repel:
Synoniemen voor "repel":
Antoniemen van "repel":
Verwante definities voor "repel":
Wiktionary: repel
repel
repel