Overzicht
Engels naar Frans:   Meer gegevens...
  1. outlawed:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor outlawed (Engels) in het Frans

outlawed:

outlawed bijvoeglijk naamwoord

  1. outlawed
    proscrit

Vertaal Matrix voor outlawed:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- illegitimate; illicit; outlaw; unlawful
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- statute-barred
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
proscrit outlawed

Verwante woorden van "outlawed":

  • outlaw

Synoniemen voor "outlawed":


Verwante definities voor "outlawed":

  1. contrary to or forbidden by law1

Wiktionary: outlawed


Cross Translation:
FromToVia
outlawed proscrit vogelvrij — buiten de wet gesteld
outlawed hors la loi vogelfreiim Mittelalter: als Strafe vom Reichsacht betroffen; ausgestoßen, keine Rechte und kein Eigentum mehr besitzend

outlaw:


Vertaal Matrix voor outlaw:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- criminal; crook; felon; malefactor
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- criminalise; criminalize; illegalise; illegalize
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- illegitimate; illicit; lawless; outlawed; unlawful
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- declare to be criminal; make criminal

Verwante woorden van "outlaw":


Synoniemen voor "outlaw":


Antoniemen van "outlaw":

  • decriminalise; decriminalize; legalize

Verwante definities voor "outlaw":

  1. disobedient to or defiant of law1
  2. contrary to or forbidden by law1
    • an outlaw strike1
  3. someone who has committed a crime or has been legally convicted of a crime1
  4. declare illegal; outlaw1

Wiktionary: outlaw

outlaw
noun
  1. a fugitive from the law
outlaw
noun
  1. malfaiteur vagabond et armer.
  2. Personne qui fait ce que la loi interdit
  3. Malfaiteur

Cross Translation:
FromToVia
outlaw bandit Bandit — Verbrecher, Straßenräuber, der meist einer kriminellen Gruppe angehört
outlaw condamner; frapper d’ostracisme; interdire; proscrire ächten — (transitiv) verdammen; als unerwünscht erklären