Ordered in het Frans vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Frans: Meer gegevens...

ordered:
- assigné; ordonné; commandé; chargé
order:
- assignation; ordre; consigne; mission; instruction; commandement; devise; sommation; contrainte; livraison; distribution; régularité; discipline; commande; commando; impératif; mandat; ordre donné à l'armée; ordre de service; distinction; décoration; ornement; marque distinctive; ordre de chevalerie; ornementation; embellissement; marque; signe; décor; emblème; symbole; honneur; indication; ordre de plan
- commander; distribuer à domicile; ordonner; décréter; assigner; dévouer; régir; charger; sommer; consacrer à; obliger à; diriger; cataloguer; faire un catalogue; classifier; classer; catégoriser; mener; avoir le commandement; présider; gouverner; administrer; piloter; maîtriser; dominer; prescrire; statuer; dicter; arranger; enjoindre; ranger; sérier; agencer; indiquer; suggérer; s'avancer; s'approcher rapidement; dicter une lettre
Wiktionary:
- ordered → ordonné
- order → ordre, commande, relation d'ordre, degré, commandement, enchainement, mandat, ordonnance
- order → ranger, commander, ordonner, régler
- order → classer, ranger, ordre, commander, commande, séquence, succession, décréter

Engels

Uitgebreide vertaling voor ordered (Engels) in het Frans

ordered:

ordered bijvoeglijk naamwoord

ordered (instructed)
assigné; ordonné; commandé; chargé
- assigné bijvoeglijk naamwoord
- ordonné bijvoeglijk naamwoord
- commandé bijvoeglijk naamwoord
- chargé bijvoeglijk naamwoord
ordered
ordonné
- ordonné bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor ordered:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	arranged; coherent; consistent; logical
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
assigné	instructed; ordered
chargé	instructed; ordered	burdened; charged; laden; loaded
commandé	instructed; ordered
ordonné	instructed; ordered	arranged; clean; cleanly; neat; neatly; orderly; tidy

Verwante woorden van "ordered":

unordered, order

Synoniemen voor "ordered":

consecutive; sequent; sequential; serial; successive
orderly; regulated; organized
arranged; laid; set; placed
coherent; consistent; logical; seamless; rational

Antoniemen van "ordered":

disordered; disarranged; incoherent

Verwante definities voor "ordered":

marked by an orderly, logical, and aesthetically consistent relation of parts¹
having a systematic arrangement; especially having elements succeeding in order according to rule¹
- an ordered sequence¹
disposed or placed in a particular kind of order¹

Wiktionary: ordered

ordered

adjective

en ordre
- ordonné → ordered

order:

order [the ~] zelfstandig naamwoord

the order (command; assignment; shibboleth; instruction; parole; cue; motto)
l'assignation; l'ordre; la consigne; la mission; l'instruction; le commandement; la devise; la sommation; la contrainte
- assignation [la ~] zelfstandig naamwoord
- ordre [le ~] zelfstandig naamwoord
- consigne [la ~] zelfstandig naamwoord
- mission [la ~] zelfstandig naamwoord
- instruction [la ~] zelfstandig naamwoord
- commandement [le ~] zelfstandig naamwoord
- devise [la ~] zelfstandig naamwoord
- sommation [la ~] zelfstandig naamwoord
- contrainte [la ~] zelfstandig naamwoord
the order (delivery)
la livraison; la distribution
- livraison [la ~] zelfstandig naamwoord
- distribution [la ~] zelfstandig naamwoord
the order (regularity)
l'ordre; la régularité; la discipline
- ordre [le ~] zelfstandig naamwoord
- régularité [la ~] zelfstandig naamwoord
- discipline [la ~] zelfstandig naamwoord
the order (command)
la commande; l'ordre; le commando; le commandement; la sommation; la mission; l'impératif; le mandat; l'ordre donné à l'armée
- commande [la ~] zelfstandig naamwoord
- ordre [le ~] zelfstandig naamwoord
- commando [le ~] zelfstandig naamwoord
- commandement [le ~] zelfstandig naamwoord
- sommation [la ~] zelfstandig naamwoord
- mission [la ~] zelfstandig naamwoord
- impératif [le ~] zelfstandig naamwoord
- mandat [le ~] zelfstandig naamwoord
- ordre donné à l'armée [le ~] zelfstandig naamwoord
the order (command)
l'ordre; le commandement; l'impératif
- ordre [le ~] zelfstandig naamwoord
- commandement [le ~] zelfstandig naamwoord
- impératif [le ~] zelfstandig naamwoord
the order (command)
le commandement; l'ordre de service; l'instruction
- commandement [le ~] zelfstandig naamwoord
- ordre de service [le ~] zelfstandig naamwoord
- instruction [la ~] zelfstandig naamwoord
the order (decoration; honour; knighthood; medal; badge; honor)
la distinction; la décoration; l'ornement; la marque distinctive; l'ordre de chevalerie; l'ornementation; l'embellissement; la marque; le signe; le décor; l'emblème; le symbole
- distinction [la ~] zelfstandig naamwoord
- décoration [la ~] zelfstandig naamwoord
- ornement [le ~] zelfstandig naamwoord
- marque distinctive [la ~] zelfstandig naamwoord
- ordre de chevalerie [le ~] zelfstandig naamwoord
- ornementation [la ~] zelfstandig naamwoord
- embellissement [le ~] zelfstandig naamwoord
- marque [la ~] zelfstandig naamwoord
- signe [le ~] zelfstandig naamwoord
- décor [le ~] zelfstandig naamwoord
- emblème [le ~] zelfstandig naamwoord
- symbole [le ~] zelfstandig naamwoord
the order (ribbon)
l'honneur; la décoration
- honneur [le ~] zelfstandig naamwoord
- décoration [la ~] zelfstandig naamwoord
the order (instruction; assignment; command)
l'instruction; la consigne; l'assignation; la mission; la sommation; l'indication; le commandement; l'impératif; la contrainte; l'ordre
- instruction [la ~] zelfstandig naamwoord
- consigne [la ~] zelfstandig naamwoord
- assignation [la ~] zelfstandig naamwoord
- mission [la ~] zelfstandig naamwoord
- sommation [la ~] zelfstandig naamwoord
- indication [la ~] zelfstandig naamwoord
- commandement [le ~] zelfstandig naamwoord
- impératif [le ~] zelfstandig naamwoord
- contrainte [la ~] zelfstandig naamwoord
- ordre [le ~] zelfstandig naamwoord
the order (mandate; commission; instruction)
le mandat; l'ordre de service; le consigne; l'instruction; l'assignation
- mandat [le ~] zelfstandig naamwoord
- ordre de service [le ~] zelfstandig naamwoord
- consigne [le ~] zelfstandig naamwoord
- instruction [la ~] zelfstandig naamwoord
- assignation [la ~] zelfstandig naamwoord
the order (Z order; stack order; z order; z-order)

– The order in which objects are placed in a layer. An object higher in the stack will cover up (appear on top of) one lower in the stack. ²
ordre de plan
- ordre de plan
the order

– A confirmed request for delivery of goods and services based on specified terms. An order is a quote that has been accepted by a customer. ²
la commande
- commande [la ~] zelfstandig naamwoord
the order

– An online purchase submitted by a user to your Web site. ²
la commande
- commande [la ~] zelfstandig naamwoord

to order werkwoord (orders, ordered, ordering)

to order
commander; distribuer à domicile
- commander werkwoord (commande, commandes, commandons, commandez, commandent, commandais, commandait, commandions, commandiez, commandaient, commandai, commandas, commanda, commandâmes, commandâtes, commandèrent, commanderai, commanderas, commandera, commanderons, commanderez, commanderont)
- distribuer à domicile werkwoord
to order (command; charge)
ordonner; décréter; assigner; dévouer; régir; charger; commander; sommer; consacrer à; obliger à; diriger
- ordonner werkwoord (ordonne, ordonnes, ordonnons, ordonnez, ordonnent, ordonnais, ordonnait, ordonnions, ordonniez, ordonnaient, ordonnai, ordonnas, ordonna, ordonnâmes, ordonnâtes, ordonnèrent, ordonnerai, ordonneras, ordonnera, ordonnerons, ordonnerez, ordonneront)
- décréter werkwoord (décrète, décrètes, décrétons, décrétez, décrètent, décrétais, décrétait, décrétions, décrétiez, décrétaient, décrétai, décrétas, décréta, décrétâmes, décrétâtes, décrétèrent, décréterai, décréteras, décrétera, décréterons, décréterez, décréteront)
- assigner werkwoord (assigne, assignes, assignons, assignez, assignent, assignais, assignait, assignions, assigniez, assignaient, assignai, assignas, assigna, assignâmes, assignâtes, assignèrent, assignerai, assigneras, assignera, assignerons, assignerez, assigneront)
- dévouer werkwoord (dévoue, dévoues, dévouons, dévouez, dévouent, dévouais, dévouait, dévouions, dévouiez, dévouaient, dévouai, dévouas, dévoua, dévouâmes, dévouâtes, dévouèrent, dévouerai, dévoueras, dévouera, dévouerons, dévouerez, dévoueront)
- régir werkwoord (régis, régit, régissons, régissez, régissent, régissais, régissait, régissions, régissiez, régissaient, régîmes, régîtes, régirent, régirai, régiras, régira, régirons, régirez, régiront)
- charger werkwoord (charge, charges, chargeons, chargez, chargent, chargeais, chargeait, chargions, chargiez, chargeaient, chargeai, chargeas, chargea, chargeâmes, chargeâtes, chargèrent, chargerai, chargeras, chargera, chargerons, chargerez, chargeront)
- commander werkwoord (commande, commandes, commandons, commandez, commandent, commandais, commandait, commandions, commandiez, commandaient, commandai, commandas, commanda, commandâmes, commandâtes, commandèrent, commanderai, commanderas, commandera, commanderons, commanderez, commanderont)
- sommer werkwoord (somme, sommes, sommons, sommez, somment, sommais, sommait, sommions, sommiez, sommaient, sommai, sommas, somma, sommâmes, sommâtes, sommèrent, sommerai, sommeras, sommera, sommerons, sommerez, sommeront)
- consacrer à werkwoord
- obliger à werkwoord
- diriger werkwoord (dirige, diriges, dirigeons, dirigez, dirigent, dirigeais, dirigeait, dirigions, dirigiez, dirigeaient, dirigeai, dirigeas, dirigea, dirigeâmes, dirigeâtes, dirigèrent, dirigerai, dirigeras, dirigera, dirigerons, dirigerez, dirigeront)
to order (catalogue; organize; organise)
cataloguer; faire un catalogue
- cataloguer werkwoord (catalogue, catalogues, cataloguons, cataloguez, cataloguent, cataloguais, cataloguait, cataloguions, cataloguiez, cataloguaient, cataloguai, cataloguas, catalogua, cataloguâmes, cataloguâtes, cataloguèrent, cataloguerai, catalogueras, cataloguera, cataloguerons, cataloguerez, catalogueront)
- faire un catalogue werkwoord
to order (classify; rank; group; class)
classifier; classer; catégoriser
- classifier werkwoord (classifie, classifies, classifions, classifiez, classifient, classifiais, classifiait, classifiions, classifiiez, classifiaient, classifiai, classifias, classifia, classifiâmes, classifiâtes, classifièrent, classifierai, classifieras, classifiera, classifierons, classifierez, classifieront)
- classer werkwoord (classe, classes, classons, classez, classent, classais, classait, classions, classiez, classaient, classai, classas, classa, classâmes, classâtes, classèrent, classerai, classeras, classera, classerons, classerez, classeront)
- catégoriser werkwoord (catégorise, catégorises, catégorisons, catégorisez, catégorisent, catégorisais, catégorisait, catégorisions, catégorisiez, catégorisaient, catégorisai, catégorisas, catégorisa, catégorisâmes, catégorisâtes, catégorisèrent, catégoriserai, catégoriseras, catégorisera, catégoriserons, catégoriserez, catégoriseront)
to order (be in command of; preside; take the lead; command)
mener; diriger; commander; avoir le commandement; ordonner; présider; gouverner; administrer; piloter
- mener werkwoord (mène, mènes, menons, menez, mènent, menais, menait, menions, meniez, menaient, menai, menas, mena, menâmes, menâtes, menèrent, mènerai, mèneras, mènera, mènerons, mènerez, mèneront)
- diriger werkwoord (dirige, diriges, dirigeons, dirigez, dirigent, dirigeais, dirigeait, dirigions, dirigiez, dirigeaient, dirigeai, dirigeas, dirigea, dirigeâmes, dirigeâtes, dirigèrent, dirigerai, dirigeras, dirigera, dirigerons, dirigerez, dirigeront)
- commander werkwoord (commande, commandes, commandons, commandez, commandent, commandais, commandait, commandions, commandiez, commandaient, commandai, commandas, commanda, commandâmes, commandâtes, commandèrent, commanderai, commanderas, commandera, commanderons, commanderez, commanderont)
- avoir le commandement werkwoord
- ordonner werkwoord (ordonne, ordonnes, ordonnons, ordonnez, ordonnent, ordonnais, ordonnait, ordonnions, ordonniez, ordonnaient, ordonnai, ordonnas, ordonna, ordonnâmes, ordonnâtes, ordonnèrent, ordonnerai, ordonneras, ordonnera, ordonnerons, ordonnerez, ordonneront)
- présider werkwoord (préside, présides, présidons, présidez, président, présidais, présidait, présidions, présidiez, présidaient, présidai, présidas, présida, présidâmes, présidâtes, présidèrent, présiderai, présideras, présidera, présiderons, présiderez, présideront)
- gouverner werkwoord (gouverne, gouvernes, gouvernons, gouvernez, gouvernent, gouvernais, gouvernait, gouvernions, gouverniez, gouvernaient, gouvernai, gouvernas, gouverna, gouvernâmes, gouvernâtes, gouvernèrent, gouvernerai, gouverneras, gouvernera, gouvernerons, gouvernerez, gouverneront)
- administrer werkwoord (administre, administres, administrons, administrez, administrent, administrais, administrait, administrions, administriez, administraient, administrai, administras, administra, administrâmes, administrâtes, administrèrent, administrerai, administreras, administrera, administrerons, administrerez, administreront)
- piloter werkwoord (pilote, pilotes, pilotons, pilotez, pilotent, pilotais, pilotait, pilotions, pilotiez, pilotaient, pilotai, pilotas, pilota, pilotâmes, pilotâtes, pilotèrent, piloterai, piloteras, pilotera, piloterons, piloterez, piloteront)
to order (exercise authority; reign; rule; exert power)
régir; gouverner; diriger; maîtriser; dominer; commander
- régir werkwoord (régis, régit, régissons, régissez, régissent, régissais, régissait, régissions, régissiez, régissaient, régîmes, régîtes, régirent, régirai, régiras, régira, régirons, régirez, régiront)
- gouverner werkwoord (gouverne, gouvernes, gouvernons, gouvernez, gouvernent, gouvernais, gouvernait, gouvernions, gouverniez, gouvernaient, gouvernai, gouvernas, gouverna, gouvernâmes, gouvernâtes, gouvernèrent, gouvernerai, gouverneras, gouvernera, gouvernerons, gouvernerez, gouverneront)
- diriger werkwoord (dirige, diriges, dirigeons, dirigez, dirigent, dirigeais, dirigeait, dirigions, dirigiez, dirigeaient, dirigeai, dirigeas, dirigea, dirigeâmes, dirigeâtes, dirigèrent, dirigerai, dirigeras, dirigera, dirigerons, dirigerez, dirigeront)
- maîtriser werkwoord (maîtrise, maîtrises, maîtrisons, maîtrisez, maîtrisent, maîtrisais, maîtrisait, maîtrisions, maîtrisiez, maîtrisaient, maîtrisai, maîtrisas, maîtrisa, maîtrisâmes, maîtrisâtes, maîtrisèrent, maîtriserai, maîtriseras, maîtrisera, maîtriserons, maîtriserez, maîtriseront)
- dominer werkwoord (domine, domines, dominons, dominez, dominent, dominais, dominait, dominions, dominiez, dominaient, dominai, dominas, domina, dominâmes, dominâtes, dominèrent, dominerai, domineras, dominera, dominerons, dominerez, domineront)
- commander werkwoord (commande, commandes, commandons, commandez, commandent, commandais, commandait, commandions, commandiez, commandaient, commandai, commandas, commanda, commandâmes, commandâtes, commandèrent, commanderai, commanderas, commandera, commanderons, commanderez, commanderont)
to order (dictate; instruct; direct; bid)
prescrire; commander
- prescrire werkwoord (prescris, prescrit, prescrivons, prescrivez, prescrivent, prescrivais, prescrivait, prescrivions, prescriviez, prescrivaient, prescrivis, prescrivit, prescrivîmes, prescrivîtes, prescrivirent, prescrirai, prescriras, prescrira, prescrirons, prescrirez, prescriront)
- commander werkwoord (commande, commandes, commandons, commandez, commandent, commandais, commandait, commandions, commandiez, commandaient, commandai, commandas, commanda, commandâmes, commandâtes, commandèrent, commanderai, commanderas, commandera, commanderons, commanderez, commanderont)
to order (decree; ordain)
statuer; ordonner; décréter
- statuer werkwoord (statue, statues, statuons, statuez, statuent, statuais, statuait, statuions, statuiez, statuaient, statuai, statuas, statua, statuâmes, statuâtes, statuèrent, statuerai, statueras, statuera, statuerons, statuerez, statueront)
- ordonner werkwoord (ordonne, ordonnes, ordonnons, ordonnez, ordonnent, ordonnais, ordonnait, ordonnions, ordonniez, ordonnaient, ordonnai, ordonnas, ordonna, ordonnâmes, ordonnâtes, ordonnèrent, ordonnerai, ordonneras, ordonnera, ordonnerons, ordonnerez, ordonneront)
- décréter werkwoord (décrète, décrètes, décrétons, décrétez, décrètent, décrétais, décrétait, décrétions, décrétiez, décrétaient, décrétai, décrétas, décréta, décrétâmes, décrétâtes, décrétèrent, décréterai, décréteras, décrétera, décréterons, décréterez, décréteront)
to order (ordain; charge)
ordonner; prescrire; commander; dicter
- ordonner werkwoord (ordonne, ordonnes, ordonnons, ordonnez, ordonnent, ordonnais, ordonnait, ordonnions, ordonniez, ordonnaient, ordonnai, ordonnas, ordonna, ordonnâmes, ordonnâtes, ordonnèrent, ordonnerai, ordonneras, ordonnera, ordonnerons, ordonnerez, ordonneront)
- prescrire werkwoord (prescris, prescrit, prescrivons, prescrivez, prescrivent, prescrivais, prescrivait, prescrivions, prescriviez, prescrivaient, prescrivis, prescrivit, prescrivîmes, prescrivîtes, prescrivirent, prescrirai, prescriras, prescrira, prescrirons, prescrirez, prescriront)
- commander werkwoord (commande, commandes, commandons, commandez, commandent, commandais, commandait, commandions, commandiez, commandaient, commandai, commandas, commanda, commandâmes, commandâtes, commandèrent, commanderai, commanderas, commandera, commanderons, commanderez, commanderont)
- dicter werkwoord (dicte, dictes, dictons, dictez, dictent, dictais, dictait, dictions, dictiez, dictaient, dictai, dictas, dicta, dictâmes, dictâtes, dictèrent, dicterai, dicteras, dictera, dicterons, dicterez, dicteront)
to order (arrange; regulate; settle; fix)
arranger
- arranger werkwoord (arrange, arranges, arrangeons, arrangez, arrangent, arrangeais, arrangeait, arrangions, arrangiez, arrangeaient, arrangeai, arrangeas, arrangea, arrangeâmes, arrangeâtes, arrangèrent, arrangerai, arrangeras, arrangera, arrangerons, arrangerez, arrangeront)
to order (decree; dedicate; commission; devote; dictate; charge; rule; exert power; force; command)
dicter; ordonner; prescrire; enjoindre
- dicter werkwoord (dicte, dictes, dictons, dictez, dictent, dictais, dictait, dictions, dictiez, dictaient, dictai, dictas, dicta, dictâmes, dictâtes, dictèrent, dicterai, dicteras, dictera, dicterons, dicterez, dicteront)
- ordonner werkwoord (ordonne, ordonnes, ordonnons, ordonnez, ordonnent, ordonnais, ordonnait, ordonnions, ordonniez, ordonnaient, ordonnai, ordonnas, ordonna, ordonnâmes, ordonnâtes, ordonnèrent, ordonnerai, ordonneras, ordonnera, ordonnerons, ordonnerez, ordonneront)
- prescrire werkwoord (prescris, prescrit, prescrivons, prescrivez, prescrivent, prescrivais, prescrivait, prescrivions, prescriviez, prescrivaient, prescrivis, prescrivit, prescrivîmes, prescrivîtes, prescrivirent, prescrirai, prescriras, prescrira, prescrirons, prescrirez, prescriront)
- enjoindre werkwoord (enjoins, enjoint, enjoignons, enjoignez, enjoignent, enjoignais, enjoignait, enjoignions, enjoigniez, enjoignaient, enjoignis, enjoignit, enjoignîmes, enjoignîtes, enjoignirent, enjoindrai, enjoindras, enjoindra, enjoindrons, enjoindrez, enjoindront)
to order (put in order; arrange; range)
ranger; sérier; arranger; agencer; classifier; classer
- ranger werkwoord (range, ranges, rangeons, rangez, rangent, rangeais, rangeait, rangions, rangiez, rangeaient, rangeai, rangeas, rangea, rangeâmes, rangeâtes, rangèrent, rangerai, rangeras, rangera, rangerons, rangerez, rangeront)
- sérier werkwoord
- arranger werkwoord (arrange, arranges, arrangeons, arrangez, arrangent, arrangeais, arrangeait, arrangions, arrangiez, arrangeaient, arrangeai, arrangeas, arrangea, arrangeâmes, arrangeâtes, arrangèrent, arrangerai, arrangeras, arrangera, arrangerons, arrangerez, arrangeront)
- agencer werkwoord (agence, agences, agençons, agencez, agencent, agençais, agençait, agencions, agenciez, agençaient, agençai, agenças, agença, agençâmes, agençâtes, agencèrent, agencerai, agenceras, agencera, agencerons, agencerez, agenceront)
- classifier werkwoord (classifie, classifies, classifions, classifiez, classifient, classifiais, classifiait, classifiions, classifiiez, classifiaient, classifiai, classifias, classifia, classifiâmes, classifiâtes, classifièrent, classifierai, classifieras, classifiera, classifierons, classifierez, classifieront)
- classer werkwoord (classe, classes, classons, classez, classent, classais, classait, classions, classiez, classaient, classai, classas, classa, classâmes, classâtes, classèrent, classerai, classeras, classera, classerons, classerez, classeront)
to order (dictate)
indiquer; dicter; suggérer
- indiquer werkwoord (indique, indiques, indiquons, indiquez, indiquent, indiquais, indiquait, indiquions, indiquiez, indiquaient, indiquai, indiquas, indiqua, indiquâmes, indiquâtes, indiquèrent, indiquerai, indiqueras, indiquera, indiquerons, indiquerez, indiqueront)
- dicter werkwoord (dicte, dictes, dictons, dictez, dictent, dictais, dictait, dictions, dictiez, dictaient, dictai, dictas, dicta, dictâmes, dictâtes, dictèrent, dicterai, dicteras, dictera, dicterons, dicterez, dicteront)
- suggérer werkwoord (suggère, suggères, suggérons, suggérez, suggèrent, suggérais, suggérait, suggérions, suggériez, suggéraient, suggérai, suggéras, suggéra, suggérâmes, suggérâtes, suggérèrent, suggérerai, suggéreras, suggérera, suggérerons, suggérerez, suggéreront)
to order (call for)
s'avancer; s'approcher rapidement
- s'avancer werkwoord
- s'approcher rapidement werkwoord
to order (dictate a letter; dictate)
ordonner; dicter une lettre
- ordonner werkwoord (ordonne, ordonnes, ordonnons, ordonnez, ordonnent, ordonnais, ordonnait, ordonnions, ordonniez, ordonnaient, ordonnai, ordonnas, ordonna, ordonnâmes, ordonnâtes, ordonnèrent, ordonnerai, ordonneras, ordonnera, ordonnerons, ordonnerez, ordonneront)
- dicter une lettre werkwoord

Conjugations for order:

present

order
order
orders
order
order
order

simple past

ordered
ordered
ordered
ordered
ordered
ordered

present perfect

have ordered
have ordered
has ordered
have ordered
have ordered
have ordered

past continuous

was ordering
were ordering
was ordering
were ordering
were ordering
were ordering

future

shall order
will order
will order
shall order
will order
will order

continuous present

am ordering
are ordering
is ordering
are ordering
are ordering
are ordering

subjunctive

be ordered
be ordered
be ordered
be ordered
be ordered
be ordered

diverse

order!
let's order!
ordered
ordering

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor order:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
assignation	assignment; command; commission; cue; instruction; mandate; motto; order; parole; shibboleth	allotment; citation; instruction; orders; subpoena; summon; summons
commande	command; order	command; controls; driving-wheel; handle-bar; instruction; ordering; orders; steerage; steering-gear; steering-wheel; wheel
commandement	assignment; command; cue; instruction; motto; order; parole; shibboleth
commando	command; order	commando
consigne	assignment; command; commission; cue; instruction; mandate; motto; order; parole; shibboleth	cloakroom; close arrest; confinement to barracks; confinement to one's room; deposit; instruction; left luggage office; orders; password; prescription; recommendation; regulation; wardrobe
contrainte	assignment; command; cue; instruction; motto; order; parole; shibboleth	constraint; force; reserve; restraint; reticence; strength; violence
devise	assignment; command; cue; instruction; motto; order; parole; shibboleth	battle cry; central argument; device; election-cry; foreign currency; main proposition; maxim; motto; parole; password; precept; principle; promotion line; slogan; war cry; whoop; yell
discipline	order; regularity	branch; by-law; decision; defining; determination; discipline; field of study; fixing; limb; ordinance; regulation; regulations; rules; science discipline; specialism; sprig; subject; submission; twig
distinction	badge; decoration; honor; honour; knighthood; medal; order	badge; becomingness; decency; decoration; differentiate; distinction; distinction of manner; distinguishing; gentility; insignia; mark; propriety; respectability; seemliness
distribution	delivery; order	circulation; delivery; distribution; distribution office; division; expansion; granting; issue; partition; septum; spreading; supplies; supply; yielding
décor	badge; decoration; honor; honour; knighthood; medal; order	decor; decoration; décor; furnishing; scenery; stage decoration; stage setting
décoration	badge; decoration; honor; honour; knighthood; medal; order; ribbon	adorning; adornment; attire; attribute; badge; buttonhole; characteristic; corsage; decorating; decoration; drapery; dressing up; feature; finery; furnishing; garnishing; insignia; medal; ornament; property; trait; trappings; trimming
embellissement	badge; decoration; honor; honour; knighthood; medal; order	adorning; adornment; attire; beautification; decorating; decoration; finery; trappings
emblème	badge; decoration; honor; honour; knighthood; medal; order	armorial bearings; attribute; characteristic; escutcheon; feature; property; symbol; trait
honneur	order; ribbon	becomingness; chastity; decency; deference; gentility; glittering; high-spirit; high-spiritedness; honor; honour; honours; luster; lustre; modesty; pride; propriety; respect; respectability; respecting; seemliness; sense of honour; solidity; soundness; sparkle; sparkling; splendor; splendour; tribute; virtue
impératif	assignment; command; instruction; order	imperative
indication	assignment; command; instruction; order	allusion; clue; evidence; hint; indicating; indication; innuendo; lead; omen; pointer; pointing out; reference; showing; sign; starting point; suggestion; symptom; tip
instruction	assignment; command; commission; cue; instruction; mandate; motto; order; parole; shibboleth	action statement; briefing; college; cultivation; development; drilling; education; evolvement; guidebook; guideline; handbook; instruction; instruction book; lesson; manual; orders; preliminary inquiry; preliminary investigation; qualification; schooling; statement; teaching; training; tuition; upbringing
livraison	delivery; order	consignment; delivering; delivery; dispatch; distribution; granting; issue; remittance; sending; sending in; supplies; supply; supplying; turning out; yielding
mandat	command; commission; instruction; mandate; order	authority; authorization form; form of proxy; instructions; mandate; money order; power of attorney; warrant
marque	badge; decoration; honor; honour; knighthood; medal; order	attribute; body of evidence; brand; brand name; character description; character profile; characterisation; characteristic; characterization; characterizing someone; distinctive mark; distinguishing mark; evidence; feature; gesture; hallmark; identification mark; identifying mark; impress; imprint; licence number; licence plate; logo; mark; name; number plate; piece of evidence; proof; property; quality; registration number; seal; sign; signal; stamp; token; trademark; trait; weal; welt
marque distinctive	badge; decoration; honor; honour; knighthood; medal; order	attribute; badge; character; character trait; characteristic; decoration; feature; medal; property; trait
mission	assignment; command; cue; instruction; motto; order; parole; shibboleth	chore; consignment; delivery; dispatch; duties; labor; labour; mission; remittance; sending; sending in; supplies; supply; task; work; working; workpiece
ordre	assignment; command; cue; instruction; motto; order; parole; regularity; shibboleth	arrangement; building; civility; class; classification; construction; decency; disposition; faultlessness; hierarchy; impeccability; irreprochability; joy; level; light-heartedness; marshalling; merriment; mirth; neatness; order of rank; orderliness; perfection; pleasure; position; propriety; purity; ranging; rank; respectability; sequence; social class; social group; social position; soundness; specialism; spotlessness; stainlessness; succession; tidiness
ordre de chevalerie	badge; decoration; honor; honour; knighthood; medal; order
ordre de service	command; commission; instruction; mandate; order	instruction; orders; service order
ordre donné à l'armée	command; order	army order
ornement	badge; decoration; honor; honour; knighthood; medal; order	adornment; attire; buttonhole; corsage; decoration; drapery; finery; garnishing; ornament; trappings
ornementation	badge; decoration; honor; honour; knighthood; medal; order	adornment; attire; buttonhole; corsage; decorating; decoration; drapery; finery; garnishing; ornament; trappings
régularité	order; regularity	decency; evenness; neatness; orderliness; regularity; tidiness
s'avancer		push forward
signe	badge; decoration; honor; honour; knighthood; medal; order	attribute; blink; body of evidence; character; characteristic; characterizing someone; clue; cue; evidence; feature; font; gesture; hint; identification mark; identifying mark; lead; licence number; licence plate; mark; number plate; piece of evidence; pointer; proof; property; registration number; sign; sign of the Zodiac; signal; tip; tip-off; token; trait; type; typeface; wink
sommation	assignment; command; cue; instruction; motto; order; parole; shibboleth	admonition; announcement; demand; notification; reminder; subpoena; summons; urgent request; warning; warrant
sommer		giving notice of; notifying
symbole	badge; decoration; honor; honour; knighthood; medal; order	attribute; characteristic; charm; feature; property; symbol; trait
-	club; decree; edict; fiat; gild; guild; lodge; monastic order; order of magnitude; ordering; orderliness; ordination; parliamentary law; parliamentary procedure; purchase order; rescript; rules of order; social club; society
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
administrer	be in command of; command; order; preside; take the lead	administer; command; direct; lead; manage; pour in; preside; run
agencer	arrange; order; put in order; range
arranger	arrange; fix; order; put in order; range; regulate; settle	arrange; assort; boost; bring off; classify; coordinate; cope; fix; fix up; freshen up; group; instal; install; jack up v; lay down; make decent; manage; model; orchestrate; organise; organize; patch up; pep up; pull off; reconcile; redeem; redress; refurbish; renew; renovate; restore; resume; select; set up; settle; shape; shunt; sift; sort out
assigner	charge; command; order	allocate; allot; assign; bestow on; confer; give; subpoena; summon
avoir le commandement	be in command of; command; order; preside; take the lead
cataloguer	catalogue; order; organise; organize
catégoriser	class; classify; group; order; rank	card-index; categorize; classify; group; systematise; systematize
charger	charge; command; order	accuse; aggravate; blow up; burden; charge; charge with; charge with electricity; denounce; exaggerate; fill; freight; heap up; heighten; imputate; impute; incriminate; insinuate; lade; load; load a gun; make heavier; overdo; recharge; ship; weight
classer	arrange; class; classify; group; order; put in order; range; rank	arrange; assort; card-index; class; classify; dismiss; drop; group; select; shunt; sift; sort out; systematise; systematize
classifier	arrange; class; classify; group; order; put in order; range; rank	card-index; classify; group; systematise; systematize
commander	be in command of; bid; charge; command; dictate; direct; exercise authority; exert power; instruct; ordain; order; preside; reign; rule; take the lead	command; direct; extort; lead; preside
consacrer à	charge; command; order	dedicate; devote
dicter	charge; command; commission; decree; dedicate; devote; dictate; exert power; force; ordain; order; rule
dicter une lettre	dictate; dictate a letter; order
diriger	be in command of; charge; command; exercise authority; exert power; order; preside; reign; rule; take the lead	administer; command; direct; drive; guide; head for; lead; lead up to; manage; operate; pilot through; point the direction; preside; ride; run
distribuer à domicile	order	bring; bring around; deliver; deliver to the door; furnish; give; hand over; hand over to; leave; provide; send; send round; ship; supply
dominer	exercise authority; exert power; order; reign; rule	be the one in control; bring to submission; bring under control; check; control; crush; curb; develop; dominate; grow; grow up; have the upper hand; keep back; keep in control; keep under control; moderate; overcome; overpower; overwhelm; predominate; prevail; pulverise; pulverize; recant; restrain; retract; revoke; rise; rise above; rub fine; subdue; subject; suppress; take back; take possession of something; tame; tower; tower above; withhold
décréter	charge; command; decree; ordain; order	call; give notice of; proclaim; to declare; to decree; to ordain
dévouer	charge; command; order
enjoindre	charge; command; commission; decree; dedicate; devote; dictate; exert power; force; order; rule
faire un catalogue	catalogue; order; organise; organize
gouverner	be in command of; command; exercise authority; exert power; order; preside; reign; rule; take the lead	command; crush; direct; dominate; have the upper hand; keep back; keep in control; lead; predominate; preside; prevail; pulverise; pulverize; recant; retract; revoke; rub fine; subdue; suppress; take back; withhold
indiquer	dictate; order	apply; draw attention to; enrol for; indicate

Verwante definities voor "order":

the act of putting things in a sequential arrangement¹
(architecture) one of original three styles of Greek architecture distinguished by the type of column and entablature used or a style developed from the original three by the Romans¹
a degree in a continuum of size or quantity¹
- it was on the order of a mile¹
a commercial document used to request someone to supply something in return for payment and providing specifications and quantities¹
- IBM received an order for a hundred computers¹
a legally binding command or decision entered on the court record (as if issued by a court or judge)¹
- a friend in New Mexico said that the order caused no trouble out there¹
a body of rules followed by an assembly¹
(often plural) a command given by a superior (e.g., a military or law enforcement officer) that must be obeyed¹
- the British ships dropped anchor and waited for orders from London¹
a request for something to be made, supplied, or served¹
- I gave the waiter my order¹
- the company's products were in such demand that they got more orders than their call center could handle¹
(biology) taxonomic group containing one or more families¹
a group of person living under a religious rule¹
- the order of Saint Benedict¹
a formal association of people with similar interests¹
- men from the fraternal order will staff the soup kitchen today¹
logical or comprehensible arrangement of separate elements¹
- we shall consider these questions in the inverse order of their presentation¹
established customary state (especially of society)¹
- order ruled in the streets¹
- law and order¹
a condition of regular or proper arrangement¹
- he put his desk in order¹
- the machine is now in working order¹
place in a certain order¹
- order the photos chronologically¹
bring order to or into¹
assign a rank or rating to¹
arrange thoughts, ideas, temporal events¹
make a request for something¹
- order a work stoppage¹
give instructions to or direct somebody to do something with authority¹
- She ordered him to do the shopping¹
issue commands or orders for¹
appoint to a clerical posts¹
bring into conformity with rules or principles or usage; impose regulations¹
The front-to-back placement of an object relative to other objects in a picture or document.²
The order in which objects are placed in a layer. An object higher in the stack will cover up (appear on top of) one lower in the stack.²
A confirmed request for delivery of goods and services based on specified terms. An order is a quote that has been accepted by a customer.²
An online purchase submitted by a user to your Web site.²

Wiktionary: order

order

noun

arrangement, disposition
- order → ordre
good arrangement
- order → ordre
command
- order → ordre
request for some product or service
- order → commande
religious group
- order → ordre
society of knights
- order → ordre
awarded decoration
- order → ordre
biology: taxonomical classification
- order → ordre
electronics: power of polynomial function in a circuit’s block
- order → ordre
partially ordered set
- order → ordre
relation on a partially ordered set
- order → relation d'ordre
highest exponent in a polynomial
- order → ordre; degré

verb

to set in (any) order
- order → ranger
to set in (a good) order
- order → ranger
to issue a command
- order → commander
to request some product or service
- order → commander

order

noun

Ordre donné à un fabricant, à un ouvrier, à un artiste de faire un certain ouvrage, ou à un marchand de faire une certaine livraison
- commande → order; procurement; booking
Ordre donner
- commandement → command; order
militaire|nocat=1 Ordre bref
- commandement → command; order
(justice) Exploit fait par un huissier
- commandement → order
action d’enchainer.
- enchainement → linking; order; run; sequence; series; succession
Traductions à trier suivant le sens
- mandat → warrant; mandate; order; authorization; brief; writ
Disposition des choses selon l’ordre, la convenance.
- ordonnance → order; fine
Prescription d’un médecin.
- ordonnance → order; prescription; orders; recipe
Relation entre des éléments d’un ensemble
- ordre → order
Demande impérative
- ordre → order
Tranquillité, discipline, subordination aux règles établies
- ordre → order
biologie|nocat=1 Taxon
- ordre → order

verb

Donner ordre à un ouvrier, un artisan, de faire une chose de son métier.
- commander → order
Disposer suivant un certain ordre.
- ordonner → order; tidy
tirer avec la règle des lignes droites sur du papier, du parchemin, du carton, etc. cf|papier réglé.
- régler → tune; attune; regulate; regularize; settle; adjust; arrange; put in order; tidy; categorize; collate; order; sort; conduct; direct; guide; head; lead; drive; show the way

Cross Translation:

From	To	Via
• order	→ classer; ranger	↔ rangschikken — een bepaalde volgorde in iets aanbrengen
• order	→ ordre	↔ orde — (biologie) een groep verwante organismen, onderdeel van een klasse en bestaande uit families
• order	→ ordre	↔ orde — een hiërarchische organisatie
• order	→ ordre	↔ orde — gewenste regelmaat
• order	→ commander	↔ commanderen — het bevel voeren over
• order	→ ordre	↔ bevel — verplicht uit te voeren opdracht zonder enige tegenspraak.
• order	→ ordre	↔ Auftrag — allgemein: mündliche oder schriftliche Aufforderungen einer Stelle oder einer Person an eine andere Stelle oder Person
• order	→ ordre	↔ Befehl — verbindliche Anweisung (bei Militär, Polizei und ähnlichem)
• order	→ commande	↔ Bestellung — Anforderung eines Produkt oder einer Dienstleistung
• order	→ ordre	↔ Orden — (klösterliche) Gemeinschaft, die unter einem Oberer oder einer Oberin nach bestimmten Regeln lebt und deren Mitglieder bestimmte Gelübde abgelegt haben müssen
• order	→ ordre	↔ Orden — seltener: weltlicher Verband, dessen Mitglieder nach bestimmten Vorschriften leben
• order	→ ordre	↔ Ordnung — Biologie: Zusammenfassung mehrerer eng verwandter Familien, wobei eine oder mehrere Ordnungen eine Klasse bilden
• order	→ ordre	↔ Ordnung — Physik, Kosmologie: Synonym für Organisation
• order	→ ordre	↔ Ordnung — allgemein: aufräumen, organisieren Zustand
• order	→ ordre	↔ Ordo — Biologie, Systematik, fachsprachlich: Taxon der Ordnung, in dem mehrere verwandte Familien zusammengefasst werden
• order	→ ordre; séquence; succession	↔ Reihenfolge — geregelte, ordnungsgemäße Aufeinanderfolge
• order	→ commander	↔ ordern — etwas bestellen
• order	→ succession	↔ Abfolge — geregelte, ordnungsgemäße Aufeinanderfolge
• order	→ décréter	↔ verfügen — etwas anordnen, veranlassen

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van ordered

well-ordered

Remove Ads

Vertaal ordered van Engels naar Frans

Uitgebreide vertaling voor ordered (Engels) in het Frans

ordered:

ordered bijvoeglijk naamwoord

ordered (instructed)

ordered

Vertaal Matrix voor ordered:

Verwante woorden van "ordered":

Synoniemen voor "ordered":

Antoniemen van "ordered":

Verwante definities voor "ordered":

Wiktionary: ordered

order:

order [the ~] zelfstandig naamwoord

the order (command; assignment; shibboleth; instruction; parole; cue; motto)

the order (delivery)

the order (regularity)

the order (command)

the order (command)

the order (command)

the order (decoration; honour; knighthood; medal; badge; honor)

the order (ribbon)

the order (instruction; assignment; command)

the order (mandate; commission; instruction)

the order (Z order; stack order; z order; z-order)

the order

the order

to order werkwoord (orders, ordered, ordering)

to order

to order (command; charge)

to order (catalogue; organize; organise)

to order (classify; rank; group; class)

to order (be in command of; preside; take the lead; command)

to order (exercise authority; reign; rule; exert power)

to order (dictate; instruct; direct; bid)

to order (decree; ordain)

to order (ordain; charge)

to order (arrange; regulate; settle; fix)

to order (decree; dedicate; commission; devote; dictate; charge; rule; exert power; force; command)

to order (put in order; arrange; range)

to order (dictate)

to order (call for)

to order (dictate a letter; dictate)

Conjugations for order:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

Vertaal Matrix voor order:

Verwante woorden van "order":

Synoniemen voor "order":

Antoniemen van "order":

Verwante definities voor "order":

Wiktionary: order

Verwante vertalingen van ordered