Overzicht
Engels naar Frans:   Meer gegevens...
  1. neighbour:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor neighbour (Engels) in het Frans

neighbour:

neighbour [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits

  1. the neighbour (neighbor)
    le voisin
    • voisin [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. the neighbour (neighbor)
    le voisin; la voisine
    • voisin [le ~] zelfstandig naamwoord
    • voisine [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. the neighbour (neighbor)
    la voisine
    • voisine [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor neighbour:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
voisin neighbor; neighbour neighboring; neighbouring; surrounding
voisine neighbor; neighbour
- neighbor
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- neighbor
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
voisin adjacent; adjoining; close; close by; close to; near; nearby; neighboring; neighbouring; surrounding

Synoniemen voor "neighbour":


Verwante definities voor "neighbour":

  1. a nearby object of the same kind1
  2. a person who lives (or is located) near another1
  3. be located near or adjacent to1
  4. live or be located as a neighbor1

Wiktionary: neighbour

neighbour
noun
  1. fellow human
  2. a person living on adjacent or nearby land
neighbour
noun
  1. Celui qui demeure à côté

Cross Translation:
FromToVia
neighbour voisin Nachbar — in unmittelbarer Nähe wohnende Person
neighbour voisine Nachbarin — in unmittelbarer Nähe wohnende (weibliche) Person
neighbour voisine buurvrouw — vrouw woonachtig in het belendende huis
neighbour voisin buurman — een man naast wie men woont
neighbour voisin buur — een persoon die in andermans omgeving woont

Verwante vertalingen van neighbour