Overzicht
Engels naar Frans: Meer gegevens...
- nastier:
-
nasty:
- vilain; méchant; rusé; malin; hypocrite; sournoisement; perfide; bas; miteux; futé; minable; traître; vil; roué; bassement; perfidement; sournois; fieffé; vilainement; à la dérobée; traîtreusement; à l'insu des autres; désolant; morne; pris de nausées; dégoûtant; écoeuré; maladif; malsain; indisposé; ayant mal au coeur; dégueulasse; écoeurant; repoussant; morose; sordidement; insalubre; répugnant; malpropre; inconsolable; choquant; mélancolique; immonde; révoltant; crasseux; patraque; salement; banal; grossier; crapuleux; ignoblement; grossière; cochon; infâme; basse; ignoble; méprisable; crapuleusement; sale; vulgaire; infect; trivial; grossièrement; furtif; en secret; en cachette; secret; clandestin; dissimulé; clandestinement; furtivement; secrètement; faux; fourbe; félon; en traître; obscur; douteux; visqueux; mauvais; sinistre; lugubre; obscurément; louche; douteusement; exanspérant; mal; vilement
-
Wiktionary:
- nasty → abominable, aigu, antipathique, dégoutant, déplaisant, désagréable, hideux, laid, mauvais, piquant, répugnant, vilain
- nasty → nauséabond, dégoûtant, répugnant, méchant
Engels
Uitgebreide vertaling voor nastier (Engels) in het Frans
nastier:
-
nastier (wretcheder; more nasty; more wretched)
pire; plus misérable; plus malade; plus indisposé-
pire bijvoeglijk naamwoord
-
plus misérable bijvoeglijk naamwoord
-
plus malade bijvoeglijk naamwoord
-
plus indisposé bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor nastier:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
pire | low | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
pire | more nasty; more wretched; nastier; wretcheder | worse; worst |
plus indisposé | more nasty; more wretched; nastier; wretcheder | |
plus malade | more nasty; more wretched; nastier; wretcheder | |
plus misérable | more nasty; more wretched; nastier; wretcheder |
nasty:
-
nasty (cunning; vicious; mean; shrewd; sly; underhand; vile; slippery; false; sharp; low)
vilain; méchant; rusé; malin; hypocrite; sournoisement; perfide; bas; miteux; futé; minable; traître; vil; roué; bassement; perfidement; sournois; fieffé; vilainement; à la dérobée; traîtreusement; à l'insu des autres-
vilain bijvoeglijk naamwoord
-
méchant bijvoeglijk naamwoord
-
rusé bijvoeglijk naamwoord
-
malin bijvoeglijk naamwoord
-
hypocrite bijvoeglijk naamwoord
-
sournoisement bijvoeglijk naamwoord
-
perfide bijvoeglijk naamwoord
-
bas bijvoeglijk naamwoord
-
miteux bijvoeglijk naamwoord
-
futé bijvoeglijk naamwoord
-
minable bijvoeglijk naamwoord
-
traître bijvoeglijk naamwoord
-
vil bijvoeglijk naamwoord
-
roué bijvoeglijk naamwoord
-
bassement bijvoeglijk naamwoord
-
perfidement bijvoeglijk naamwoord
-
sournois bijvoeglijk naamwoord
-
fieffé bijvoeglijk naamwoord
-
vilainement bijvoeglijk naamwoord
-
à la dérobée bijvoeglijk naamwoord
-
traîtreusement bijvoeglijk naamwoord
-
à l'insu des autres bijvoeglijk naamwoord
-
-
nasty (sickly; nauseous; sick)
désolant; morne; pris de nausées; dégoûtant; écoeuré; maladif; malsain; indisposé; ayant mal au coeur; dégueulasse; écoeurant; repoussant; morose; sordidement; insalubre; répugnant; malpropre; inconsolable; choquant; mélancolique; immonde; révoltant; crasseux; patraque; salement-
désolant bijvoeglijk naamwoord
-
morne bijvoeglijk naamwoord
-
pris de nausées bijvoeglijk naamwoord
-
dégoûtant bijvoeglijk naamwoord
-
écoeuré bijvoeglijk naamwoord
-
maladif bijvoeglijk naamwoord
-
malsain bijvoeglijk naamwoord
-
indisposé bijvoeglijk naamwoord
-
ayant mal au coeur bijvoeglijk naamwoord
-
dégueulasse bijvoeglijk naamwoord
-
écoeurant bijvoeglijk naamwoord
-
repoussant bijvoeglijk naamwoord
-
morose bijvoeglijk naamwoord
-
sordidement bijvoeglijk naamwoord
-
insalubre bijvoeglijk naamwoord
-
répugnant bijvoeglijk naamwoord
-
malpropre bijvoeglijk naamwoord
-
inconsolable bijvoeglijk naamwoord
-
choquant bijvoeglijk naamwoord
-
mélancolique bijvoeglijk naamwoord
-
immonde bijvoeglijk naamwoord
-
révoltant bijvoeglijk naamwoord
-
crasseux bijvoeglijk naamwoord
-
patraque bijvoeglijk naamwoord
-
salement bijvoeglijk naamwoord
-
-
nasty (banal; coarse; gross; trivial; vulgar; unsavoury; vapid; shabby; below the belt; rotten; unmannerly; trite; unsavory)
banal; méchant; grossier; crapuleux; ignoblement; grossière; cochon; vilain; infâme; bas; basse; dégueulasse; ignoble; méprisable; malpropre; crapuleusement; sale; vulgaire; vil; infect; trivial; grossièrement; bassement-
banal bijvoeglijk naamwoord
-
méchant bijvoeglijk naamwoord
-
grossier bijvoeglijk naamwoord
-
crapuleux bijvoeglijk naamwoord
-
ignoblement bijvoeglijk naamwoord
-
grossière bijvoeglijk naamwoord
-
cochon bijvoeglijk naamwoord
-
vilain bijvoeglijk naamwoord
-
infâme bijvoeglijk naamwoord
-
bas bijvoeglijk naamwoord
-
basse bijvoeglijk naamwoord
-
dégueulasse bijvoeglijk naamwoord
-
ignoble bijvoeglijk naamwoord
-
méprisable bijvoeglijk naamwoord
-
malpropre bijvoeglijk naamwoord
-
crapuleusement bijvoeglijk naamwoord
-
sale bijvoeglijk naamwoord
-
vulgaire bijvoeglijk naamwoord
-
vil bijvoeglijk naamwoord
-
infect bijvoeglijk naamwoord
-
trivial bijvoeglijk naamwoord
-
grossièrement bijvoeglijk naamwoord
-
bassement bijvoeglijk naamwoord
-
-
nasty (underhand; sneaky; malicious; secretly; sneakily; on the sly; secretive; covert; mean; behind someone's back)
furtif; en secret; sournois; en cachette; secret; clandestin; dissimulé; clandestinement; furtivement; sournoisement; secrètement-
furtif bijvoeglijk naamwoord
-
en secret bijvoeglijk naamwoord
-
sournois bijvoeglijk naamwoord
-
en cachette bijvoeglijk naamwoord
-
secret bijvoeglijk naamwoord
-
clandestin bijvoeglijk naamwoord
-
dissimulé bijvoeglijk naamwoord
-
clandestinement bijvoeglijk naamwoord
-
furtivement bijvoeglijk naamwoord
-
sournoisement bijvoeglijk naamwoord
-
secrètement bijvoeglijk naamwoord
-
-
nasty (behind one's back; vicious; vile; scurvy; low; jarring; foul; ribald; bad; offensive; indecent; falsely; mean; secretly)
hypocrite; sournois; roué; faux; en cachette; perfidement; clandestin; traître; rusé; minable; dissimulé; clandestinement; perfide; fourbe; félon; sournoisement; en traître; en secret; à la dérobée; traîtreusement; à l'insu des autres-
hypocrite bijvoeglijk naamwoord
-
sournois bijvoeglijk naamwoord
-
roué bijvoeglijk naamwoord
-
faux bijvoeglijk naamwoord
-
en cachette bijvoeglijk naamwoord
-
perfidement bijvoeglijk naamwoord
-
clandestin bijvoeglijk naamwoord
-
traître bijvoeglijk naamwoord
-
rusé bijvoeglijk naamwoord
-
minable bijvoeglijk naamwoord
-
dissimulé bijvoeglijk naamwoord
-
clandestinement bijvoeglijk naamwoord
-
perfide bijvoeglijk naamwoord
-
fourbe bijvoeglijk naamwoord
-
félon bijvoeglijk naamwoord
-
sournoisement bijvoeglijk naamwoord
-
en traître bijvoeglijk naamwoord
-
en secret bijvoeglijk naamwoord
-
à la dérobée bijvoeglijk naamwoord
-
traîtreusement bijvoeglijk naamwoord
-
à l'insu des autres bijvoeglijk naamwoord
-
-
nasty (obscure; suspicious; suspect; shady; grimy; questionable; dubious; sinister; shifty; unreliable; slimy; scary; problematic; uncertain)
obscur; douteux; méchant; vil; ignoble; visqueux; mauvais; sinistre; lugubre; obscurément; louche; douteusement-
obscur bijvoeglijk naamwoord
-
douteux bijvoeglijk naamwoord
-
méchant bijvoeglijk naamwoord
-
vil bijvoeglijk naamwoord
-
ignoble bijvoeglijk naamwoord
-
visqueux bijvoeglijk naamwoord
-
mauvais bijvoeglijk naamwoord
-
sinistre bijvoeglijk naamwoord
-
lugubre bijvoeglijk naamwoord
-
obscurément bijvoeglijk naamwoord
-
louche bijvoeglijk naamwoord
-
douteusement bijvoeglijk naamwoord
-
-
nasty (sly)
-
nasty (malicious; wicked)
-
nasty (villainous; mean; base)
Vertaal Matrix voor nasty:
Verwante woorden van "nasty":
Synoniemen voor "nasty":
Antoniemen van "nasty":
Verwante definities voor "nasty":
Wiktionary: nasty
nasty
Cross Translation:
adjective
-
Qui est en horreur, qui mériter d’tenir en horreur.
-
Qui a un aspect pointu, tranchant, voire déchirer.
-
Qui provoque l’antipathie. (Sens général).
-
Qui donne du dégout.
-
Qui déplaire ou qui est de nature à déplaire.
-
Qui déplaire, de quelque manière que ce être.
-
Qui est difforme à l’excès, affreux et repoussant.
-
Qui a quelque défaut qui se remarque dans les proportions
-
défavorable ; qui cause une impression défavorable.
-
Qui piquer.
-
Qui inspirer la répugnance.
-
Qui déplaire à la vue.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• nasty | → nauséabond; dégoûtant | ↔ misselijk — een nare indruk makend, onuitstaanbaar |
• nasty | → répugnant; nauséabond | ↔ ekelerregend — ein abstoßendes Gefühl hervorrufend, Ekel erregend |
• nasty | → méchant | ↔ garstig — adjektivischer Gebrauch: sehr unfreundlich |
Computer vertaling door derden: