Engels
Uitgebreide vertaling voor loose (Engels) in het Frans
loose:
-
loose (moveable; mobile; portable; transportable)
mobile; portatif; transportable; pas fixe-
mobile bijvoeglijk naamwoord
-
portatif bijvoeglijk naamwoord
-
transportable bijvoeglijk naamwoord
-
pas fixe bijvoeglijk naamwoord
-
-
loose (untight; not tight)
coulissant; mobile; portatif; transportable-
coulissant bijvoeglijk naamwoord
-
mobile bijvoeglijk naamwoord
-
portatif bijvoeglijk naamwoord
-
transportable bijvoeglijk naamwoord
-
-
loose
-
loose (wide)
-
loose (friable; powdery)
-
loose (without discipline; undisciplined; uncurbed)
indiscipliné; sans retenue; sans frein; sans discipline-
indiscipliné bijvoeglijk naamwoord
-
sans retenue bijvoeglijk naamwoord
-
sans frein bijvoeglijk naamwoord
-
sans discipline bijvoeglijk naamwoord
-
-
to loose (loosen)
– make loose or looser 1desserrer-
desserrer werkwoord (desserre, desserres, desserrons, desserrez, desserrent, desserrais, desserrait, desserrions, desserriez, desserraient, desserrai, desserras, desserra, desserrâmes, desserrâtes, desserrèrent, desserrerai, desserreras, desserrera, desserrerons, desserrerez, desserreront)
-
Conjugations for loose:
present
- loose
- loose
- looses
- loose
- loose
- loose
simple past
- loosed
- loosed
- loosed
- loosed
- loosed
- loosed
present perfect
- have loosed
- have loosed
- has loosed
- have loosed
- have loosed
- have loosed
past continuous
- was loosing
- were loosing
- was loosing
- were loosing
- were loosing
- were loosing
future
- shall loose
- will loose
- will loose
- shall loose
- will loose
- will loose
continuous present
- am loosing
- are loosing
- is loosing
- are loosing
- are loosing
- are loosing
subjunctive
- be loosed
- be loosed
- be loosed
- be loosed
- be loosed
- be loosed
diverse
- loose!
- let's loose!
- loosed
- loosing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they