Overzicht
Engels naar Frans:   Meer gegevens...
  1. lessor:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor lessor (Engels) in het Frans

lessor:

lessor [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the lessor (landlord; letter; landlady)
    le propriétaire; le loueur
  2. the lessor (landlord; letter)
    le propriétaire; le loueur; le bailleur

Vertaal Matrix voor lessor:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bailleur landlord; lessor; letter
loueur landlady; landlord; lessor; letter
propriétaire landlady; landlord; lessor; letter bearer; café keeper; holder; homeowner; host; innkeeper; landlady; landlord; lodging-house keeper; owner; possessor; proprietor; pub-keeper
- lease giver
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
propriétaire owner

Verwante woorden van "lessor":

  • lessors

Synoniemen voor "lessor":


Verwante definities voor "lessor":

  1. someone who grants a lease1

Wiktionary: lessor

lessor
noun
  1. owner of property that is leased