Overzicht
Engels naar Frans: Meer gegevens...
-
freely:
- en liberté; libre; en paix; impassible; tranquille; sans interruption; calme; calmement; sans être dérangé; disponible; vacant; automatiquement; facile; de soi; sans contrainte; aisé; légère; léger; aisément; naturellement; sans effort; simple; commode; facilement; naturel; simplement; élémentaire; tout seul; sans peine; commodément; très vite; non affecté; carrément; sans détour; franchement; ouvertement
-
free:
- liberalisér; dégager; libérer; affranchir; désencombrer; mettre en liberté; laisser libre; relâcher; lâcher; soulager; exempter
- en liberté; libre; gratuit; gratis; gratuitement; sans frais; à titre gratuit; pour rien; à titre gracieux; gracieusement; disponible; vacant; automatiquement; facile; de soi; sans contrainte; aisé; légère; léger; aisément; naturellement; sans effort; simple; commode; facilement; naturel; simplement; élémentaire; tout seul; sans peine; commodément; très vite; non affecté
- libre
- Wiktionary:
Engels
Uitgebreide vertaling voor freely (Engels) in het Frans
freely:
-
freely (at liberty; free)
-
freely (unhindered; undisturbed; uninterrupted)
en paix; impassible; tranquille; sans interruption; calme; calmement; sans être dérangé-
en paix bijvoeglijk naamwoord
-
impassible bijvoeglijk naamwoord
-
tranquille bijvoeglijk naamwoord
-
sans interruption bijvoeglijk naamwoord
-
calme bijvoeglijk naamwoord
-
calmement bijvoeglijk naamwoord
-
sans être dérangé bijvoeglijk naamwoord
-
-
freely (free; available; vacant; unconstrained; uninhibited; at liberty; at someone's disposal)
disponible; vacant; libre-
disponible bijvoeglijk naamwoord
-
vacant bijvoeglijk naamwoord
-
libre bijvoeglijk naamwoord
-
-
freely (effortless; easy; free)
automatiquement; libre; facile; de soi; sans contrainte; aisé; légère; léger; aisément; naturellement; sans effort; simple; commode; facilement; naturel; simplement; élémentaire; tout seul; sans peine; commodément; très vite; non affecté-
automatiquement bijvoeglijk naamwoord
-
libre bijvoeglijk naamwoord
-
facile bijvoeglijk naamwoord
-
de soi bijvoeglijk naamwoord
-
sans contrainte bijvoeglijk naamwoord
-
aisé bijvoeglijk naamwoord
-
légère bijvoeglijk naamwoord
-
léger bijvoeglijk naamwoord
-
aisément bijvoeglijk naamwoord
-
naturellement bijvoeglijk naamwoord
-
sans effort bijvoeglijk naamwoord
-
simple bijvoeglijk naamwoord
-
commode bijvoeglijk naamwoord
-
facilement bijwoord
-
naturel bijvoeglijk naamwoord
-
simplement bijvoeglijk naamwoord
-
élémentaire bijvoeglijk naamwoord
-
tout seul bijvoeglijk naamwoord
-
sans peine bijvoeglijk naamwoord
-
commodément bijvoeglijk naamwoord
-
très vite bijvoeglijk naamwoord
-
non affecté bijvoeglijk naamwoord
-
-
freely (straightforward; straight; open; frank)
carrément; sans détour; franchement; ouvertement-
carrément bijvoeglijk naamwoord
-
sans détour bijvoeglijk naamwoord
-
franchement bijvoeglijk naamwoord
-
ouvertement bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor freely:
Verwante woorden van "freely":
Verwante definities voor "freely":
free:
-
to free (disengage; clear)
liberalisér; dégager; libérer; affranchir; désencombrer; mettre en liberté; laisser libre-
liberalisér werkwoord
-
dégager werkwoord (dégage, dégages, dégagons, dégagez, dégagent, dégagais, dégagait, dégagions, dégagiez, dégagaient, dégagai, dégagas, dégaga, dégagâmes, dégagâtes, dégagèrent, dégagerai, dégageras, dégagera, dégagerons, dégagerez, dégageront)
-
libérer werkwoord (libère, libères, libérons, libérez, libèrent, libérais, libérait, libérions, libériez, libéraient, libérai, libéras, libéra, libérâmes, libérâtes, libérèrent, libérerai, libéreras, libérera, libérerons, libérerez, libéreront)
-
affranchir werkwoord (affranchis, affranchit, affranchissons, affranchissez, affranchissent, affranchissais, affranchissait, affranchissions, affranchissiez, affranchissaient, affranchîmes, affranchîtes, affranchirent, affranchirai, affranchiras, affranchira, affranchirons, affranchirez, affranchiront)
-
désencombrer werkwoord
-
mettre en liberté werkwoord
-
laisser libre werkwoord
-
-
to free (release; liberate)
relâcher; libérer; lâcher; soulager; exempter; laisser libre-
relâcher werkwoord (relâche, relâches, relâchons, relâchez, relâchent, relâchais, relâchait, relâchions, relâchiez, relâchaient, relâchai, relâchas, relâcha, relâchâmes, relâchâtes, relâchèrent, relâcherai, relâcheras, relâchera, relâcherons, relâcherez, relâcheront)
-
libérer werkwoord (libère, libères, libérons, libérez, libèrent, libérais, libérait, libérions, libériez, libéraient, libérai, libéras, libéra, libérâmes, libérâtes, libérèrent, libérerai, libéreras, libérera, libérerons, libérerez, libéreront)
-
lâcher werkwoord (lâche, lâches, lâchons, lâchez, lâchent, lâchais, lâchait, lâchions, lâchiez, lâchaient, lâchai, lâchas, lâcha, lâchâmes, lâchâtes, lâchèrent, lâcherai, lâcheras, lâchera, lâcherons, lâcherez, lâcheront)
-
soulager werkwoord (soulage, soulages, soulageons, soulagez, soulagent, soulageais, soulageait, soulagions, soulagiez, soulageaient, soulageai, soulageas, soulagea, soulageâmes, soulageâtes, soulagèrent, soulagerai, soulageras, soulagera, soulagerons, soulagerez, soulageront)
-
exempter werkwoord (exempte, exemptes, exemptons, exemptez, exemptent, exemptais, exemptait, exemptions, exemptiez, exemptaient, exemptai, exemptas, exempta, exemptâmes, exemptâtes, exemptèrent, exempterai, exempteras, exemptera, exempterons, exempterez, exempteront)
-
laisser libre werkwoord
-
Conjugations for free:
present
- free
- free
- frees
- free
- free
- free
simple past
- freed
- freed
- freed
- freed
- freed
- freed
present perfect
- have freed
- have freed
- has freed
- have freed
- have freed
- have freed
past continuous
- was freeing
- were freeing
- was freeing
- were freeing
- were freeing
- were freeing
future
- shall free
- will free
- will free
- shall free
- will free
- will free
continuous present
- am freeing
- are freeing
- is freeing
- are freeing
- are freeing
- are freeing
subjunctive
- be freed
- be freed
- be freed
- be freed
- be freed
- be freed
diverse
- free!
- let's free!
- freed
- freeing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
free (at liberty; freely)
-
free (free of charge; gratis; gratuitous; for free)
gratuit; gratis; gratuitement; sans frais; à titre gratuit; pour rien; à titre gracieux; gracieusement-
gratuit bijvoeglijk naamwoord
-
gratis bijvoeglijk naamwoord
-
gratuitement bijvoeglijk naamwoord
-
sans frais bijvoeglijk naamwoord
-
à titre gratuit bijvoeglijk naamwoord
-
pour rien bijvoeglijk naamwoord
-
à titre gracieux bijvoeglijk naamwoord
-
gracieusement bijvoeglijk naamwoord
-
-
free (available; vacant; unconstrained; uninhibited; at liberty; freely; at someone's disposal)
disponible; vacant; libre-
disponible bijvoeglijk naamwoord
-
vacant bijvoeglijk naamwoord
-
libre bijvoeglijk naamwoord
-
-
free (effortless; freely; easy)
automatiquement; libre; facile; de soi; sans contrainte; aisé; légère; léger; aisément; naturellement; sans effort; simple; commode; facilement; naturel; simplement; élémentaire; tout seul; sans peine; commodément; très vite; non affecté-
automatiquement bijvoeglijk naamwoord
-
libre bijvoeglijk naamwoord
-
facile bijvoeglijk naamwoord
-
de soi bijvoeglijk naamwoord
-
sans contrainte bijvoeglijk naamwoord
-
aisé bijvoeglijk naamwoord
-
légère bijvoeglijk naamwoord
-
léger bijvoeglijk naamwoord
-
aisément bijvoeglijk naamwoord
-
naturellement bijvoeglijk naamwoord
-
sans effort bijvoeglijk naamwoord
-
simple bijvoeglijk naamwoord
-
commode bijvoeglijk naamwoord
-
facilement bijwoord
-
naturel bijvoeglijk naamwoord
-
simplement bijvoeglijk naamwoord
-
élémentaire bijvoeglijk naamwoord
-
tout seul bijvoeglijk naamwoord
-
sans peine bijvoeglijk naamwoord
-
commodément bijvoeglijk naamwoord
-
très vite bijvoeglijk naamwoord
-
non affecté bijvoeglijk naamwoord
-
-
free
– Free time appears with a clear availability indicator and is seen as available when others view your Calendar. An appointment of zero duration, while visible in the selected block of time when viewing days, shows as free time to others. 2
Vertaal Matrix voor free:
Verwante woorden van "free":
Synoniemen voor "free":
Antoniemen van "free":
Verwante definities voor "free":
Wiktionary: free
free
Cross Translation:
verb
free
-
make free
- free → libérer; dégager; affranchir
-
without needing to pay
- free → gratos; gratis; gratuitement
verb
-
Rendre libre
- affranchir → manumit; free; emancipate; exempt; prepay; stamp
-
juri|fr (familier, fr) reprendre ou rendre libre ce qui engager, ce qui donner en hypothèque, en nantissement, en gage.
-
rendre libre de ce qui oppresser, de ce qui faire souffrir, de ce qui incommoder.
-
Rendre libre une personne ou un objet qui détenir par une loi ou une personne.
-
rétablir dans l’ancienne forme ; donner une meilleure forme à une chose ; la corriger, la rectifier, soit ajouter, soit retrancher.
-
Libre de ses mouvements et de son action, en opposition au statut d’esclave ou de serf. Telle fut d’ailleurs l’origine du nom de la monnaie dont la création a été liée au recouvrement de la liberté du roi de France, w|Jean II le Bon.
-
Que l’on donne sans y être tenu
-
non soumis à une ou plusieurs contraintes externes, en parlant de personnes
-
non contraint
-
disponible
-
gratuit
-
libre de droits d’auteurs
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• free | → libre | ↔ vrij — ongebonden, niet in beweging beperkt |
• free | → gratuit | ↔ gratis — wat zonder betaling verkregen wordt |
• free | → libérer | ↔ befreien — reflexiv: aus einer Zwangslage entkommen |
• free | → gratuit | ↔ frei — kostenlos, umsonst |
• free | → illimité | ↔ frei — uneingeschränkt |
• free | → illimité; libre | ↔ frei — ungehindert |
• free | → libre | ↔ frei — unabhängig, nicht gefangen, nicht versklaven |
• free | → libérer; délivrer; dégager; relaxer; relâcher | ↔ freilassen — ein Lebewesen in die Freiheit entlassen |
• free | → gratuit | ↔ kostenlos — nicht mit Kosten verbunden |
• free | → gratis; gratuit | ↔ umsonst — ohne Gegenleistung, ohne Geld bezahlen zu müssen |