Overzicht
Engels naar Frans: Meer gegevens...
-
fair:
- honnêtement; équitable; loyal; franchement; honnête; juste; de bonne foi; franc; sincère; fair-play; légitime; de jeu; avec justice; avec équité; avec raison; raisonable; approprié; convenable; raisonablement; convenablement; blond; blond doré; blond clair; réel; vraiment; véritable; sage; dévoué; ouvertement; avec franchise; à coeur ouvert; droit; vrai; fidèle; carrément; direct; réellement; véritablement; vertueux; intègre; réelle; véridique; fidèlement; comme il faut; véridiquement; sans détours; raisonnable; relatif; relativement; subjectif; subjectivement; sincèrement; franche; ouvert; correct; décent; vertueusement; respectable; honnêtte; en or
- foire; kermesse; champ de foire
-
Wiktionary:
- fair → marché, foire, fête foraine, kermesse, évent
- fair → juste, équitable, joli, belle, beau, blond, correct, gentil, réglo
- fair → équitable, juste, foire, convenablement, convenable, fête foraine, kermesse, champ de foire, fête populaire, blond, correct
Engels
Uitgebreide vertaling voor fair (Engels) in het Frans
fair:
-
fair (sporting; right)
honnêtement; équitable; loyal; franchement; honnête; juste; de bonne foi; franc; sincère; fair-play; légitime; de jeu; avec justice; avec équité; avec raison-
honnêtement bijvoeglijk naamwoord
-
équitable bijvoeglijk naamwoord
-
loyal bijvoeglijk naamwoord
-
franchement bijvoeglijk naamwoord
-
honnête bijvoeglijk naamwoord
-
juste bijvoeglijk naamwoord
-
de bonne foi bijvoeglijk naamwoord
-
franc bijvoeglijk naamwoord
-
sincère bijvoeglijk naamwoord
-
fair-play bijvoeglijk naamwoord
-
légitime bijvoeglijk naamwoord
-
de jeu bijvoeglijk naamwoord
-
avec justice bijvoeglijk naamwoord
-
avec équité bijvoeglijk naamwoord
-
avec raison bijvoeglijk naamwoord
-
-
fair (reasonable; moderate)
raisonable; approprié; convenable; raisonablement; convenablement; avec raison-
raisonable bijvoeglijk naamwoord
-
approprié bijvoeglijk naamwoord
-
convenable bijvoeglijk naamwoord
-
raisonablement bijvoeglijk naamwoord
-
convenablement bijvoeglijk naamwoord
-
avec raison bijvoeglijk naamwoord
-
-
fair (blond; light-coloured)
blond; blond doré; blond clair-
blond bijvoeglijk naamwoord
-
blond doré bijvoeglijk naamwoord
-
blond clair bijvoeglijk naamwoord
-
-
fair (honest)
réel; vraiment; véritable; sincère; honnête; franchement; sage; franc; dévoué; ouvertement; avec franchise; à coeur ouvert; droit; vrai; fidèle; carrément; direct; réellement; véritablement; vertueux; intègre; réelle; loyal; véridique; fidèlement; de bonne foi; comme il faut; véridiquement; sans détours-
réel bijvoeglijk naamwoord
-
vraiment bijvoeglijk naamwoord
-
véritable bijvoeglijk naamwoord
-
sincère bijvoeglijk naamwoord
-
honnête bijvoeglijk naamwoord
-
franchement bijvoeglijk naamwoord
-
sage bijvoeglijk naamwoord
-
franc bijvoeglijk naamwoord
-
dévoué bijvoeglijk naamwoord
-
ouvertement bijvoeglijk naamwoord
-
avec franchise bijvoeglijk naamwoord
-
à coeur ouvert bijvoeglijk naamwoord
-
droit bijvoeglijk naamwoord
-
vrai bijvoeglijk naamwoord
-
fidèle bijvoeglijk naamwoord
-
carrément bijvoeglijk naamwoord
-
direct bijvoeglijk naamwoord
-
réellement bijvoeglijk naamwoord
-
véritablement bijvoeglijk naamwoord
-
vertueux bijvoeglijk naamwoord
-
intègre bijvoeglijk naamwoord
-
réelle bijvoeglijk naamwoord
-
loyal bijvoeglijk naamwoord
-
véridique bijvoeglijk naamwoord
-
fidèlement bijvoeglijk naamwoord
-
de bonne foi bijvoeglijk naamwoord
-
comme il faut bijvoeglijk naamwoord
-
véridiquement bijvoeglijk naamwoord
-
sans détours bijvoeglijk naamwoord
-
-
fair (passable; tolerable)
-
fair (comparative; relatively; relative; fairly; moderately; paradigmatic)
relatif; relativement; subjectif; subjectivement-
relatif bijvoeglijk naamwoord
-
relativement bijvoeglijk naamwoord
-
subjectif bijvoeglijk naamwoord
-
subjectivement bijvoeglijk naamwoord
-
-
fair (upright; honest; sincere; true; frank; open)
honnête; sincère; honnêtement; fidèle; franchement; sincèrement; de bonne foi; franc; franche; intègre; droit-
honnête bijvoeglijk naamwoord
-
sincère bijvoeglijk naamwoord
-
honnêtement bijvoeglijk naamwoord
-
fidèle bijvoeglijk naamwoord
-
franchement bijvoeglijk naamwoord
-
sincèrement bijvoeglijk naamwoord
-
de bonne foi bijvoeglijk naamwoord
-
franc bijvoeglijk naamwoord
-
franche bijvoeglijk naamwoord
-
intègre bijvoeglijk naamwoord
-
droit bijvoeglijk naamwoord
-
-
fair (frank; sincere; straight; straightforward; honest; open; plain)
ouvert; franche; sans détours; carrément; franchement; franc-
ouvert bijvoeglijk naamwoord
-
franche bijvoeglijk naamwoord
-
sans détours bijvoeglijk naamwoord
-
carrément bijvoeglijk naamwoord
-
franchement bijvoeglijk naamwoord
-
franc bijvoeglijk naamwoord
-
-
fair (decent; virtuous; reputable; worthy; honest; respectable; clean)
correct; décent; vertueux; convenable; convenablement; vertueusement; respectable; honnêtte-
correct bijvoeglijk naamwoord
-
décent bijvoeglijk naamwoord
-
vertueux bijvoeglijk naamwoord
-
convenable bijvoeglijk naamwoord
-
convenablement bijvoeglijk naamwoord
-
vertueusement bijvoeglijk naamwoord
-
respectable bijvoeglijk naamwoord
-
honnêtte bijvoeglijk naamwoord
-
-
fair (golden; like gold)
-
the fair (funfair; fairground; village fair)
Vertaal Matrix voor fair:
Verwante woorden van "fair":
Synoniemen voor "fair":
Antoniemen van "fair":
Verwante definities voor "fair":
Wiktionary: fair
fair
Cross Translation:
noun
adjective
fair
adjective
-
D’aspect agréable à l’œil ou à l’oreille.
-
De la couleur proche du jaune, entre le doré et le châtain clair. Il se dit particulièrement par rapport à la couleur des poils humains (cheveux et barbe) et du blé. (couleur)
- blond → blond; fair; fair-haired
-
Selon les règles du savoir-vivre
-
Coquet, important
-
Qui a le caractère de la justesse
-
Conforme au règlement, règlementaire.
-
qui a de l’équité
-
assemblée considérable et publique qui se tient en temps et lieu désignés d’avance, où tous les marchands peuvent étaler et vendre des objets de leur commerce.
- foire → annual fair; carnival; fair; market; festival; fête; trade fair; bazaar
-
rassemblement itinérant (ou revenant à date fixe) en plein air de forains indépendants qui regrouper des attractions et manèges, ainsi que divers stands (jeux de tirs, vente de friandises ...).
-
Nom qu’on donne dans les Pays-Bas, la Belgique et dans le nord de la France à des foires paroissiales qui se célébrer avec des processions, des mascarades, des danses et autres divertissements.
-
lieu public où l’on vendre les choses nécessaires pour la subsistance et pour les différents besoins de la vie.
- marché → deal; purchase; acquisition; fair
-
Exposition au vent, à l’air.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• fair | → équitable; juste | ↔ rechtvaardig — in overeenstemming met bepaalde ethische beginselen |
• fair | → foire | ↔ beurs — bijeenkomst waar producenten van een bepaald vakgebied meest nieuwe producten tentoonspreiden |
• fair | → convenablement; convenable | ↔ behoorlijk — net, fatsoenlijk |
• fair | → fête foraine; foire; kermesse | ↔ Jahrmarkt — ursprünglich ein nur einmal, nunmehr auch mehrmals im Jahr zur selben Zeit stattfindender mehrtägiger Markt mit Verkaufsstand und Vergnügungen (Karussell, Schaubuden, Schießbuden etc.) |
• fair | → champ de foire; foire | ↔ Rummel — landsch.|, besonders norddeutsch: Platz, auf dem [2] stattfindet |
• fair | → foire | ↔ Rummel — besonders norddeutsch: Jahrmarkt |
• fair | → fête populaire | ↔ Volksfest — eine traditionelle oder volkstümliche Veranstaltung im Freien mit vielen Attraktionen |
• fair | → blond | ↔ blond — Haarfarbe: gelblich, goldfarben |
• fair | → correct | ↔ fair — den Regeln, Richtlinien entsprechend |
• fair | → juste | ↔ gerecht — übereinstimmend mit objektiven Rechtsnormen oder subjektivem Rechtsempfinden |