Clear in het Frans vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Frans: Meer gegevens...

clear:
- évident; clair et net; limpide; de toute évidence; clair comme le jour; clair; éclaircissant; clairement; lucide; compréhensible; intelligible; de façon intelligible; généralement compréhensible; d'une façon compréhensible; manifestement; net; distinct; lumineux; pur; serein; manifeste; flagrant; clair comme de l'eau de roche; sans nuages; reconnaissable; identifiable; sans équivoque; perceptible; univoque; de façon univoque; vivant; concret; palpable; qui s'adresse à vue; transparent; libre; vide; perpendiculaire; direct; perpendiculairement; vertical; verticalement; prêt; fini; passé; fait; terminé; disposé; préparé; achevé; exécuté; incolore; blanc; blême; sans couleur; sans nuance; gris; clair aux sonorités; pur aux sonorités; joyeux; gai; joyeuse; joyeusement; gaiement; gaie; animé
- liberalisér; dégager; libérer; affranchir; désencombrer; mettre en liberté; laisser libre; acquitter; décharger; laver; innocenter; déclarer innocent; blanchir; disculper; dédouaner; déclarer; nettoyer; purifier; épurer; nettoyer à fond; purger; récurer; éponger; débarrasser; débarrasser la table; desservir; vider; débourrer; enlever; emporter; dégarnir; finir; évacuer; balayer; retirer; sortir; solder; brader; liquider; plaider l'acquittement; désactiver; compenser; effacer
Wiktionary:
- clear → s'éclaircir, clarifier, acquitter, blanchir, desservir, débarrasser, déblayer, déboucher, dépouiller, essuyer, effacer, ouvrir
- clear → dégagé, clair, sans ambiguïté, libre, transparent, limpide, net, serein, translucide, visible, évident
- clear → ranger, s'éclairir, clair, déboucher, effacer, parlant, compréhensible, nettoyer, limpide, net, apparent, évident, claire, clarifier

Engels

Uitgebreide vertaling voor clear (Engels) in het Frans

clear:

clear bijvoeglijk naamwoord

clear (unburdened)
évident; clair et net; limpide; de toute évidence; clair comme le jour
- évident bijvoeglijk naamwoord
- clair et net bijvoeglijk naamwoord
- limpide bijvoeglijk naamwoord
- de toute évidence bijvoeglijk naamwoord
- clair comme le jour bijvoeglijk naamwoord
clear (clarifying; distinct)
clair; éclaircissant; clairement; lucide; limpide
- clair bijvoeglijk naamwoord
- éclaircissant bijvoeglijk naamwoord
- clairement bijvoeglijk naamwoord
- lucide bijvoeglijk naamwoord
- limpide bijvoeglijk naamwoord
clear (comprehensible; understandable; intelligible)
compréhensible; clair; intelligible; clairement; de façon intelligible; généralement compréhensible; d'une façon compréhensible
- compréhensible bijvoeglijk naamwoord
- clair bijvoeglijk naamwoord
- intelligible bijvoeglijk naamwoord
- clairement bijvoeglijk naamwoord
- de façon intelligible bijvoeglijk naamwoord
- généralement compréhensible bijvoeglijk naamwoord
- d'une façon compréhensible bijvoeglijk naamwoord
clear (understandable; obvious)
compréhensible; clair; clairement; manifestement; évident; net
- compréhensible bijvoeglijk naamwoord
- clair bijvoeglijk naamwoord
- clairement bijvoeglijk naamwoord
- manifestement bijvoeglijk naamwoord
- évident bijvoeglijk naamwoord
- net bijvoeglijk naamwoord
clear
compréhensible; clairement; clair; distinct
- compréhensible bijvoeglijk naamwoord
- clairement bijvoeglijk naamwoord
- clair bijvoeglijk naamwoord
- distinct bijvoeglijk naamwoord
clear
limpide; évident; clair; lumineux; pur; serein; lucide; manifeste
- limpide bijvoeglijk naamwoord
- évident bijvoeglijk naamwoord
- clair bijvoeglijk naamwoord
- lumineux bijvoeglijk naamwoord
- pur bijvoeglijk naamwoord
- serein bijvoeglijk naamwoord
- lucide bijvoeglijk naamwoord
- manifeste bijvoeglijk naamwoord
clear (evident; obvious; clarifying; as clear as plain day-light; distinct; transparent; clear-cut; flagrant; manifest; clear as daylight; luminous; as plain as day; cooked; bright; done)
évident; manifeste; flagrant; clair comme le jour; clair comme de l'eau de roche
- évident bijvoeglijk naamwoord
- manifeste bijvoeglijk naamwoord
- flagrant bijvoeglijk naamwoord
- clair comme le jour bijvoeglijk naamwoord
- clair comme de l'eau de roche bijvoeglijk naamwoord
clear (cloudless; unclouded)
clair; sans nuages
- clair bijvoeglijk naamwoord
- sans nuages bijvoeglijk naamwoord
clear (unmistakable; recognizable; identifiable; unambiguous; obvious; unequivocal; discernible; recognisable)
reconnaissable; compréhensible; évident; identifiable; net; sans équivoque; clair; clairement; perceptible; univoque; de façon univoque; manifestement
- reconnaissable bijvoeglijk naamwoord
- compréhensible bijvoeglijk naamwoord
- évident bijvoeglijk naamwoord
- identifiable bijvoeglijk naamwoord
- net bijvoeglijk naamwoord
- sans équivoque bijvoeglijk naamwoord
- clair bijvoeglijk naamwoord
- clairement bijvoeglijk naamwoord
- perceptible bijvoeglijk naamwoord
- univoque bijvoeglijk naamwoord
- de façon univoque bijvoeglijk naamwoord
- manifestement bijvoeglijk naamwoord
clear (distinct; bright; clear-cut; graphic)
évident; manifestement; vivant; clairement; clair; net; concret; palpable; qui s'adresse à vue
- évident bijvoeglijk naamwoord
- manifestement bijvoeglijk naamwoord
- vivant bijvoeglijk naamwoord
- clairement bijvoeglijk naamwoord
- clair bijvoeglijk naamwoord
- net bijvoeglijk naamwoord
- concret bijvoeglijk naamwoord
- palpable bijvoeglijk naamwoord
- qui s'adresse à vue bijvoeglijk naamwoord
clear (transparent; translucent; see-through; vitreous; pellucid; diaphanous; glassiness; glass-like)
transparent; clair; limpide
- transparent bijvoeglijk naamwoord
- clair bijvoeglijk naamwoord
- limpide bijvoeglijk naamwoord
clear (blank; roguish; unmarked; sly)
libre; vide
- libre bijvoeglijk naamwoord
- vide bijvoeglijk naamwoord
clear (directly)
évident; perpendiculaire; direct; perpendiculairement; net; vertical; verticalement
- évident bijvoeglijk naamwoord
- perpendiculaire bijvoeglijk naamwoord
- direct bijvoeglijk naamwoord
- perpendiculairement bijvoeglijk naamwoord
- net bijvoeglijk naamwoord
- vertical bijvoeglijk naamwoord
- verticalement bijvoeglijk naamwoord
clear (completed; over; finished; accomplished; out; ready; prepared; ready for use; achieved; concluded; evident)
prêt; fini; passé; fait; terminé; disposé; préparé; achevé; exécuté
- prêt bijvoeglijk naamwoord
- fini bijvoeglijk naamwoord
- passé bijvoeglijk naamwoord
- fait bijvoeglijk naamwoord
- terminé bijvoeglijk naamwoord
- disposé bijvoeglijk naamwoord
- préparé bijvoeglijk naamwoord
- achevé bijvoeglijk naamwoord
- exécuté bijvoeglijk naamwoord
clear (colourless; pale; colorless)
incolore; blanc; blême; sans couleur; sans nuance; gris
- incolore bijvoeglijk naamwoord
- blanc bijvoeglijk naamwoord
- blême bijvoeglijk naamwoord
- sans couleur bijvoeglijk naamwoord
- sans nuance bijvoeglijk naamwoord
- gris bijvoeglijk naamwoord
clear (ringing; clear sounding)
clair aux sonorités; pur aux sonorités
- clair aux sonorités bijvoeglijk naamwoord
- pur aux sonorités bijvoeglijk naamwoord
clear (cheerful; enthusiastic; happy; gay; bright; buoyant; sunny; enchanted; vibrant; merry; attentive; amusing; eager; joyful; mystified; joyous; tidy; pleasant; jolly; spell bound; reliable; dependable; festive; trustworthy; under enchantment; passionate; neat; colourful; funny; animated; safe; trusted; colorful; eagre)
joyeux; gai; joyeuse; joyeusement; gaiement; gaie; animé
- joyeux bijvoeglijk naamwoord
- gai bijvoeglijk naamwoord
- joyeuse bijvoeglijk naamwoord
- joyeusement bijvoeglijk naamwoord
- gaiement bijvoeglijk naamwoord
- gaie bijvoeglijk naamwoord
- animé bijvoeglijk naamwoord

to clear werkwoord (clears, cleared, clearing)

to clear (free; disengage)
liberalisér; dégager; libérer; affranchir; désencombrer; mettre en liberté; laisser libre
- liberalisér werkwoord
- dégager werkwoord (dégage, dégages, dégagons, dégagez, dégagent, dégagais, dégagait, dégagions, dégagiez, dégagaient, dégagai, dégagas, dégaga, dégagâmes, dégagâtes, dégagèrent, dégagerai, dégageras, dégagera, dégagerons, dégagerez, dégageront)
- libérer werkwoord (libère, libères, libérons, libérez, libèrent, libérais, libérait, libérions, libériez, libéraient, libérai, libéras, libéra, libérâmes, libérâtes, libérèrent, libérerai, libéreras, libérera, libérerons, libérerez, libéreront)
- affranchir werkwoord (affranchis, affranchit, affranchissons, affranchissez, affranchissent, affranchissais, affranchissait, affranchissions, affranchissiez, affranchissaient, affranchîmes, affranchîtes, affranchirent, affranchirai, affranchiras, affranchira, affranchirons, affranchirez, affranchiront)
- désencombrer werkwoord
- mettre en liberté werkwoord
- laisser libre werkwoord
to clear (found innocent)
acquitter; décharger; laver; innocenter; déclarer innocent; blanchir; disculper
- acquitter werkwoord (acquitte, acquittes, acquittons, acquittez, acquittent, acquittais, acquittait, acquittions, acquittiez, acquittaient, acquittai, acquittas, acquitta, acquittâmes, acquittâtes, acquittèrent, acquitterai, acquitteras, acquittera, acquitterons, acquitterez, acquitteront)
- décharger werkwoord (décharge, décharges, déchargons, déchargez, déchargent, déchargais, déchargait, déchargions, déchargiez, déchargaient, déchargai, déchargas, décharga, déchargâmes, déchargâtes, déchargèrent, déchargerai, déchargeras, déchargera, déchargerons, déchargerez, déchargeront)
- laver werkwoord (lave, laves, lavons, lavez, lavent, lavais, lavait, lavions, laviez, lavaient, lavai, lavas, lava, lavâmes, lavâtes, lavèrent, laverai, laveras, lavera, laverons, laverez, laveront)
- innocenter werkwoord
- déclarer innocent werkwoord
- blanchir werkwoord (blanchis, blanchit, blanchissons, blanchissez, blanchissent, blanchissais, blanchissait, blanchissions, blanchissiez, blanchissaient, blanchîmes, blanchîtes, blanchirent, blanchirai, blanchiras, blanchira, blanchirons, blanchirez, blanchiront)
- disculper werkwoord (disculpe, disculpes, disculpons, disculpez, disculpent, disculpais, disculpait, disculpions, disculpiez, disculpaient, disculpai, disculpas, disculpa, disculpâmes, disculpâtes, disculpèrent, disculperai, disculperas, disculpera, disculperons, disculperez, disculperont)
to clear (clear baggage; enter)
dédouaner; déclarer
- dédouaner werkwoord (dédouane, dédouanes, dédouanons, dédouanez, dédouanent, dédouanais, dédouanait, dédouanions, dédouaniez, dédouanaient, dédouanai, dédouanas, dédouana, dédouanâmes, dédouanâtes, dédouanèrent, dédouanerai, dédouaneras, dédouanera, dédouanerons, dédouanerez, dédouaneront)
- déclarer werkwoord (déclare, déclares, déclarons, déclarez, déclarent, déclarais, déclarait, déclarions, déclariez, déclaraient, déclarai, déclaras, déclara, déclarâmes, déclarâtes, déclarèrent, déclarerai, déclareras, déclarera, déclarerons, déclarerez, déclareront)
to clear (clean; give a good cleaning; wash; remove)
nettoyer; purifier; laver; épurer; nettoyer à fond; purger; récurer; éponger
- nettoyer werkwoord (nettoie, nettoies, nettoyons, nettoyez, nettoient, nettoyais, nettoyait, nettoyions, nettoyiez, nettoyaient, nettoyai, nettoyas, nettoya, nettoyâmes, nettoyâtes, nettoyèrent, nettoierai, nettoieras, nettoiera, nettoierons, nettoierez, nettoieront)
- purifier werkwoord (purifie, purifies, purifions, purifiez, purifient, purifiais, purifiait, purifiions, purifiiez, purifiaient, purifiai, purifias, purifia, purifiâmes, purifiâtes, purifièrent, purifierai, purifieras, purifiera, purifierons, purifierez, purifieront)
- laver werkwoord (lave, laves, lavons, lavez, lavent, lavais, lavait, lavions, laviez, lavaient, lavai, lavas, lava, lavâmes, lavâtes, lavèrent, laverai, laveras, lavera, laverons, laverez, laveront)
- épurer werkwoord (épure, épures, épurons, épurez, épurent, épurais, épurait, épurions, épuriez, épuraient, épurai, épuras, épura, épurâmes, épurâtes, épurèrent, épurerai, épureras, épurera, épurerons, épurerez, épureront)
- nettoyer à fond werkwoord
- purger werkwoord (purge, purges, purgeons, purgez, purgent, purgeais, purgeait, purgions, purgiez, purgeaient, purgeai, purgeas, purgea, purgeâmes, purgeâtes, purgèrent, purgerai, purgeras, purgera, purgerons, purgerez, purgeront)
- récurer werkwoord (récure, récures, récurons, récurez, récurent, récurais, récurait, récurions, récuriez, récuraient, récurai, récuras, récura, récurâmes, récurâtes, récurèrent, récurerai, récureras, récurera, récurerons, récurerez, récureront)
- éponger werkwoord (éponge, éponges, épongeons, épongez, épongent, épongeais, épongeait, épongions, épongiez, épongeaient, épongeai, épongeas, épongea, épongeâmes, épongeâtes, épongèrent, épongerai, épongeras, épongera, épongerons, épongerez, épongeront)
to clear (clear the table; empty the table)
débarrasser; débarrasser la table; nettoyer; desservir
- débarrasser werkwoord (débarrasse, débarrasses, débarrassons, débarrassez, débarrassent, débarrassais, débarrassait, débarrassions, débarrassiez, débarrassaient, débarrassai, débarrassas, débarrassa, débarrassâmes, débarrassâtes, débarrassèrent, débarrasserai, débarrasseras, débarrassera, débarrasserons, débarrasserez, débarrasseront)
- débarrasser la table werkwoord
- nettoyer werkwoord (nettoie, nettoies, nettoyons, nettoyez, nettoient, nettoyais, nettoyait, nettoyions, nettoyiez, nettoyaient, nettoyai, nettoyas, nettoya, nettoyâmes, nettoyâtes, nettoyèrent, nettoierai, nettoieras, nettoiera, nettoierons, nettoierez, nettoieront)
- desservir werkwoord (dessers, dessert, desservons, desservez, desservent, desservais, desservait, desservions, desserviez, desservaient, desservis, desservit, desservîmes, desservîtes, desservirent, desservirai, desserviras, desservira, desservirons, desservirez, desserviront)
to clear (make empty; empty; remove what is inside)
vider; débourrer; enlever; emporter; dégarnir; finir; évacuer
- vider werkwoord (vide, vides, vidons, videz, vident, vidais, vidait, vidions, vidiez, vidaient, vidai, vidas, vida, vidâmes, vidâtes, vidèrent, viderai, videras, videra, viderons, viderez, videront)
- débourrer werkwoord (débourre, débourres, débourrons, débourrez, débourrent, débourrais, débourrait, débourrions, débourriez, débourraient, débourrai, débourras, débourra, débourrâmes, débourrâtes, débourrèrent, débourrerai, débourreras, débourrera, débourrerons, débourrerez, débourreront)
- enlever werkwoord (enlève, enlèves, enlevons, enlevez, enlèvent, enlevais, enlevait, enlevions, enleviez, enlevaient, enlevai, enlevas, enleva, enlevâmes, enlevâtes, enlevèrent, enlèverai, enlèveras, enlèvera, enlèverons, enlèverez, enlèveront)
- emporter werkwoord (emporte, emportes, emportons, emportez, emportent, emportais, emportait, emportions, emportiez, emportaient, emportai, emportas, emporta, emportâmes, emportâtes, emportèrent, emporterai, emporteras, emportera, emporterons, emporterez, emporteront)
- dégarnir werkwoord (dégarnis, dégarnit, dégarnissons, dégarnissez, dégarnissent, dégarnissais, dégarnissait, dégarnissions, dégarnissiez, dégarnissaient, dégarnîmes, dégarnîtes, dégarnirent, dégarnirai, dégarniras, dégarnira, dégarnirons, dégarnirez, dégarniront)
- finir werkwoord (finis, finit, finissons, finissez, finissent, finissais, finissait, finissions, finissiez, finissaient, finîmes, finîtes, finirent, finirai, finiras, finira, finirons, finirez, finiront)
- évacuer werkwoord (évacue, évacues, évacuons, évacuez, évacuent, évacuais, évacuait, évacuions, évacuiez, évacuaient, évacuai, évacuas, évacua, évacuâmes, évacuâtes, évacuèrent, évacuerai, évacueras, évacuera, évacuerons, évacuerez, évacueront)
to clear (evacuate; empty)
enlever; débarrasser; balayer
- enlever werkwoord (enlève, enlèves, enlevons, enlevez, enlèvent, enlevais, enlevait, enlevions, enleviez, enlevaient, enlevai, enlevas, enleva, enlevâmes, enlevâtes, enlevèrent, enlèverai, enlèveras, enlèvera, enlèverons, enlèverez, enlèveront)
- débarrasser werkwoord (débarrasse, débarrasses, débarrassons, débarrassez, débarrassent, débarrassais, débarrassait, débarrassions, débarrassiez, débarrassaient, débarrassai, débarrassas, débarrassa, débarrassâmes, débarrassâtes, débarrassèrent, débarrasserai, débarrasseras, débarrassera, débarrasserons, débarrasserez, débarrasseront)
- balayer werkwoord (balaye, balayes, balayons, balayez, balayent, balayais, balayait, balayions, balayiez, balayaient, balayai, balayas, balaya, balayâmes, balayâtes, balayèrent, balayerai, balayeras, balayera, balayerons, balayerez, balayeront)
to clear (clean out; clean up; tidy up; clear out; tidy out; empty; finish)
nettoyer à fond
- nettoyer à fond werkwoord
to clear (clear out; take out; remove; drain; empty; clean out; finish)
enlever; vider; retirer; sortir; évacuer
- enlever werkwoord (enlève, enlèves, enlevons, enlevez, enlèvent, enlevais, enlevait, enlevions, enleviez, enlevaient, enlevai, enlevas, enleva, enlevâmes, enlevâtes, enlevèrent, enlèverai, enlèveras, enlèvera, enlèverons, enlèverez, enlèveront)
- vider werkwoord (vide, vides, vidons, videz, vident, vidais, vidait, vidions, vidiez, vidaient, vidai, vidas, vida, vidâmes, vidâtes, vidèrent, viderai, videras, videra, viderons, viderez, videront)
- retirer werkwoord (retire, retires, retirons, retirez, retirent, retirais, retirait, retirions, retiriez, retiraient, retirai, retiras, retira, retirâmes, retirâtes, retirèrent, retirerai, retireras, retirera, retirerons, retirerez, retireront)
- sortir werkwoord (sors, sort, sortons, sortez, sortent, sortais, sortait, sortions, sortiez, sortaient, sortis, sortit, sortîmes, sortîtes, sortirent, sortirai, sortiras, sortira, sortirons, sortirez, sortiront)
- évacuer werkwoord (évacue, évacues, évacuons, évacuez, évacuent, évacuais, évacuait, évacuions, évacuiez, évacuaient, évacuai, évacuas, évacua, évacuâmes, évacuâtes, évacuèrent, évacuerai, évacueras, évacuera, évacuerons, évacuerez, évacueront)
to clear (sell off; sell out)
solder; brader; liquider
- solder werkwoord (solde, soldes, soldons, soldez, soldent, soldais, soldait, soldions, soldiez, soldaient, soldai, soldas, solda, soldâmes, soldâtes, soldèrent, solderai, solderas, soldera, solderons, solderez, solderont)
- brader werkwoord (brade, brades, bradons, bradez, bradent, bradais, bradait, bradions, bradiez, bradaient, bradai, bradas, brada, bradâmes, bradâtes, bradèrent, braderai, braderas, bradera, braderons, braderez, braderont)
- liquider werkwoord (liquide, liquides, liquidons, liquidez, liquident, liquidais, liquidait, liquidions, liquidiez, liquidaient, liquidai, liquidas, liquida, liquidâmes, liquidâtes, liquidèrent, liquiderai, liquideras, liquidera, liquiderons, liquiderez, liquideront)
to clear (exonerate; exculpate)
plaider l'acquittement
- plaider l'acquittement werkwoord
to clear

– To turn a setting off or to remove a value. ¹
désactiver
- désactiver werkwoord
to clear

– To collect the funds for a check and pay them to the check holder. When a check clears, the money has been withdrawn from the bank account and paid to the recipient. ¹
compenser
- compenser werkwoord (compense, compenses, compensons, compensez, compensent, compensais, compensait, compensions, compensiez, compensaient, compensai, compensas, compensa, compensâmes, compensâtes, compensèrent, compenserai, compenseras, compensera, compenserons, compenserez, compenseront)
to clear

– When Windows Disk Protection is enabled, to erase or empty the cache file on the hard disk when a user logs off or the computer is restarted. ¹
effacer
- effacer werkwoord (efface, effaces, effaçons, effacez, effacent, effaçais, effaçait, effacions, effaciez, effaçaient, effaçai, effaças, effaça, effaçâmes, effaçâtes, effacèrent, effacerai, effaceras, effacera, effacerons, effacerez, effaceront)

Conjugations for clear:

present

clear
clear
clears
clear
clear
clear

simple past

cleared
cleared
cleared
cleared
cleared
cleared

present perfect

have cleared
have cleared
has cleared
have cleared
have cleared
have cleared

past continuous

was clearing
were clearing
was clearing
were clearing
were clearing
were clearing

future

shall clear
will clear
will clear
shall clear
will clear
will clear

continuous present

am clearing
are clearing
is clearing
are clearing
are clearing
are clearing

subjunctive

be cleared
be cleared
be cleared
be cleared
be cleared
be cleared

diverse

clear!
let's clear!
cleared
clearing

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor clear:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
blanc		cranny; crevice; fissure; opening; recess; space
direct		buddy; business associate; chum; companion; comrade; fellow; friend; mate; pal; partner; streetcar ticket; tram ticket
dégager		clearing away
fait		act; action; affair; business; case; data; deed; event; fact; matter; occasion; occurrence
passé		past
perpendiculaire		lead line; plumb line; sounding line
transparent		overhead sheet; transparency
vide		blank; cleft; emptiness; emptyness; gap; hiatus; hole; hollowness; lacuna; leak; leakage; nothingness; punch-mark; puncture; vacuum; void
-	open
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
acquitter	clear; found innocent	make even; pay; pay for; pay off; pay on account; redeem; settle
affranchir	clear; disengage; free	let go; liberate; prepay; release; set at liberty; set free; stamp
balayer	clear; empty; evacuate	blot out; delete; direct; eliminate; erase; guide; lead; point the direction; rub out; sweep; sweep away; sweep up; wipe; wipe out
blanchir	clear; found innocent	be ageing; clean; flush away; grow grey; launder; purify; rinse out; turn pale; wash; whitewash
brader	clear; sell off; sell out
compenser	clear	be even match; compensate for; counterbalance; make good; make up; rectify
desservir	clear; clear the table; empty the table	aggrieve; be disadvantuous; cause disadvantage; cause injury; cause someone sorrow; damage; do harm; harm; harm somebody; hurt; injure
disculper	clear; found innocent	declare one's innocence
débarrasser	clear; clear the table; empty; empty the table; evacuate	clean; clear away; drink; drink up; empty; finish; pour out; put away; release; rid of; tidy up
débarrasser la table	clear; clear the table; empty the table
débourrer	clear; empty; make empty; remove what is inside
décharger	clear; found innocent	air; be discharged; bring down; cast out; commit murder; discard; discharge; disgorge; dismiss; drain; drop; dump out; effuse; empty; empty out; expel; fire; fire a shot; fire at; flash; fusillade; give vent to; kill; lay off; let off steam; lighten; murder; offload; pour out; put to the sword; release; remove; sack; shoot; take down; throw out; thunder; unload; vent; work off
déclarer	clear; clear baggage; enter	announce; appear as a witness; apply; bear testimony; bear witness; declare; do as if; enrol for; express; feign; give; give evidence; inform; pretend; register; report; report oneself; sham; state; take down; testify; testify to; write down
déclarer innocent	clear; found innocent
dédouaner	clear; clear baggage; enter	arrange customs clearance
dégager	clear; disengage; free	discharge; disgorge; drain; employ; empty; expel; get undone; hire; kick away; loosen; pull out; release; remove; set free; set to work; thrust off; unlace; unpick; untie; work loose
dégarnir	clear; empty; make empty; remove what is inside	clear away; clear up; discard; dismantle; dispose; remove; strip down; take apart a machine; unharness; unrig
désactiver	clear	disable; turn off
désencombrer	clear; disengage; free
effacer	clear	blot out; delete; eliminate; erase; hush up a thing; rub out; sweep away; wipe; wipe out
emporter	clear; empty; make empty; remove what is inside	accompany; carry away; carry before it; carry off; collect; come round for; drag along; fetch; pick up; pull along; see off; take; take along; take away; take in
enlever	clean out; clear; clear out; drain; empty; evacuate; finish; make empty; remove; remove what is inside; take out	abduct; bear a grudge; bear malice; blame; blame someone of; blot out; cadge; chisel off; clear out; collar; collect; come round for; cut away; cut off; delete; deprive; discredit; disrobe; eliminate; empty; erase; expropriate; fetch; filch; get down; go thieving; harbour a grudge; hide away; kidnap; lift out; lock up; make off with; nick; pick loose; pick up; pilfer; pinch; pluck; pull down; pull off; pull out; purloin; put away; rancor; rancour; rebuke; remove one's clothes; reprimand; reproach; rip off; rob; rub out; snatch; snitch; stash away; steal; stuff away; swipe; take; take along; take away; take down from; take off; take out; tear off; trim away; tuck away; undo; undress; unpick; wipe; wipe out
finir	clear; empty; make empty; remove what is inside	accomplish; be broken off; better; bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; burn up; come to an end; complete; conclude; consume; decide; draw to an end; drink; drink up; eat; eat up; elapse; empty; end; expire; finish; finish off; finish with; fix; fix it up; get done; get ready; get to the end of; go by; have ended; have finished; improve; make better; manage; pass; perfect; play out; pull it off; pull the trick; read to the end; round off; stop; terminate; use up; wind up
innocenter	clear; found innocent
laisser libre	clear; disengage; free	free; let go; liberate; release; set at liberty; set free
laver	clean; clear; found innocent; give a good cleaning; remove; wash	chasten; clean; ennoble; flush away; grow into; outgrow; purify; refine; rinse; rinse out; scour; scrub; swab out; wash; wash out; whitewash
liberalisér	clear; disengage; free
libérer	clear; disengage; free	deliver; free; grant an amnesty; let go; liberate; loosen; redeem; release; rescue; set at liberty; set free; thaw; unlace; untie; work loose
liquider	clear; sell off; sell out	abolish; annul; break down; break up; cancel; clean; clear away; demolish; destroy; disband; dismantle; dissolve; drag down; eliminate; finish off; get down; kill; liquidate; murder; nullify; pull down; put away; settle; shut down; take down; tear down; tear loose; tidy up; undo; wreck
mettre en liberté	clear; disengage; free	let go; liberate; release; set at liberty; set free
nettoyer	clean; clear; clear the table; empty the table; give a good cleaning; remove; wash	chasten; clean; clean up; clear away; clear up; dust; ennoble; get undone; groom; keep clean; mop up; pull out; purify; put away; refine; remove; scour; scrub; scrub off; scrub-clean; tidy up; unpick; untie
nettoyer à fond	clean; clean out; clean up; clear; clear out; empty; finish; give a good cleaning; remove; tidy out; tidy up; wash	clean out; clean up; get undone; muck out; pull out; tidy up; unpick; untie
plaider l'acquittement	clear; exculpate; exonerate
purger	clean; clear; give a good cleaning; remove; wash	chasten; ennoble; open the bowels; purify; refine
purifier	clean; clear; give a good cleaning; remove; wash	chasten; ennoble; purify; refine
retirer	clean out; clear; clear out; drain; empty; finish; remove; take out	annul; bear a grudge; bear malice; blame; blame someone of; cadge; cancel; collar; control; deprive; discredit; expropriate; filch; go thieving; harbour a grudge; keep back; keep under control; make off with; moderate; nick; pilfer; pinch; pull out; purloin; rancor; rancour; rebuke; recall; recant; repeal; reprimand; reproach; rescind; restrain; reverse; revoke; rob; snatch; snitch; steal; subdue; suppress; swipe; take; take away; take out; undo; unpick
récurer	clean; clear; give a good cleaning; remove; wash
solder	clear; sell off; sell out	clean; clear away; get even; level; lower; make even; mark down; pay; pay on account; pay up; put away; reduce; settle; tidy up
sortir	clean out; clear; clear out; drain; empty; finish; remove; take out	abandon; be on the razzle; be on the spree; bring out; bulge; bulge out; depart from; feast; go out; going out; issue; leave; pop; pull out; retire; revel; secede from; show; take out; undo; unpick; withdraw
vider	clean out; clear; clear out; drain; empty; finish; make empty; remove; remove what is inside; take out	burn up; cast out; consume; drink; drink up; dump out; effuse; empty; empty out; finish; gut; loot; pour; pour out; pump dry; pump out; ransack; sprinkle; strip bare; throw out; unload; use up
éponger	clean; clear; give a good cleaning; remove; wash	wipe off
épurer	clean; clear; give a good cleaning; remove; wash	chasten; ennoble; purify; refine
évacuer	clean out; clear; clear out; drain; empty; finish; make empty; remove; remove what is inside; take out	discharge; disgorge; drain; empty; evacuate; expel; pour out; remove; tap
-	acquit; assoil; authorise; authorize; brighten; bring in; clear up; discharge; earn; exculpate; exonerate; gain; light up; make; net; pass; pull in; realise; realize; sack; sack up; solve; take in; top; unclutter
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
libre	blank; clear; roguish; sly; unmarked	accessible; at liberty; at someone's disposal; available; bold; easy; effortless; free; freely; natural; single; unconstrained; unhampered; unhindered; unimpeded; uninhibited; unmarried; unobstructed; vacant
net	bright; clear; clear-cut; directly; discernible; distinct; graphic; identifiable; obvious; recognisable; recognizable; unambiguous; understandable; unequivocal; unmistakable	after tax; clean; cleaned; cleanly; cleansed; cutting; hygienic; neat; neatly; net; nett; nipping; pure; snappy; tidied; tidy; unadulterated; unambiguous
transparent	clear; diaphanous; glass-like; glassiness; pellucid; see-through; translucent; transparent; vitreous	glasslike; glassy; glazed; transparent
-	absolved; clean; clean-cut; clear-cut; cleared; decipherable; exculpated; exonerated; light; open; percipient; readable; unclouded; unmortgaged; vindicated; well-defined
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	all the way; clearly
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
libérer		deallocate
manifeste		application manifest; assembly manifest; manifest
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
sortir		issue
-	arrange; clarify; clear in; clear in the customs; clear through the Customs; declare; declare in the customs; given; lucid; make way
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
achevé	accomplished; achieved; clear; completed; concluded; evident; finished; out; over; prepared; ready; ready for use	accomplished; achieved; complete; completed; done; finished; flawless; off; over; perfect; proficient; ready; thorough
animé	amusing; animated; attentive; bright; buoyant; cheerful; clear; colorful; colourful; dependable; eager; eagre; enchanted; enthusiastic; festive; funny; gay; happy; jolly; joyful; joyous; merry; mystified; neat; passionate; pleasant; reliable; safe; spell bound; sunny; tidy; trusted; trustworthy; under enchantment; vibrant	active; actively; animated; blatant; boisterous; brisk; buoyant; busily; busily engaged; bustling; busy; cheerful; clamorous; dynamic; eager; eagre; energetic; engaged; enthusiastic; fidgety; full of joy; gay; happy; hard-working; high-spirited; humming; impassioned; industrious; industriously; inspired; jolly; lively; loud; merry; noisy; occupied; operative; restless; spirited; sprightly

Verwante woorden van "clear":

clearness, clearing, clearer, clearest, clearly

Synoniemen voor "clear":

broad; unsubtle; clear-cut; distinct; trenchant; limpid; lucid; luculent; pellucid; crystal clear; perspicuous; prima facie; unmistakable; vivid; comprehensible; comprehendible; definite; unambiguous
clearheaded; clear-thinking
open; unobstructed
crystalline; transparent; hyaline; hyaloid; liquid; translucent; semitransparent; unclouded; unfrosted
free
untroubled
clean; light; unclouded; pure
unmortgaged; unencumbered
clean-cut; clear-cut
well-defined
bright; shining; shiny; sunshiny; sunny; cloudless; fair; serene
unqualified
perfect
net; nett
decipherable; readable; legible
absolved; cleared; exculpated; exonerated; vindicated; innocent; guiltless; clean-handed
percipient; discerning
unblemished
innocence
open; area; country
unclutter; change; alter; modify; clear off; clear away
make; create
clear up; light up; brighten
authorize; authorise; pass; permit; allow; let; countenance
remove; take; take away; withdraw
succeed; win; come through; bring home the bacon; deliver the goods
vanish; disappear; go away
top; pass; overtake; overhaul
shed light on; crystallize; crystallise; crystalize; crystalise; straighten out; sort out; enlighten; illuminate; elucidate; clarify; clear up
free; discharge
rid; disembarrass
net; yield; pay; bear
sack; sack up; profit; gain; benefit
gain; take in; make; earn; realize; realise; pull in; bring in; get; acquire
sell
acquit; assoil; discharge; exonerate; exculpate; pronounce; label; judge
solve; settle; square off; square up; determine
empty
take out; move out
all the way
clearly

Antoniemen van "clear":

unclear; opaque; ill-defined; cloudy; clutter; overcast; bounce; convict

Verwante definities voor "clear":

readily apparent to the mind²
- a clear and present danger²
- a clear explanation²
- a clear case of murder²
- a clear indication that she was angry²
- gave us a clear idea of human nature²
allowing light to pass through²
- clear water²
- clear plastic bags²
- clear glass²
- the air is clear and clean²
free from confusion or doubt²
- a complex problem requiring a clear head²
- not clear about what is expected of us²
free from clouds or mist or haze²
- on a clear day²
accurately stated or described²
characterized by ease and quickness in perceiving²
- clear mind²
clear and distinct to the senses; easily perceptible²
- as clear as a whistle²
- clear footprints in the snow²
- the letter brought back a clear image of his grandfather²
(especially of a title) free from any encumbrance or limitation that presents a question of fact or law²
- I have clear title to this property²
free from contact or proximity or connection²
- we were clear of the danger²
- the ship was clear of the reef²
freed from any question of guilt²
- was now clear of the charge of cowardice²
easily deciphered²
clear of charges or deductions²
- a clear profit²
affording free passage or view²
- a clear view²
- a clear path to victory²
free from flaw or blemish or impurity²
- a clear perfect diamond²
- the clear complexion of a healthy young woman²
(of sound or color) free from anything that dulls or dims²
- clear laughter like a waterfall²
- clear reds and blues²
free of restrictions or qualifications²
- a clear winner²
characterized by freedom from troubling thoughts (especially guilt)²
- a clear conscience²
- regarded her questioner with clear untroubled eyes²
in an easily perceptible manner²
- She cried loud and clear²
completely²
- read the book clear to the end²
- slept clear through the night²
- there were open fields clear to the horizon²
a clear or unobstructed space or expanse of land or water²
the state of being free of suspicion²
- investigation showed that he was in the clear²
free (the throat) by making a rasping sound²
rid of obstructions²
remove²
- clear the leaves from the lawn²
make a way or path by removing objects²
remove the occupants of²
remove (people) from a building²
- clear the patrons from the theater after the bomb threat²
rid of instructions or data²
- clear a memory buffer²
make clear, bright, light, or translucent²
- The water had to be cleared through filtering²
settle, as of a debt²
- clear a debt²
grant authorization or clearance for²
pronounce not guilty of criminal charges²
- The suspect was cleared of the murder charges²
pass an inspection or receive authorization²
- clear customs²
pass by, over, or under without making contact²
- the balloon cleared the tree tops²
go away or disappear²
- The fog cleared in the afternoon²
sell²
- We cleared a lot of the old model cars²
be debited and credited to the proper bank accounts²
- The check will clear within 2 business days²
earn on some commercial or business transaction; earn as salary or wages²
- He clears $5,000 each month²
make as a net profit²
- The company cleared $1 million²
yield as a net profit²
clear from impurities, blemishes, pollution, etc.²
- clear the water before it can be drunk²
free from payment of customs duties, as of a shipment²
go unchallenged; be approved²
- The bill cleared the House²
become clear²
To turn a setting off or to remove a value.¹
To collect the funds for a check and pay them to the check holder. When a check clears, the money has been withdrawn from the bank account and paid to the recipient.¹
When Windows Disk Protection is enabled, to erase or empty the cache file on the hard disk when a user logs off or the computer is restarted.¹

Wiktionary: clear

clear

verb

to become clear
- clear → s'éclaircir
to eliminate ambiguity or doubt; to clarify
- clear → clarifier

adjective

meteorology: less than 1/8 obscured by clouds
- clear → dégagé
free of ambiguity or doubt
- clear → clair; sans ambiguïté
without clouds
- clear → clair; dégagé
free of obstacles
- clear → libre
bright, not obscured
- clear → clair
transparent in colour
- clear → clair; transparent

clear

verb

rendre quitte, libérer des dettes. Il se dit en parlant des personne et des choses.
- acquitter → acquit; absolve; cancel; clear; square; pay off
rendre blanc, couvrir d’une couche blanche.
- blanchir → whiten; bleach; wash; launder; clear; whitewash; scald
débarrasser une table des plats, assiettes, etc.
- desservir → clear; harm; damage; serve
dégager de ce qui embarrasser.
- débarrasser → clear
débarrasser, dégager un lieu des choses qui l’encombrer, qui s’y trouver entasser confusément.
- déblayer → clear; clear out
débarrasser de ce qui boucher, de ce qui obstruer.
- déboucher → uncork; unblock; clear; set abroach
Traductions à trier suivant le sens
- dépouiller; essuyer → steal; abstract; nick; purloin; peel; shell; skin; deprive; deprive … of; despoil; clear; starve; strip; bare; discover; uncover; detect; expose; dust; wipe dry; wipe off
Faire disparaître plus ou moins, parler de la forme, des couleurs de quelque chose.
- effacer → erase; delete; wipe; wipe off; clear; wipe out
Faire que ce qui clore, fermer, ne le être plus.
- ouvrir → switch on; turn on; unlock; open up; clear

adjective

Qui a l’éclat du jour, de la lumière.
- clair → clear; bright; light; shiny; distinct; plain; obvious; explicit; lucid; straightforward; light-coloured
Qui est clair, transparent.
- limpide → limpid; transparant; pellucid; clear; distinct; plain; obvious; explicit; straightforward
Qui est uni, poli, sans tache, sans souillure.
- net → clean; pure; net; clear
Qui est clair, doux, pur et calme, en parlant du ciel, de l’air, du temps.
- serein → serene; untroubled; calm; clear; fine; peaceful; placid; unruffled
physique|fr Qualifie un corps qui laisser passer une lumière diffuse, sans permettre de distinguer les objets à travers.
- translucide → translucent; clear
qui est évident
- visible → obvious; clear
Dont le sens s’impose naturellement à l’esprit, qui a le caractère de l’évidence.
- évident → evident; obvious; clear; definite; demonstrable; patent; apparent

Cross Translation:

From	To	Via
• clear	→ ranger	↔ opruimen — iets uit de weg ruimen
• clear	→ s'éclairir	↔ opklaren — het ontstaan van open plekken in wat een gesloten wolkendek was
• clear	→ clair	↔ klaar — helder, duidelijk
• clear	→ clair	↔ duidelijk — goed te herkennen
• clear	→ clair	↔ duidelijk — niet mis te verstaan
• clear	→ déboucher	↔ doorsteken — met een lang voorwerp door een buis gaan met als doel deze open te maken
• clear	→ effacer	↔ wissen — (overgankelijk) het niet meer laten bestaan van
• clear	→ clair; parlant; compréhensible	↔ anschaulich — allgemein verständlich (z.B. bei Weitergabe von Informationen)
• clear	→ nettoyer	↔ aufklaren — Seeleutesprache: (einen Raum, eine Werkstatt usw.) aufräumen, ordnen
• clear	→ limpide; clair; net	↔ deutlich — wahrnehmbar durch die Sinne
• clear	→ apparent; évident; claire	↔ evident — gehoben: überzeugend, offensichtlich oder klar ersichtlich
• clear	→ clair; évident	↔ klar — offensichtlich
• clear	→ clair	↔ klar — ungetrübt
• clear	→ clarifier	↔ klären — von Schmutz befreien
• clear	→ clair	↔ übersichtlich — deutlich zu erkennen, überblicken oder verstehen

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van clear

Remove Ads

Vertaal clear van Engels naar Frans

Uitgebreide vertaling voor clear (Engels) in het Frans

clear:

clear bijvoeglijk naamwoord

clear (unburdened)

clear (clarifying; distinct)

clear (comprehensible; understandable; intelligible)

clear (understandable; obvious)

clear

clear

clear (evident; obvious; clarifying; as clear as plain day-light; distinct; transparent; clear-cut; flagrant; manifest; clear as daylight; luminous; as plain as day; cooked; bright; done)

clear (cloudless; unclouded)

clear (unmistakable; recognizable; identifiable; unambiguous; obvious; unequivocal; discernible; recognisable)

clear (distinct; bright; clear-cut; graphic)

clear (transparent; translucent; see-through; vitreous; pellucid; diaphanous; glassiness; glass-like)

clear (blank; roguish; unmarked; sly)

clear (directly)

clear (completed; over; finished; accomplished; out; ready; prepared; ready for use; achieved; concluded; evident)

clear (colourless; pale; colorless)

clear (ringing; clear sounding)

to clear werkwoord (clears, cleared, clearing)

to clear (free; disengage)

to clear (found innocent)

to clear (clear baggage; enter)

to clear (clean; give a good cleaning; wash; remove)

to clear (clear the table; empty the table)

to clear (make empty; empty; remove what is inside)

to clear (evacuate; empty)

to clear (clean out; clean up; tidy up; clear out; tidy out; empty; finish)

to clear (clear out; take out; remove; drain; empty; clean out; finish)

to clear (sell off; sell out)

to clear (exonerate; exculpate)

to clear

to clear

to clear

Conjugations for clear:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

Vertaal Matrix voor clear:

Verwante woorden van "clear":

Synoniemen voor "clear":

Antoniemen van "clear":

Verwante definities voor "clear":

Wiktionary: clear

Verwante vertalingen van clear