Home ->Woordenboeken ->Engels/Frans ->Vertaal blowing

Vertaal blowing van Engels naar Frans

Overzicht
Engels naar Frans:   Meer gegevens...
  1. blowing:
  2. blow:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor blowing (Engels) in het Frans

blowing:

blowing bijvoeglijk naamwoord

  1. blowing (fluttering; flapping)
    flottant

blowing [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the blowing (puffing)
    le souffle
    • souffle [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. the blowing
    le volement en poussière; le fait de s'envoler en poussière

Vertaal Matrix voor blowing:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fait de s'envoler en poussière blowing
souffle blowing; puffing breath; breathing; craving; exhalation; expiration; inhalation; light breez; respiration; sigh; small craving; small sigh
volement en poussière blowing
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flottant blowing; flapping; fluttering adrift; baggy; floating; grubby; hanging free; hanging loose; slatternly; slovenly; trailed
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
flottant float

Verwante woorden van "blowing":


Synoniemen voor "blowing":


Verwante definities voor "blowing":

  1. processing that involves blowing a gas1

Wiktionary: blowing

blowing
noun
  1. Vent produit en poussant l’air hors de la bouche

blowing vorm van blow:

to blow werkwoord (blows, blew, blowing)

  1. to blow (whistle; hum)
    jouer de la flûte; siffler; souffler
    • jouer de la flûte werkwoord
    • siffler werkwoord (siffle, siffles, sifflons, sifflez, )
    • souffler werkwoord (souffle, souffles, soufflons, soufflez, )
  2. to blow (blow hard)
    souffler fortement; faire du vent
  3. to blow (give a blow-job; suck)
    – provide sexual gratification through oral stimulation 1
    sucer; téter
    • sucer werkwoord (suce, suces, suçons, sucez, )
    • téter werkwoord (tète, tètes, tétons, tétez, )
  4. to blow (pant; wheeze; gasp; puff)
    souffler; haleter; soupirer
    • souffler werkwoord (souffle, souffles, soufflons, soufflez, )
    • haleter werkwoord (halète, halètes, haletons, haletez, )
    • soupirer werkwoord (soupire, soupires, soupirons, soupirez, )
  5. to blow (fly about)
    voler; poudroyer; soulever la poussière; s'envoler en poussière
    • voler werkwoord (vole, voles, volons, volez, )
    • poudroyer werkwoord (poudroie, poudroies, poudroyons, poudroyez, )
  6. to blow (flutter; wave; flap; snap)
    flotter au vent; voltiger; voler; venter; voleter; s'envoler; faire du vent
    • flotter au vent werkwoord
    • voltiger werkwoord (voltige, voltiges, voltigeons, voltigez, )
    • voler werkwoord (vole, voles, volons, volez, )
    • venter werkwoord (vente, ventes, ventons, ventez, )
    • voleter werkwoord (volette, volettes, voletons, voletez, )
    • s'envoler werkwoord
    • faire du vent werkwoord
  7. to blow (ruin; destroy)
    gâter; empoisonner; exaspérer; irriter; aigrir; enfieller
    • gâter werkwoord (gâte, gâtes, gâtons, gâtez, )
    • empoisonner werkwoord (empoisonne, empoisonnes, empoisonnons, empoisonnez, )
    • exaspérer werkwoord (exaspère, exaspères, exaspérons, exaspérez, )
    • irriter werkwoord (irrite, irrites, irritons, irritez, )
    • aigrir werkwoord (aigris, aigrit, aigrissons, aigrissez, )
    • enfieller werkwoord
  8. to blow (fan; stir up)
    stimuler; souffler sur; attiser; activer; tisonner; faire monter; ranimer
    • stimuler werkwoord (stimule, stimules, stimulons, stimulez, )
    • souffler sur werkwoord
    • attiser werkwoord (attise, attises, attisons, attisez, )
    • activer werkwoord (active, actives, activons, activez, )
    • tisonner werkwoord (tisonne, tisonnes, tisonnons, tisonnez, )
    • faire monter werkwoord
    • ranimer werkwoord (ranime, ranimes, ranimons, ranimez, )
  9. to blow (be off; beat it)
    filer; se tirer; se barrer; ficher le camp
    • filer werkwoord (file, files, filons, filez, )
    • se tirer werkwoord
    • se barrer werkwoord
    • ficher le camp werkwoord

Conjugations for blow:

present
  1. blow
  2. blow
  3. blows
  4. blow
  5. blow
  6. blow
simple past
  1. blew
  2. blew
  3. blew
  4. blew
  5. blew
  6. blew
present perfect
  1. have blown
  2. have blown
  3. has blown
  4. have blown
  5. have blown
  6. have blown
past continuous
  1. was blowing
  2. were blowing
  3. was blowing
  4. were blowing
  5. were blowing
  6. were blowing
future
  1. shall blow
  2. will blow
  3. will blow
  4. shall blow
  5. will blow
  6. will blow
continuous present
  1. am blowing
  2. are blowing
  3. is blowing
  4. are blowing
  5. are blowing
  6. are blowing
subjunctive
  1. be blown
  2. be blown
  3. be blown
  4. be blown
  5. be blown
  6. be blown
diverse
  1. blow!
  2. let's blow!
  5. blown
  6. blowing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

blow [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the blow (dent)
    la bosse; le coup
    • bosse [la ~] zelfstandig naamwoord
    • coup [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. the blow (disappointment; mishap; comedown; letdown)
    la déception; la désillusion; la tuile; le contrecoup
  3. the blow (knock; slap; smack)
    le coup; le petit coup; la gifle; la claque; la tape
    • coup [le ~] zelfstandig naamwoord
    • petit coup [le ~] zelfstandig naamwoord
    • gifle [la ~] zelfstandig naamwoord
    • claque [la ~] zelfstandig naamwoord
    • tape [la ~] zelfstandig naamwoord
  4. the blow (slap; bang)
    le coup; la gifle; la claque; tape
    • coup [le ~] zelfstandig naamwoord
    • gifle [la ~] zelfstandig naamwoord
    • claque [la ~] zelfstandig naamwoord
    • tape zelfstandig naamwoord
  5. the blow (nudge; push; shove; )
    la poussée; le coup; le coup de pouce; le butoir; l'impulsion; le petit coup; le choc; l'heurt; le cahot
    • poussée [la ~] zelfstandig naamwoord
    • coup [le ~] zelfstandig naamwoord
    • coup de pouce [le ~] zelfstandig naamwoord
    • butoir [le ~] zelfstandig naamwoord
    • impulsion [la ~] zelfstandig naamwoord
    • petit coup [le ~] zelfstandig naamwoord
    • choc [le ~] zelfstandig naamwoord
    • heurt [le ~] zelfstandig naamwoord
    • cahot [le ~] zelfstandig naamwoord
  6. the blow (smack; slap)
    le coup; la gifle; la claque
    • coup [le ~] zelfstandig naamwoord
    • gifle [la ~] zelfstandig naamwoord
    • claque [la ~] zelfstandig naamwoord
  7. the blow (punch; nudge; whopper; )
    – a powerful stroke with the fist or a weapon 1
    la baffe; la torgnole; le pain; la gifle; la beigne; la claque; le coup dur; le petit coup; le coup; l'heurt
    • baffe [la ~] zelfstandig naamwoord
    • torgnole [la ~] zelfstandig naamwoord
    • pain [le ~] zelfstandig naamwoord
    • gifle [la ~] zelfstandig naamwoord
    • beigne [la ~] zelfstandig naamwoord
    • claque [la ~] zelfstandig naamwoord
    • coup dur [le ~] zelfstandig naamwoord
    • petit coup [le ~] zelfstandig naamwoord
    • coup [le ~] zelfstandig naamwoord
    • heurt [le ~] zelfstandig naamwoord
  8. the blow (swipe; stroke; slap; lash; smack)
    le coup de main; la tape de la main

Vertaal Matrix voor blow:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baffe blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper
beigne blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper punch
bosse blow; dent blotch; bruise; bulge; bulging; bump; contusion; dent; hump; knob; lump; obstacle; pimple; swelling; swollen spot; zit
butoir blow; buffer; bump; bumper; jab; nudge; punch; push; shove; thrust buffer; bumper
cahot blow; buffer; bump; bumper; jab; nudge; punch; push; shove; thrust bumping into; colliding with; crashing into; quaking; quivering; shaking; trembling
choc blow; buffer; bump; bumper; jab; nudge; punch; push; shove; thrust bang; blast; boom; bump; bumping into; colliding with; crash; crashing into; quaking; quivering; shake; shaking; shock; smack; thud; thump; trembling
claque bang; blow; clout; jab; knock; nudge; punch; slap; smack; wallop; whopper box on the ear; punch; slap
contrecoup blow; comedown; disappointment; letdown; mishap kick; rebound; recoil
coup bang; blow; buffer; bump; bumper; clout; dent; jab; knock; nudge; punch; push; shove; slap; smack; thrust; wallop; whopper bang; blast; boom; boot; bump; bumping into; chess move; colliding with; coup; coup d'etat; crash; crashing into; dash; draught; drink; kick; kicking; knife stab; move; move at chess; nookie; overripe spot; punch; putsch; quickie; shenanigan; shot; silly trick; smack; splash; squeeze; stab; sting; stroke of the clock; swig; thud; thump
coup de main blow; lash; slap; smack; stroke; swipe aid; assistance; help; helpfulness; relief
coup de pouce blow; buffer; bump; bumper; jab; nudge; punch; push; shove; thrust
coup dur blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper
déception blow; comedown; disappointment; letdown; mishap
désillusion blow; comedown; disappointment; letdown; mishap come-down; disappointment; disillusionment
gifle bang; blow; clout; jab; knock; nudge; punch; slap; smack; wallop; whopper box on the ear; punch on the jaw; slap in the face
heurt blow; buffer; bump; bumper; clout; jab; nudge; punch; push; shove; thrust; wallop; whopper argument; collision; conflict; controversy; crash; difference of opinion; disagreement; discord; dispute; friction; hit; labyrinth; maze; quaking; quarrel; quivering; row; shake; shaking; smash; struggle; trembling; wrestle
impulsion blow; buffer; bump; bumper; jab; nudge; punch; push; shove; thrust boost; caprice; craving; drive; impetus; impulse; incentive; incitement; initiative; instigation; instinct; intuition; momentum; spur; start; stimulant; stimulation; stimulus; thrill; urge; urging; whim
pain blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper bread; loaf
petit coup blow; buffer; bump; bumper; clout; jab; knock; nudge; punch; push; shove; slap; smack; thrust; wallop; whopper clip; small slap; tap; touch
poussée blow; buffer; bump; bumper; jab; nudge; punch; push; shove; thrust ambition; aspirations; boost; drive; driving force; energy; flow; force; gin; impetus; impulse; incentive; influx; insistence; jenever; momentum; motive power; motor; propelling-force; propulsion; pushing; rush; soul; spirit; spunk; spur; squash; stampede; stimulus; strength; thoroughness; urgency
stimuler encouragement; motivation; stimulation; support
tape bang; blow; knock; slap; smack clip; impact; tag; tap; touch
tape de la main blow; lash; slap; smack; stroke; swipe
torgnole blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper punch
tuile blow; comedown; disappointment; letdown; mishap crest; ridge; roof tile; roof-ridge
téter sucking
- C; black eye; blast; bump; coke; gust; nose candy; puff; reversal; reverse; setback; shock; snow
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
activer blow; fan; stir up accelerate; activate; aggravate; arouse; awake; begin; blow the fire; boost; commence; encourage; encourage someone; excite; fan a flame; hasten; incite; initiate; inspire; instigate; introduce; introduce somebody to; motivate; motivate someone; poke; poke up; provoke; push on; put someone on to something; quicken; set; set in motion; set up; speed up; start; start off; start to; stimulate; stir; stir up; stoke up; strike up; support; take off; take on; undertake; urge
aigrir blow; destroy; ruin become bitter; embitter; get acid; make sour; sour; turn; turn sour
attiser blow; fan; stir up activate; aggravate; agitate; arouse; blow the fire; boost; budge; cheer on; churn; drag up; encourage; encourage someone; fan; fan a flame; fire; foment; incite; inspire; instigate; motivate; motivate someone; poke; poke up; provoke; push on; put someone on to something; rake up; shake someone awake; shake up; stimulate; stir; stir up; stoke up; strike into; urge
empoisonner blow; destroy; ruin contaminate; infect; poison; spoil; waste
enfieller blow; destroy; ruin
exaspérer blow; destroy; ruin embitter; sour; turn
faire du vent blow; blow hard; flap; flutter; snap; wave
faire monter blow; fan; stir up make rise; push on
ficher le camp be off; beat it; blow be off; beat it; break away; break away from; bugger off; bugger up; buzz off; clear off; clear out; dash away; dash off; desert; do a moonlight flit; duck out; elude; escape; fuck off; get; get away; get lost; get on; go astray; go away; go to hell; go with the wind; hurry away; hurry off; make a duck; move on; pack it; piss off; push off; run away; run off; scamper away; scamper off; scram; slip quietly into the night; squeeze out of it; walk away; walk off; walk out
filer be off; beat it; blow be off; break away; break away from; clear off; dash away; dash off; desert; do a moonlight flit; duck out; elude; escape; gallop; get away; go with the wind; haste; hasten; hurry; hurry away; hurry off; ladder; make a duck; move it; race; run; run away; run away from home; run off; rush; scamper; scamper away; scamper off; scoot; scuttle away; shadow; slip quietly into the night; speed up; sprint; squeeze out of it; tail; walk away; walk off; walk out; zoom
flotter au vent blow; flap; flutter; snap; wave
gâter blow; destroy; ruin botch up; decay; go bad; mangle; mess up; muck up; pamper; rot; spoil; spoil by worrying
haleter blow; gasp; pant; puff; wheeze gasp; pant for breath
irriter blow; destroy; ruin anger; annoy; cause irritation; chafe; disturb; enrage; give offence; grate; incense; irritate; nag; plane; smooth; upset; vex
jouer de la flûte blow; hum; whistle
poudroyer blow; fly about
ranimer blow; fan; stir up activate; aggravate; awake; blow the fire; cheer on; drag up; encourage; encourage someone; excite; fan a flame; fire; freshen; generate; get over; incite; inspire; motivate; motivate someone; poke up; rake up; reactivate; recover; refresh; revive; rouse; stimulate; stir up; stoke up; strike into
s'envoler blow; flap; flutter; snap; wave ascend; be off; be on the upgrade; become higher; become larger; blow up; bristle; burst off; climb; crack off; depart; develop; flare up; fly away; fly by; fly off; fly out; fly round; fly up; get away; go away; go up; go upward; grow; grow up; increase; leave; mount; rise; rise to the surface; spatter off; start; take off
s'envoler en poussière blow; fly about
se barrer be off; beat it; blow
se tirer be off; beat it; blow be off; break away from; clear off; desert; desert the army; do a moonlight flit; go with the wind; run away; run off; walk away; walk off; walk out
siffler blow; hum; whistle crackle; rustle; zoom
souffler blow; gasp; hum; pant; puff; wheeze; whistle breathe; breathe out; catch; caught; clasp; clutch; drag; draw breath; exchange confidences; grasp; grip; inhale; pilfer; prompt; reach; root; rout; rummage about; scratch; seize; slave away; slog away; snatch; snatch away; snout; stick; suggest; tell; toil and moil; whisper; whisper in someone's ear; yearn
souffler fortement blow; blow hard
souffler sur blow; fan; stir up
soulever la poussière blow; fly about
soupirer blow; gasp; pant; puff; wheeze gasp; have one's heart set on; heave a sigh; hope; languish; long for; pant for breath; pine; sigh; to want something very badly; yearn
stimuler blow; fan; stir up activate; aggravate; animate; arouse; awake; cheer on; drive; encourage; encourage someone; excite; fire; incite; inspire; motivate; motivate someone; poke up; prompt; provoke; push on; put someone on to something; shake someone awake; stimulate; stir up; stoke up; strike into; support; urge
sucer blow; give a blow-job; suck drain; gnaw; gulp; munch; nibble; nybble; peck; pick; suck; suck out
tisonner blow; fan; stir up blow the fire; boost; encourage; fan a flame; poke up; push on; stir up; stoke up
téter blow; give a blow-job; suck suck
venter blow; flap; flutter; snap; wave
voler blow; flap; flutter; fly about; snap; wave cadge; collar; deprive; expropriate; filch; float; fly; fly a machine; fly an aeroplane; go thieving; hover; loot; make off with; navigate; nick; pilfer; pillage; pinch; plunder; purloin; raid; rob; snatch; snatch away; snatch off; snitch; steal; swipe; take; take away
voleter blow; flap; flutter; snap; wave
voltiger blow; flap; flutter; snap; wave swirl; tightrope walking; vortex; whirl down; whirl up
- ball up; be adrift; blow out; bodge; bollix; bollix up; bollocks; bollocks up; botch; botch up; bumble; bungle; burn out; drift; fellate; float; flub; fluff; fumble; go down on; muck up; muff; screw up; shove along; shove off; spoil; squander; suck; waste
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
activer enable; turn on
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
choc impact

Verwante woorden van "blow":


Synoniemen voor "blow":


Antoniemen van "blow":


Verwante definities voor "blow":

  1. forceful exhalation through the nose or mouth1
    • he gave his nose a loud blow1
  2. a powerful stroke with the fist or a weapon1
    • a blow on the head1
  3. street names for cocaine1
  4. an unpleasant or disappointing surprise1
  5. an impact (as from a collision)1
  6. an unfortunate happening that hinders or impedes; something that is thwarting or frustrating1
  7. a strong current of air1
  8. exhale hard1
    • blow on the soup to cool it down1
  9. free of obstruction by blowing air through1
    • blow one's nose1
  10. burst suddenly1
  11. melt, break, or become otherwise unusable1
  12. shape by blowing1
  13. allow to regain its breath1
    • blow a horse1
  14. cause to be revealed and jeopardized1
    • The double agent was blown by the other side1
  15. lay eggs1
    • certain insects are said to blow1
  16. leave; informal or rude1
  17. be in motion due to some air or water current1
    • The leaves were blowing in the wind1
  18. spout moist air from the blowhole1
  19. cause to move by means of an air current1
  20. cause air to go in, on, or through1
  21. provide sexual gratification through oral stimulation1
  22. play or sound a wind instrument1
  23. make a sound as if blown1
  24. sound by having air expelled through a tube1
  25. spend lavishly or wastefully on1
  26. spend thoughtlessly; throw away1
  27. make a mess of, destroy or ruin1
  28. be blowing or storming1

Wiktionary: blow

blow
noun
  1. act of striking or hitting
verb
  1. to leave
  2. be very undesirable
  3. to squander
  4. to fellate
  5. to explode
  6. to blow a musical instrument to make it give a sound
  7. to cause to explode
  8. to produce an air current
blow
noun
  1. guerre|fr combat général entre deux armées.
  2. collision brusque, impact d’un corps avec un autre corps.
  3. Fruit du châtaignier (Castanea sativa), dont l’écorce est lisse, de couleur brune tirant un peu sur le rouge, enfermé à un, deux ou trois exemplaires dans une bogue, enveloppe dure et recouverte d'épines.
  4. impression que fait un corps sur un autre en le frappant.
  5. Action de souffler.
verb
  1. Décevoir
  2. maçonnerie|fr délayer du plâtre, du mortier avec de l’eau.
  3. Pousser l’air hors de la bouche
  4. Parler par ellipse de « souffler mot »
  5. Pousser, agiter l’air
  6. Grossir, enfler quelque chose en soufflant
Cross Translation:
FromToVia
• blow → souffler ↔ waaien — plaatsvinden van een sterke luchtstroming
• blow → dériver ↔ overdrijven — naar de overkant drijven
• blow → souffler ↔ blazen — een luchtstroom veroorzaken
• blow → coco; coca; blanche; belle dame; coke; neige; la fée blanche; la douce ↔ Koks — Jargon: Kokain
• blow → souffler ↔ blasen — ausstoßen von Luft aus dem Mund; etwas in die Luft bzw. Atmosphäre überleiten; in etwas hineinpusten
• blow → souffler ↔ pusten — umgangssprachlich: durch plötzliches heftiges Ausatmen einen starken Luftstrom erzeugen

Verwante vertalingen van blowing




Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1082 seconde
Page rendered in 1.0 seconds