Bandage in het Frans vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Frans: Meer gegevens...

bandage:
- bande Velpeau; bande; pansement; bandage; écharpe
- se draper dans
Wiktionary:
- bandage → sparadrap, pansement, bandage, bande
- bandage → bander, emmailloter, panser
- bandage → bandage, bande, bander, panser

Engels

Uitgebreide vertaling voor bandage (Engels) in het Frans

bandage:

bandage [the ~] zelfstandig naamwoord

the bandage (ligature; swathe)
la bande Velpeau; la bande; le pansement; le bandage
- bande Velpeau [la ~] zelfstandig naamwoord
- bande [la ~] zelfstandig naamwoord
- pansement [le ~] zelfstandig naamwoord
- bandage [le ~] zelfstandig naamwoord
the bandage (mitella; sling)
l'écharpe
- écharpe [la ~] zelfstandig naamwoord
the bandage
le bandage
- bandage [le ~] zelfstandig naamwoord
the bandage (swathing-band; swathe; swaddling bands)
la bande Velpeau; le bandage
- bande Velpeau [la ~] zelfstandig naamwoord
- bandage [le ~] zelfstandig naamwoord

to bandage werkwoord (bandages, bandaged, bandaging)

to bandage (swathe)
se draper dans
- se draper dans werkwoord

Conjugations for bandage:

present

bandage
bandage
bandages
bandage
bandage
bandage

simple past

bandaged
bandaged
bandaged
bandaged
bandaged
bandaged

present perfect

have bandaged
have bandaged
has bandaged
have bandaged
have bandaged
have bandaged

past continuous

was bandaging
were bandaging
was bandaging
were bandaging
were bandaging
were bandaging

future

shall bandage
will bandage
will bandage
shall bandage
will bandage
will bandage

continuous present

am bandaging
are bandaging
is bandaging
are bandaging
are bandaging
are bandaging

subjunctive

be bandaged
be bandaged
be bandaged
be bandaged
be bandaged
be bandaged

diverse

bandage!
let's bandage!
bandaged
bandaging

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor bandage:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bandage	bandage; ligature; swaddling bands; swathe; swathing-band	hair ribbon; headband; ribbon; sterilized gauze
bande	bandage; ligature; swathe	accumulation; assembling; band; bobbins; bunch; clan; clique; clutter; collection; coterie; couple; crowd; file; flounce; frill; gang; gathering; heel; horde; label; line; list; pair; party; private chat; rank; row; set; small circle; spools; strip; stripe; the two
bande Velpeau	bandage; ligature; swaddling bands; swathe; swathing-band
pansement	bandage; ligature; swathe	sterilized gauze; wound bandage
écharpe	bandage; mitella; sling	headcloth; headscarf; kerchief; sash; scarf; shawl; small shawl; tie; wrap
-	patch
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
se draper dans	bandage; swathe	blur; camouflage; conceal; cover; envelop; mantle; mask; shroud; swathe; veil; wrap
-	bind
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bande		tape

Verwante woorden van "bandage":

bandaging, bandages

Synoniemen voor "bandage":

patch; dressing; medical dressing
bind; fasten; fix; secure
dress

Verwante definities voor "bandage":

a piece of soft material that covers and protects an injured part of the body¹
dress by covering or binding¹
- The nurse bandaged a sprained ankle¹
- bandage an incision¹
wrap around with something so as to cover or enclose¹

Wiktionary: bandage

bandage

noun

medical binding
- bandage → sparadrap; pansement; bandage

bandage

noun

bande dont on serre, entoure ou enveloppe une partie du corps d’un homme ou d’un animal (chien, chat, etc.) malade ou blessé.
- bandage → bandage; swathe
Sorte de lien plat et large.
- bande → band; bandage; belt; strip
Tissu recouvert d’une sorte d’emplâtre agglutinatif.
- sparadrap → bandage

verb

(familier, fr) Occitanie|fr exaspérer, gonfler.
- bander → bandage; bind; blindfold; flex; be stretched tight; strech; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten; have a boner
mettre un petit enfant dans un maillot.
- emmailloter → bandage; wrap; swathe
Soigner une plaie, une blessure, lui faire un pansement.
- panser → curry-comb; dress; bandage

Cross Translation:

From	To	Via
• bandage	→ bandage	↔ Bandage — meist weiche, elastische Stoffstücke, mit denen Körperteile eingewickelt werden
• bandage	→ bande; bandage	↔ Fatsche — österreichisch, umgangssprachlich, regional: Verband oder Binde; Fasche
• bandage	→ bandage	↔ Verband — Medizin: eine Wundabdeckung
• bandage	→ bander	↔ bandagieren — (transitiv) mit Bandagen umwickeln; eine Bandage anlegen
• bandage	→ panser	↔ verbinden — Medizin: etwas, jemanden verbinden: etw., jmd. mit einer Binde abdecken, mit einem Verband versorgen

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van bandage