Overzicht
Engels naar Frans: Meer gegevens...
- toughen:
-
tough:
- difficile; dur; compliqué; pénible; péniblement; embarrassant; écrasant; lourd; étreignant; délicat; difficilement; accablant; oppressant; critique; gênant; assommant; pressant; avec peine; costaud; robuste; robustement; solide; fort; fortement; d'importance; dynamique; ferme; fermement; énergiquement; énergique; raide; guindé; insoumis; insubordonné; rebelle; récalcitrant; sec; tendineux
- brute; barbare
- Wiktionary:
Engels
Uitgebreide vertaling voor toughen (Engels) in het Frans
toughen:
-
to toughen (harden; steel; iron; become hard)
tremper; durcir-
tremper werkwoord (trempe, trempes, trempons, trempez, trempent, trempais, trempait, trempions, trempiez, trempaient, trempai, trempas, trempa, trempâmes, trempâtes, trempèrent, tremperai, tremperas, trempera, tremperons, tremperez, tremperont)
-
durcir werkwoord (durcis, durcit, durcissons, durcissez, durcissent, durcissais, durcissait, durcissions, durcissiez, durcissaient, durcîmes, durcîtes, durcirent, durcirai, durciras, durcira, durcirons, durcirez, durciront)
-
Conjugations for toughen:
present
- toughen
- toughen
- toughens
- toughen
- toughen
- toughen
simple past
- toughened
- toughened
- toughened
- toughened
- toughened
- toughened
present perfect
- have toughened
- have toughened
- has toughened
- have toughened
- have toughened
- have toughened
past continuous
- was toughening
- were toughening
- was toughening
- were toughening
- were toughening
- were toughening
future
- shall toughen
- will toughen
- will toughen
- shall toughen
- will toughen
- will toughen
continuous present
- am toughening
- are toughening
- is toughening
- are toughening
- are toughening
- are toughening
subjunctive
- be toughened
- be toughened
- be toughened
- be toughened
- be toughened
- be toughened
diverse
- toughen!
- let's toughen!
- toughened
- toughening
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor toughen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
durcir | become hard; harden; iron; steel; toughen | become hard; stiffen |
tremper | become hard; harden; iron; steel; toughen | dampen; dip; dip in; drench; immerse; impregnate; leave to soak; moisten; overturn; plunge in; push under; soak; wet |
Verwante woorden van "toughen":
Synoniemen voor "toughen":
Verwante definities voor "toughen":
tough:
-
tough (difficult; awkward; burdensome; hard; heavy; massive; stiff)
difficile; dur; compliqué; pénible; péniblement; embarrassant; écrasant; lourd; étreignant; délicat; difficilement; accablant; oppressant; critique; gênant; assommant; pressant; avec peine-
difficile bijvoeglijk naamwoord
-
dur bijvoeglijk naamwoord
-
compliqué bijvoeglijk naamwoord
-
pénible bijvoeglijk naamwoord
-
péniblement bijvoeglijk naamwoord
-
embarrassant bijvoeglijk naamwoord
-
écrasant bijvoeglijk naamwoord
-
lourd bijvoeglijk naamwoord
-
étreignant bijvoeglijk naamwoord
-
délicat bijvoeglijk naamwoord
-
difficilement bijvoeglijk naamwoord
-
accablant bijvoeglijk naamwoord
-
oppressant bijvoeglijk naamwoord
-
critique bijvoeglijk naamwoord
-
gênant bijvoeglijk naamwoord
-
assommant bijvoeglijk naamwoord
-
pressant bijvoeglijk naamwoord
-
avec peine bijvoeglijk naamwoord
-
-
tough (forceful)
costaud; robuste; robustement; solide; fort; fortement; d'importance-
costaud bijvoeglijk naamwoord
-
robuste bijvoeglijk naamwoord
-
robustement bijvoeglijk naamwoord
-
solide bijvoeglijk naamwoord
-
fort bijvoeglijk naamwoord
-
fortement bijvoeglijk naamwoord
-
d'importance bijvoeglijk naamwoord
-
-
tough (vigorous; drastic; strong; stout; powerful; robust; forceful; energetically; energetic; potent)
dynamique; ferme; fermement; énergiquement; énergique-
dynamique bijvoeglijk naamwoord
-
ferme bijvoeglijk naamwoord
-
fermement bijvoeglijk naamwoord
-
énergiquement bijvoeglijk naamwoord
-
énergique bijvoeglijk naamwoord
-
-
tough (tricky; aggravating; incriminating)
-
tough (rigid; stiff)
-
tough (refractory; tenacious; obstinate; cross-grained; persevering; stubborn; recalcitrant; heady; pig-headed; tacky; viscous; persistent; rebellious; tedious; boring; grumpy; sullen; unrelenting; unyielding; mindless; stupefied; dull; stern; surly; leathery; headstrong)
insoumis; insubordonné; rebelle; récalcitrant-
insoumis bijvoeglijk naamwoord
-
insubordonné bijvoeglijk naamwoord
-
rebelle bijvoeglijk naamwoord
-
récalcitrant bijvoeglijk naamwoord
-
-
tough (sinewy; stringy)
Vertaal Matrix voor tough:
Verwante woorden van "tough":
Synoniemen voor "tough":
Antoniemen van "tough":
Verwante definities voor "tough":
Wiktionary: tough
tough
Cross Translation:
adjective
-
Qui est dur comme du cuir, en parlant surtout de la viande.
-
Qui ne se laisse pas vaincre facilement.
-
Non facile, qui nécessite un grand effort.
-
Qui, par suite de sa fermeté, est difficile à pénétrer, à entamer.
-
Qui travaille beaucoup, qui aime le travail.
-
Qui a beaucoup de pouvoir.
-
Qui se fait avec peine, qui donne de la peine, de la fatigue.
-
Qui est fort, vigoureux, résistant.
-
qui résiste
-
Qui est rigide, sans indulgence.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tough | → mordicus; farouchement; acharné; acharnée; obstiné; opiniâtre; obstinée; tenace | ↔ hartnäckig — auf etwas eigensinnig, beharrlich, unnachgiebig bestehend |
• tough | → robuste | ↔ robust — hartem Umgang/Einsatz standhalten; qualitativ hochwertig |
• tough | → robuste | ↔ robust — unanfällig gegen Störung |
• tough | → costaud; costaude; dur; dure; exigeant; exigeante | ↔ taff — salopp: nicht empfindlich, nicht leicht irritierbar; abgehärtet und widerstandsfähig |
• tough | → épais; pâteux; visqueux | ↔ zäh — langsam, schwerfällig fließend |