Overzicht
Engels naar Frans: Meer gegevens...
-
rotten:
- mal; dépravé; dégénéré; pourri; passé; corrompu; perdu; perverti; ranci; immoral; moisi; putride; misérable; patraque; malheureux; désolant; fichu; morne; morose; malade; banal; méchant; grossier; crapuleux; ignoblement; grossière; cochon; vilain; infâme; bas; basse; dégueulasse; ignoble; méprisable; malpropre; crapuleusement; sale; vulgaire; vil; infect; trivial; grossièrement; bassement; bourbeux; terreux; bourbeuse; spongieux; mou; foutu; minablement; misérablement
-
Wiktionary:
- rotten → pourri, mauvais, mûr, piètre, vache
- rotten → pourri, croupir, putride, mal fichu, mal fichue, patraque, souffrant, souffrante, minable, dégueulasse
Engels
Uitgebreide vertaling voor rotten (Engels) in het Frans
rotten:
-
rotten (putrefied; depraved; degenerate; perverted; corrupt)
mal; dépravé; dégénéré; pourri; passé; corrompu; perdu; perverti; ranci; immoral; moisi; putride-
mal bijvoeglijk naamwoord
-
dépravé bijvoeglijk naamwoord
-
dégénéré bijvoeglijk naamwoord
-
pourri bijvoeglijk naamwoord
-
passé bijvoeglijk naamwoord
-
corrompu bijvoeglijk naamwoord
-
perdu bijvoeglijk naamwoord
-
perverti bijvoeglijk naamwoord
-
ranci bijvoeglijk naamwoord
-
immoral bijvoeglijk naamwoord
-
moisi bijvoeglijk naamwoord
-
putride bijvoeglijk naamwoord
-
-
rotten (miserable; wretched; naseaus)
-
rotten (nasty; banal; coarse; gross; trivial; vulgar; unsavoury; vapid; shabby; below the belt; unmannerly; trite; unsavory)
banal; méchant; grossier; crapuleux; ignoblement; grossière; cochon; vilain; infâme; bas; basse; dégueulasse; ignoble; méprisable; malpropre; crapuleusement; sale; vulgaire; vil; infect; trivial; grossièrement; bassement-
banal bijvoeglijk naamwoord
-
méchant bijvoeglijk naamwoord
-
grossier bijvoeglijk naamwoord
-
crapuleux bijvoeglijk naamwoord
-
ignoblement bijvoeglijk naamwoord
-
grossière bijvoeglijk naamwoord
-
cochon bijvoeglijk naamwoord
-
vilain bijvoeglijk naamwoord
-
infâme bijvoeglijk naamwoord
-
bas bijvoeglijk naamwoord
-
basse bijvoeglijk naamwoord
-
dégueulasse bijvoeglijk naamwoord
-
ignoble bijvoeglijk naamwoord
-
méprisable bijvoeglijk naamwoord
-
malpropre bijvoeglijk naamwoord
-
crapuleusement bijvoeglijk naamwoord
-
sale bijvoeglijk naamwoord
-
vulgaire bijvoeglijk naamwoord
-
vil bijvoeglijk naamwoord
-
infect bijvoeglijk naamwoord
-
trivial bijvoeglijk naamwoord
-
grossièrement bijvoeglijk naamwoord
-
bassement bijvoeglijk naamwoord
-
-
rotten (messy; smudged; gross; shabby; muck; seedy; grimy; grubby)
-
rotten (woolly; spongy; wooly)
-
rotten (awful; lousy)
foutu; minablement; fichu-
foutu bijvoeglijk naamwoord
-
minablement bijvoeglijk naamwoord
-
fichu bijvoeglijk naamwoord
-
-
rotten (miserable; awful)
misérable; malheureux; patraque; misérablement-
misérable bijvoeglijk naamwoord
-
malheureux bijvoeglijk naamwoord
-
patraque bijvoeglijk naamwoord
-
misérablement bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor rotten:
Verwante woorden van "rotten":
Synoniemen voor "rotten":
Antoniemen van "rotten":
Verwante definities voor "rotten":
Wiktionary: rotten
rotten
rotten
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• rotten | → pourri | ↔ faul — nicht mehr frisch; verrottet, verfault |
• rotten | → croupir; putride | ↔ faulig — bezogen auf Lebensmittel: verdorben, schlecht |
• rotten | → mal fichu; mal fichue; patraque; souffrant; souffrante | ↔ mies — umgangssprachlich; im Hinblick auf die körperliche Verfassung: unwohl, übel, elend |
• rotten | → minable; dégueulasse | ↔ mies — abwertend: |
• rotten | → pourri | ↔ morsch — von Holz: durch Fäulnis hohl und brüchig und dem Zerfall nahe |
• rotten | → dégueulasse; minable | ↔ schofel — umgangssprachlich abwertend: in empörender, verachtenswürdiger oder ähnlicher Art und Weise böse, minderwertig, niederträchtig, schäbig |
• rotten | → dégueulasse; minable | ↔ schofelig — umgangssprachlich abwertend: in empörender, verachtenswürdiger oder ähnlicher Art und Weise böse, minderwertig, niederträchtig, schäbig |
• rotten | → pourri | ↔ vergammelt — (umgangssprachlich) von Lebensmitteln: verdorben und somit nicht genießbar |