Home ->Woordenboeken ->Engels/Frans ->Zoek: fissure

Engelse en Franse zoekresultaten voor: fissure

Overzicht
Engels naar Frans:   Meer gegevens...
  1. fissure:
  2. Wiktionary:
Frans naar Engels:   Meer gegevens...
  1. fissure:
  2. fissurer:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor fissure (Engels) in het Frans

fissure:

fissure [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the fissure (cranny; crevice; opening; recess; space)
    la fissure; la fente; la crevasse; l'espace; l'interligne; le ravin; l'intervalle; le blanc; la pause
    • fissure [la ~] zelfstandig naamwoord
    • fente [la ~] zelfstandig naamwoord
    • crevasse [la ~] zelfstandig naamwoord
    • espace [le ~] zelfstandig naamwoord
    • interligne [la ~] zelfstandig naamwoord
    • ravin [le ~] zelfstandig naamwoord
    • intervalle [le ~] zelfstandig naamwoord
    • blanc [le ~] zelfstandig naamwoord
    • pause [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. the fissure (cleft; gap; cavity; )
    la crevasse; l'encoche
    • crevasse [la ~] zelfstandig naamwoord
    • encoche [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. the fissure (slot; gap; groove; )
    le sillon; la rainure; la crevasse; la tranchée; la fente; l'entrebâillement; le gouffre; la cannelure; la coupe-feu; le pare-feu; l'entaille; le précipice; le ravin; la gorge
  4. the fissure (ravine; canyon; cleft; gorge)
    le ravin
    • ravin [le ~] zelfstandig naamwoord
  5. the fissure (splitting; cracking)
    le clivage
    • clivage [le ~] zelfstandig naamwoord
  6. the fissure (cleft)
    la crevasse

Vertaal Matrix voor fissure:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blanc cranny; crevice; fissure; opening; recess; space
cannelure cleft; fissure; gap; groove; notch; slot; split; trench cartel; carving; furrow; groove; screw thread; thread
clivage cracking; fissure; splitting
coupe-feu cleft; fissure; gap; groove; notch; slot; split; trench firebreak; hacked path
crevasse cavity; cleft; cranny; crevice; cut-away; fissure; gap; gash; groove; hole; interstice; notch; opening; recess; saving; slot; space; split; trench cleft; crack; cracking; crash; flaw; mountain cleaves
encoche cavity; cleft; cranny; crevice; cut-away; fissure; gap; gash; hole; interstice; opening; saving cartel; cut; gash; groove; incision; indentation; nick; notch; score; slash
entaille cleft; fissure; gap; groove; notch; slot; split; trench cartel; cut; furrow; gash; groove; incised wound; incision; indentation; knife wound; nick; notch; score; slash; wound
entrebâillement cleft; fissure; gap; groove; notch; slot; split; trench crack; seam
espace cranny; crevice; fissure; opening; recess; space Windows Live Space; outer space; rooms; space; space character; spaces; universe; voids
fente cleft; cranny; crevice; fissure; gap; groove; notch; opening; recess; slot; space; split; trench crack; ditch; furrow; groove; gully; nicks; notches; scores; slash; slit; trench
fissure cranny; crevice; fissure; opening; recess; space crack; cracking; cracks; crash; ditch; flaw; groove; slit; splits; trench
gorge cleft; fissure; gap; groove; notch; slot; split; trench gullet; narrowness; stringency; throat; throttle; tightness; woman's breast
gouffre cleft; fissure; gap; groove; notch; slot; split; trench abyss; gulf; precipice; whirlpool
interligne cranny; crevice; fissure; opening; recess; space gap; interim; interline; interval; line space; spacing
intervalle cranny; crevice; fissure; opening; recess; space break; gap; interim; intermission; interval; little while; pause; period of time; recess; rest-break; space of time
pare-feu cleft; fissure; gap; groove; notch; slot; split; trench fender; firebreak; firewall; hacked path; mudguard; security-edge gateway; splash-board
pause cranny; crevice; fissure; opening; recess; space break; caesura; dinnertime; fracture; gap; incision; interim; intermission; interruption; interval; lunch; lunch break; lunch hour; lunch time; pause; pausing; playtime; recess; relaxation; rest-break; time for dinner
précipice cleft; fissure; gap; groove; notch; slot; split; trench
rainure cleft; fissure; gap; groove; notch; slot; split; trench cartel; carving; furrow; groove; nick; notch; rabbet; runway
ravin canyon; cleft; cranny; crevice; fissure; gap; gorge; groove; notch; opening; ravine; recess; slot; space; split; trench abyss; cleft; gulf; precipice
sillon cleft; fissure; gap; groove; notch; slot; split; trench ditch; facial line; furrow; groove; gully; line; slit; trench; wrinkle
tranchée cleft; fissure; gap; groove; notch; slot; split; trench furrow; groove; trench
- chap; cleft; crack; cranny; crevice; scissure
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
interligne leading; line spacing
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blanc ashen; blanc; blank; clear; colorless; colourless; crude; drained of colour; grey; grey-headed; off colour; pale; pallid; plain; unfinished; unmarked; unvarnished; unwritten; washed out; white; white as a sheet

Verwante woorden van "fissure":


Synoniemen voor "fissure":


Verwante definities voor "fissure":

  1. (anatomy) a long narrow slit or groove that divides an organ into lobes1
  2. a long narrow opening1
  3. a long narrow depression in a surface1
  4. break into fissures or fine cracks1

Wiktionary: fissure

fissure
noun
  1. a crack or opening, as in a rock
Cross Translation:
FromToVia
• fissure → décrochement; faille ↔ Kluft — tiefer Gesteinsriss, Spalt im Fels oder Erdboden
• fissure → entaille ↔ Schlitz — veraltet: Schnittwunde
• fissure → fissure; crevasse ↔ Spalte — schmaler Einschnitt, länglicher Riss



Frans

Uitgebreide vertaling voor fissure (Frans) in het Engels

fissure:

fissure [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la fissure (rupture; crevasse; fêlure; gerçure)
    the crack; the flaw; the cracking; the crash
    • crack [the ~] zelfstandig naamwoord
    • flaw [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cracking [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crash [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. la fissure (fente; crevasse; espace; )
    the fissure; the crevice; the opening; the recess; the cranny; the space
    • fissure [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crevice [the ~] zelfstandig naamwoord
    • opening [the ~] zelfstandig naamwoord
    • recess [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cranny [the ~] zelfstandig naamwoord
    • space [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. la fissure (fossé; creux; fente; carrière; sillon)
    the groove; the slit; the ditch; the trench
    • groove [the ~] zelfstandig naamwoord
    • slit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • ditch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trench [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. la fissure (déchirure)
    the cracks; the splits
    • cracks [the ~] zelfstandig naamwoord
    • splits [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor fissure:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
crack crevasse; fissure; fêlure; gerçure; rupture as; brisure; broyement; champion; coryphée; crac; crack; déflagration; détonation; entrebâillement; explosion; fente; fêlure
cracking crevasse; fissure; fêlure; gerçure; rupture clivage; craquement; crépitement
cracks déchirure; fissure boums; coups; coups secs; déchirures; fentes; fissures; fractions; incisions
cranny blanc; crevasse; espace; fente; fissure; interligne; intervalle; pause; ravin crevasse; encoche
crash crevasse; fissure; fêlure; gerçure; rupture abordage; accrochage; amoindrissement; baisse; boum; choc; chute; chute de la bourse; collision; coup; coup violent; descente; diminution; déclin; décroissance; décrue; effondrement; fracas; grondement; heurt; incident; krach; lourde chute; éclat; écroulement
crevice blanc; crevasse; espace; fente; fissure; interligne; intervalle; pause; ravin crevasse; encoche
ditch carrière; creux; fente; fissure; fossé; sillon chenal; fossé; passe
fissure blanc; crevasse; espace; fente; fissure; interligne; intervalle; pause; ravin cannelure; clivage; coupe-feu; crevasse; encoche; entaille; entrebâillement; fente; gorge; gouffre; pare-feu; précipice; rainure; ravin; sillon; tranchée
flaw crevasse; fissure; fêlure; gerçure; rupture bévue; coup manqué; défaut; déficit; errance; erreur; faiblesse; faute; gaffe; imperfection; impuissance; incommodité; infirmité légère; lacune; lapsus; maladie légère; manque; méprise; petit mal; sensibilité; égarement
groove carrière; creux; fente; fissure; fossé; sillon balafre; cannelure; carrière; chenal; coche; coulisse; coupe-feu; coupure; crevasse; césure; encoche; entaille; entrebâillement; estafilade; fente; feuillure; fosse; fossé; gorge; gouffre; incision; pare-feu; passe; précipice; rainure; ravin; ride; sillon; taillade; tranchée
opening blanc; crevasse; espace; fente; fissure; interligne; intervalle; pause; ravin amorce; commencement; crevasse; dilatation; débouché; début; décollage; démarrage; départ; encoche; endroit faible dans la glace; marché; origine; ouverture
recess blanc; crevasse; espace; fente; fissure; interligne; intervalle; pause; ravin baisse des salaires; entracte; heure du déjeuner; intermittence; intervalle; pause; pause de midi; pause du midi; pause-déjeuner; relâchement; repos; réduction; réduction de dépenses; vacances parlementaires; économie
slit carrière; creux; fente; fissure; fossé; sillon fente
space blanc; crevasse; espace; fente; fissure; interligne; intervalle; pause; ravin cosmos; distance; délai; espace; espace aérien; espace blanc; laps de temps; période; temps d'écoulement; tout; univers; éloignement
splits déchirure; fissure déchirures; fentes; fissures; incisions; séparation
trench carrière; creux; fente; fissure; fossé; sillon cannelure; coupe-feu; crevasse; entaille; entrebâillement; fente; fossé; gorge; gouffre; pare-feu; précipice; rainure; ravin; sape; sentier coupé; sillon; tranchée
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
crack briser; casser; cliver; craquer; craqueter; dissocier; décoder; détacher; détoner; enfoncer; exploser; faire claquer; faire un bruit de craquement; fendre; fissurer; forcer; fracturer; fêler; gronder; hacher; ouvrir brusquement; rompre; scinder; se fendiller; se fendre; squattériser; séparer; tonner; violer domestic; écarter; éclater; éclater en morceaux
crash accrocher; choquer; cogner; donner contre; décomposer; gâcher; heurter; mourir victime d'un accident; pourrir; périr; s'effondrer; s'écraser; s'écrouler; se bloquer; se cogner; se corroder; se décomposer; se gâter; se heurter; se putréfier; se rentrer dedans; se tuer dans un accident; subir un choc; tomber en pourriture; tomber en ruine
groove graver; inciser
space espacer; munir d'espaces
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opening introduisant

Synoniemen voor "fissure":


Wiktionary: fissure

fissure
noun
  1. Petite fente.
fissure
noun
  1. crack or breach
  2. a crack or opening, as in a rock
  3. narrow crack
  4. narrow opening
  5. thin space opened in a previously solid material
  6. opening made or as if made by splitting
Cross Translation:
FromToVia
• fissure → cleft; fissure; crevasse; crack; crevice ↔ Spalte — schmaler Einschnitt, länglicher Riss

fissuré:


Synoniemen voor "fissuré":


fissure vorm van fissurer:

fissurer werkwoord (fissure, fissures, fissurons, fissurez, )

  1. fissurer (fendre; scinder; hacher; )
    to split; to cleave; to chop into small pieces; to crack; to chop; split open; to chop up
    • split werkwoord (splits, split, splitting)
    • cleave werkwoord (cleaves, cleft, cleaving)
    • chop into small pieces werkwoord (chops into small pieces, chopped into small pieces, chopping into small pieces)
    • crack werkwoord (cracks, cracked, cracking)
    • chop werkwoord (chops, chopped, chopping)
    • split open werkwoord
    • chop up werkwoord (chops up, chopped up, chopping up)
  2. fissurer (cliver; trancher; se fendre; )
    to cleave; to hew through; to cut
    • cleave werkwoord (cleaves, cleft, cleaving)
    • hew through werkwoord (hews through, hewed through, hewing through)
    • cut werkwoord (cuts, cut, cutting)

Conjugations for fissurer:

Présent
  1. fissure
  2. fissures
  3. fissure
  4. fissurons
  5. fissurez
  6. fissurent
imparfait
  1. fissurais
  2. fissurais
  3. fissurait
  4. fissurions
  5. fissuriez
  6. fissuraient
passé simple
  1. fissurai
  2. fissuras
  3. fissura
  4. fissurâmes
  5. fissurâtes
  6. fissurèrent
futur simple
  1. fissurerai
  2. fissureras
  3. fissurera
  4. fissurerons
  5. fissurerez
  6. fissureront
subjonctif présent
  1. que je fissure
  2. que tu fissures
  3. qu'il fissure
  4. que nous fissurions
  5. que vous fissuriez
  6. qu'ils fissurent
conditionnel présent
  1. fissurerais
  2. fissurerais
  3. fissurerait
  4. fissurerions
  5. fissureriez
  6. fissureraient
passé composé
  1. ai fissuré
  2. as fissuré
  3. a fissuré
  4. avons fissuré
  5. avez fissuré
  6. ont fissuré
divers
  1. fissure!
  2. fissurez!
  3. fissurons!
  5. fissuré
  6. fissurant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor fissurer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chop côtelette
crack as; brisure; broyement; champion; coryphée; crac; crack; crevasse; déflagration; détonation; entrebâillement; explosion; fente; fissure; fêlure; gerçure; rupture
cut baisse des salaires; balafre; coche; coupe; coupure; cran; césure; diffamation; diminution; déshonneur; encoche; entaille; estafilade; incision; rabais; raccourcissement; remise; réduction; réduction de dépenses; taillade; taille; économie; élagage
split cannelure; coupe-feu; crevasse; dissociation; déchirure; décousure; dédoublement; entaille; entrebâillement; fendre; fente; gorge; gouffre; pare-feu; partie décousue; précipice; rainure; ravin; scission; sillon; tranchée
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chop cliver; fendre; fissurer; hacher; scinder; se fendiller; se fendre hacher; hacher fin; hacher menu
chop into small pieces cliver; fendre; fissurer; hacher; scinder; se fendiller; se fendre
chop up cliver; fendre; fissurer; hacher; scinder; se fendiller; se fendre hacher menu
cleave cliver; couper; crevasser; fendiller; fendre; fissurer; hacher; lézarder; scinder; se cliver; se fendiller; se fendre; trancher cliver; dissocier; séparer
crack cliver; fendre; fissurer; hacher; scinder; se fendiller; se fendre briser; casser; cliver; craquer; craqueter; dissocier; décoder; détacher; détoner; enfoncer; exploser; faire claquer; faire un bruit de craquement; forcer; fracturer; fêler; gronder; ouvrir brusquement; rompre; squattériser; séparer; tonner; violer domestic; écarter; éclater; éclater en morceaux
cut cliver; couper; crevasser; fendiller; fendre; fissurer; lézarder; se cliver; se fendiller; se fendre; trancher aborder; alléguer; cingler; cisailler; citer; coiffer; couper; couper en deux; créneler; diviser; donner un coup de ciseaux; découper; entailler; entamer; entrecouper; faire des entailles; faire un clic; fouetter; graver sur bois; invoquer; mettre en avant; mettre sur la table; mettre sur le tapis; mordre; piquer; proposer; présenter; raccourcir; sculpter sur bois; soulever; tailler; trancher
hew through cliver; couper; crevasser; fendiller; fendre; fissurer; lézarder; se cliver; se fendiller; se fendre; trancher
split cliver; fendre; fissurer; hacher; scinder; se fendiller; se fendre cliver; couper; dissocier; décamper; découper en morceaux; découpler; détacher; fissionner; foutre le camp; fractionner; séparer
split open cliver; fendre; fissurer; hacher; scinder; se fendiller; se fendre enfoncer; ouvrir à coups de hache
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cut coupé; rendu chaste; rendu pudique
split bifurqué; fendu

Synoniemen voor "fissurer":


fissurée:


Synoniemen voor "fissurée":

  • poreuse; perméable; spongieuse; ouverte

Verwante vertalingen van fissure







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0938 seconde
Page rendered in 1.0 seconds