Overzicht
Engels naar Frans: Meer gegevens...
- sale:
-
Wiktionary:
- sale → vente, affaire, soldes, liquidation, abattement, solde
- sale → vente
Frans naar Engels: Meer gegevens...
-
sale:
- dirty; despicable; grubby; grimy; churlish; obscene; cunning; smooth; sleek; slithery; bald; smoothly; icy; slippery; immoral; lack of moral; sloppy; shoddy; slovenly; dowdy; messy; malicious; stained; unwashed; soiled; dingy; mucky; sallow; banal; coarse; gross; trivial; vulgar; unsavoury; vapid; shabby; nasty; below the belt; rotten; unmannerly; trite; unsavory
- salé:
- saler:
- Wiktionary:
Engels
Uitgebreide vertaling voor sale (Engels) in het Frans
sale:
-
the sale (auction; public sale; sale by auction; auction day)
-
the sale (clearance sale; end-of-season sales; sales)
la soldes; le soldes de fins de séries; la braderie; la liquidation totale; la soldes de liquidation; la liquidation -
the sale (end-of-season sale; sales; clearance sale)
-
the sale
-
the sale
– The exchange of products or services for money. 1
Vertaal Matrix voor sale:
Verwante woorden van "sale":
Synoniemen voor "sale":
Verwante definities voor "sale":
Wiktionary: sale
sale
Cross Translation:
noun
sale
-
exchange of goods or services for currency or credit
- sale → vente
-
particular opportunity for a sale
- sale → affaire
-
sale of goods at reduced prices
- sale → soldes; liquidation
-
act of putting up for auction to the highest bidder
- sale → vente
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• sale | → vente | ↔ Verkauf — der Akt des Verkaufens (Betonung 1) |
Verwante vertalingen van sale
Frans
Uitgebreide vertaling voor sale (Frans) in het Engels
sale:
-
sale (crasseux; dégoûté; dégueulasse; dégoûtant; malpropre; salement; défraîchi; malproprement; mal débarbouillé)
dirty; despicable; grubby; grimy; churlish-
dirty bijvoeglijk naamwoord
-
despicable bijvoeglijk naamwoord
-
grubby bijvoeglijk naamwoord
-
grimy bijvoeglijk naamwoord
-
churlish bijvoeglijk naamwoord
-
-
sale (obscène; grossier; crasseux; malpropre; indécent; immoral; dégoûtant; salement; indécemment; immoralement)
obscene; cunning; smooth; sleek; slithery; bald; smoothly; icy; slippery; immoral; lack of moral-
obscene bijvoeglijk naamwoord
-
cunning bijvoeglijk naamwoord
-
smooth bijvoeglijk naamwoord
-
sleek bijvoeglijk naamwoord
-
slithery bijvoeglijk naamwoord
-
bald bijvoeglijk naamwoord
-
smoothly bijwoord
-
icy bijvoeglijk naamwoord
-
slippery bijvoeglijk naamwoord
-
immoral bijvoeglijk naamwoord
-
lack of moral bijvoeglijk naamwoord
-
-
sale (malpropre; cochon; dégueulasse; débraillé; comme une salope; mal débarbouillé; gris; terne; douteux; grisâtre; salement; déguenillé; dégoûtant; blême; dégoûté; crasseux; malproprement; défraîchi)
-
sale (débraillé; négligé; malpropre; négligemment; crasseux)
-
sale (maligne; gris; obscur; terne; blême; grisâtre; crasseux)
-
sale (taché; maculé)
-
sale (pas lavé)
-
sale (taché; sali; entaché; souillé; malpropre; tacheté)
-
sale (crapuleux; banal; méchant; grossier; ignoblement; grossière; cochon; vilain; infâme; bas; basse; dégueulasse; ignoble; méprisable; malpropre; crapuleusement; vulgaire; vil; infect; trivial; grossièrement; bassement)
banal; coarse; gross; trivial; vulgar; unsavoury; vapid; shabby; nasty; below the belt; rotten; unmannerly; trite; unsavory-
banal bijvoeglijk naamwoord
-
coarse bijvoeglijk naamwoord
-
gross bijvoeglijk naamwoord
-
trivial bijvoeglijk naamwoord
-
vulgar bijvoeglijk naamwoord
-
vapid bijvoeglijk naamwoord
-
shabby bijvoeglijk naamwoord
-
nasty bijvoeglijk naamwoord
-
below the belt bijvoeglijk naamwoord
-
rotten bijvoeglijk naamwoord
-
unmannerly bijvoeglijk naamwoord
-
trite bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor sale:
Synoniemen voor "sale":
Wiktionary: sale
sale
Cross Translation:
adjective
sale
-
Qui est malpropre, qui n’est pas net, en parlant des personnes ou des choses. (Sens général).
- sale → dirty
adjective
-
offensive or worthless
-
of color: discolored by impurities
-
illegal, improper
-
dishonourable, violating standards or rules
-
covered with or containing dirt
-
Unclean; impure; polluted; unholy
-
unwashed, dirty, disorderly
-
dirty
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• sale | → filthy; dirty | ↔ vuil — niet schoon |
• sale | → dirty | ↔ vies — smerig |
• sale | → dirty; filthy | ↔ smerig — Bijzonder vuil |
• sale | → dirty; filthy | ↔ schmutzig — nicht sauber, mit Schmutz behaftet |
salée:
Synoniemen voor "salée":
salé:
-
salé (salin)
-
salé
well-seasoned; salty; tasty; spicy-
well-seasoned bijvoeglijk naamwoord
-
salty bijvoeglijk naamwoord
-
tasty bijvoeglijk naamwoord
-
spicy bijvoeglijk naamwoord
-
-
salé (saumuré)
-
salé (piquant; relevé; épicé; croustillant; poivré)
-
salé (épicé; aromatique; relevé; pimenté; assaisonné; piquant; fort; corsé)
Vertaal Matrix voor salé:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
salt | loup de mer; sel | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
salt | avaler; confire; conserver; décaper; faire des conserves de; foutre le camp; mariner; mettre dans la saumure; mettre en conserve; mettre en salaison; refouler; répandre du sel sur; saler; saumurer; se dissoudre; être dans la saumure | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
corned | salé; saumuré | |
piquant | croustillant; piquant; poivré; relevé; salé; épicé | piquant; âcre; âpre; épicé |
salt | salé; saumuré | |
salty | salin; salé | salifère; salin |
spicy | aromatique; assaisonné; corsé; fort; pimenté; piquant; relevé; salé; épicé | pimenté; piquant; poivré; âcre; âpre; épicé |
tasty | salé | alléchant; appétissant; bien; bon; délectable |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
spiced | aromatique; assaisonné; corsé; fort; pimenté; piquant; relevé; salé; épicé | pimenté; piquant; poivré; âcre; âpre; épicé |
well-seasoned | salé |
Synoniemen voor "salé":
sale vorm van saler:
saler werkwoord (sale, sales, salons, salez, salent, salais, salait, salions, saliez, salaient, salai, salas, sala, salâmes, salâtes, salèrent, salerai, saleras, salera, salerons, salerez, saleront)
-
saler (saumurer; refouler; se dissoudre; être dans la saumure; avaler; conserver; confire; décaper; mariner; foutre le camp; mettre en conserve; faire des conserves de; mettre dans la saumure; répandre du sel sur)
-
saler (mettre en salaison; saumurer)
-
saler (mariner; épicer; pimenter; macérer)
Conjugations for saler:
Présent
- sale
- sales
- sale
- salons
- salez
- salent
imparfait
- salais
- salais
- salait
- salions
- saliez
- salaient
passé simple
- salai
- salas
- sala
- salâmes
- salâtes
- salèrent
futur simple
- salerai
- saleras
- salera
- salerons
- salerez
- saleront
subjonctif présent
- que je sale
- que tu sales
- qu'il sale
- que nous salions
- que vous saliez
- qu'ils salent
conditionnel présent
- salerais
- salerais
- salerait
- salerions
- saleriez
- saleraient
passé composé
- ai salé
- as salé
- a salé
- avons salé
- avez salé
- ont salé
divers
- sale!
- salez!
- salons!
- salé
- salant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles