Home ->Woordenboeken ->Engels/Frans ->Zoek: commerce

Engelse en Franse zoekresultaten voor: commerce

Overzicht
Engels naar Frans:   Meer gegevens...
  1. commerce:
  2. Wiktionary:
Frans naar Engels:   Meer gegevens...
  1. commerce:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor commerce (Engels) in het Frans

commerce:

commerce [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the commerce (business; trade)
    le commerce; la marchandise; le négoce; le trafic; l'échange; l'affaires
  2. the commerce (merchandise; commodity; business; trade)
    la marchandise

Vertaal Matrix voor commerce:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
affaires business; commerce; trade activity; affairs; articles; bits & pieces; bits and pieces; brooding; business; deep-thinking; goods; items; matters; occupation; possesions; pursuit; reverie; stuff; things; work; worldly goods
commerce business; commerce; trade activity; dealing; goods trade; market; market place; merchant skill; occupation; pursuit; salesmanship; shop-premises; trade; trading; trafficking; work
marchandise business; commerce; commodity; merchandise; trade article; article of consumption; articles; commercial product; commodities; commodity; consumer article; good; goods; merchandise; produce; stuff; trade; trading item; ware; wares
négoce business; commerce; trade dealing; trading; trafficking
trafic business; commerce; trade contraband trade; dealing; illicit trade; network traffic; public transport; smuggle; smuggling; trading; traffic; trafficking
échange business; commerce; trade alteration; altering; barter; bartering; change; change of; change of form; changing; conversion; deputizing; exchange; goods trade; haggling; interchanges; market; market place; permutation; reformation; remodelling; replacement; shady dealings; substitute; swap; swapping; switch; switch-over; swop; trade-in; trading; transfer; transformation; transposition; wheeling and dealing
- commercialism; mercantilism
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
échange interchange

Synoniemen voor "commerce":

  • commercialism; mercantilism; transaction; dealing; dealings
  • Department of Commerce; Commerce Department; Commerce; DoC; executive department
  • conversation

Verwante definities voor "commerce":

  1. transactions (sales and purchases) having the objective of supplying commodities (goods and services)1
  2. social exchange, especially of opinions, attitudes, etc.1

Wiktionary: commerce

commerce
noun
  1. coitus
  2. large scale trade
commerce
Cross Translation:
FromToVia
• commerce → commerce ↔ handel — de in- en verkoop van goederen
• commerce → commerce ↔ commercie — handel|nld de verhandeling van goederen en diensten
• commerce → commerce ↔ Handel — der Kauf oder Verkauf von Waren

Commerce:


Vertaal Matrix voor Commerce:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- Commerce Department; Department of Commerce; DoC

Verwante definities voor "Commerce":

  1. the United States federal department that promotes and administers domestic and foreign trade (including management of the census and the patent office); created in 19131

Verwante vertalingen van commerce



Frans

Uitgebreide vertaling voor commerce (Frans) in het Engels

commerce:

commerce [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le commerce (négoce; marchandise; trafic; échange; affaires)
    the commerce; the business; the trade
    • commerce [the ~] zelfstandig naamwoord
    • business [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trade [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. le commerce (commerce des marchandises; marché; échange)
    the market; the market place; the goods trade
  3. le commerce (marchandise)
    the trade
    • trade [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. le commerce (trafic; métier; entreprise; négoce)
    the trading; the trafficking; the dealing
  5. le commerce (immeuble-magasin; magasin)
    the shop-premises
  6. le commerce (occupation; activité; occupations; )
    the occupation; the pursuit; the activity; the work
    • occupation [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pursuit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • activity [the ~] zelfstandig naamwoord
    • work [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. le commerce (métier commercial; affaire)
    the salesmanship; the merchant skill

Vertaal Matrix voor commerce:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
activity activité; activités; affaire; affaires; commerce; emploi; fonction; métier; occupation; occupations; profession activité; activité Windows Workflow Foundation; activité de workflow; activité professionnelle; affairement; turbulence
business affaires; commerce; marchandise; négoce; trafic; échange activités; affaire; affaires; association; cas; commerces; compagnie; entreprise; entreprise commerciale; entreprise de détail; exploitation; fait; firme; histoires; incident; maison de commerce; marchandise; problème; question; société; vie économique; événement
commerce affaires; commerce; marchandise; négoce; trafic; échange marchandise
dealing commerce; entreprise; métier; négoce; trafic
goods trade commerce; commerce des marchandises; marché; échange
market commerce; commerce des marchandises; marché; échange Bourse; Bourse des valeurs; baisse des salaires; débouché; marché; réduction; réduction de dépenses; économie
market place commerce; commerce des marchandises; marché; échange
merchant skill affaire; commerce; métier commercial
occupation activité; activités; affaire; affaires; commerce; emploi; fonction; métier; occupation; occupations; profession activité; appropriation; emploi; entreprise de détail; fonction; habitation; métier; occupation; prise de possession; profession
pursuit activité; activités; affaire; affaires; commerce; emploi; fonction; métier; occupation; occupations; profession chasse; poursuite
salesmanship affaire; commerce; métier commercial
shop-premises commerce; immeuble-magasin; magasin
trade affaires; commerce; marchandise; négoce; trafic; échange activités; marchandise; métier; profession
trading commerce; entreprise; métier; négoce; trafic vente; échange
trafficking commerce; entreprise; métier; négoce; trafic
work activité; activités; affaire; affaires; commerce; emploi; fonction; métier; occupation; occupations; profession action; activité; besogne; boulot; corvée; emploi; fonction; job; labeur; le fait d'agir; mission; métier; occupation; profession; travail; tâche
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trade alterner; altérer; changer; changer de place; faire du commerce; faire un échange; permuter; remettre en état; renouveler; rénover; se substituer à; substituer; troquer; échanger; échanger contre
work agir; avoir du travail; effectuer; exécuter; faire marcher; faire un procès à; manipuler; mettre en marche; opérer; procéder; rancuner; réaliser; s'occuper de; s'y prendre; travailler; élucubrer
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dealing commerçant; faisant des affaires
trading commerçant; faisant des affaires
trafficking commerçant; faisant des affaires

Synoniemen voor "commerce":


Wiktionary: commerce

commerce
noun
  1. trafic, négoce de marchandises, d’argent, en gros ou au détail.
commerce
noun
  1. large scale trade
  2. buying and selling
Cross Translation:
FromToVia
• commerce → trading; business; trade; commerce ↔ handel — de in- en verkoop van goederen
• commerce → trade; commerce ↔ commercie — handel|nld de verhandeling van goederen en diensten
• commerce → business; commerce ↔ Handel — der Kauf oder Verkauf von Waren

Verwante vertalingen van commerce







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0883 seconde
Page rendered in 1.0 seconds